Van Boudewijn met de ijzeren arm (862-879)
De eerste ‘echte’ graaf van het meest westelijke deel van Noord-Belgica was Boudewijn met de ijzeren arm, of Boudewijn de IJzere, die ca. 840 werd geboren. Het is niet zeker of hij gouwgraaf van de gouw Flandria was of van een andere gouw daar in de buurt, maar door zijn bemoeienis met Flandria zou het belang van het kleine gebied voor het eerst aanzienlijk worden. Die bemoeienis was het gevolg van een romance.
Judith en Boudewijn leerden elkaar kennen toen Boudewijn het klooster bezocht, en ze werden verliefd op elkaar. Karel de Kale voelde echter niets voor Boudewijn als schoonzoon. Zijn dochter was een gekroonde koningin, Boudewijn alleen maar een gouwgraaf. Tijdens de kerstdagen van 861 vluchtten Judith en Boudewijn met hulp van haar broer Lodewijk, de latere koning Lodewijk II (846-879), naar het midden-Frankische rijk waar koning Lotharius II (835-869) de scepter zwaaide. Die had nog een rekening te vereffenen met zijn oom Karel de Kale en verleende de twee gelieven met genoegen onderdak. Hij liet hen zelfs door zijn eigen geestelijkheid trouwen.
Voor Judith kan de vlucht met Boudewijn de bevrijding uit haar toestand van gevangenschap betekend hebben. Maar het zou de twee gelieven misschien geen recht doen om hen alleen zulke nuchtere motieven toe te schrijven. Voorlopig leek er nog weinig kans te zijn dat Boudewijn ooit Karel de Kale zou opvolgen, want de koning was razend. Hij onteigende alle bezittingen van Boudewijn, liet hen allebei in de ban doen en eiste hun uitlevering op grond van een verdrag uit 860, waarin hij en Lotharius zich hadden verplicht tot wederzijdse uitlevering van misdadigers. Daarop vluchtten Boudewijn en Judith naar Rome om bij paus Nicolaas I hun zaak te bepleiten. Nicolaas meende dat er geen sprake was van een misdrijf omdat Judith vrijwillig met Boudewijn was meegegaan en dat er dus geen reden was hen in de ban te doen. Bovendien dreigde Boudewijn dat hij, als hem geen recht werd gedaan, zou gaan samenwerken met de Noormannen.
…tot Frans II (1792-1795)
In feite werden de Zuidelijke Nederlanden net zozeer een melkkoe voor hem als ze voor de Fransen waren geweest, en weer kwam de bevolking in verzet. Maar de inwoners van Vlaanderen, Brabant en de andere gewesten hadden geen enkele invloed op wat er met hen en hun land gebeurde in het oorlogsgeweld van elkaar bestrijdende grote landen.

Op 26 juni 1794 versloegen de Fransen de troepen van keizer Frans definitief bij Fleurus, en het jaar daarop werden de Lage Landen inderdaad door Frankrijk ingelijfd. Toen kwam het leegplunderen van Vlaanderen pas echt op gang. Kleding, schoeisel, wapens en paarden werden afgevoerd naar de onverzadigbare legers van Napoleon Bonaparte, arbeiders en soldaten werden gedwongen om voor de Fransen te werken, boetes, gijzelneming en gevangenschap wachtten iedereen die zich verzette. ‘Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap’ waren mooie begrippen, maar ze golden alleen voor een selecte groep Fransen.
Boek: Graven van Vlaanderen – Vlaamse vorsten in woord en beeld (862-1795)