Koene ridders, maagdelijke jonkvrouwen, versterkte burchten en vrome monniken, het zijn de vaste ingrediënten in onze beeldvorming van de Middeleeuwen. Hoog tijd om dat stereotiepe beeld wat bij te kleuren vindt historicus Jozef Janssens in zijn boek De liederlijke Middeleeuwen.
Ter inleiding neemt de auteur de lezer mee naar de West-Vlaamse stad Ieper. Daar, in het Yper museum, bevindt zich een unieke schat van enkele honderden loodtinnen sierspelden. Het zijn geen peperdure juwelen, maar een soort goedkope insignes die te koop waren op kermissen en markten.
Merkwaardig is dat er heel wat erotische afbeeldingen tussen zitten: van een wandelende fallus tot een gevleugelde vagina. Meteen een kennismaking met een verrassende kant van de Middeleeuwen. Een tijdperk dat minder hoofs en devoot was dan middeleeuwse literatuur en manuscripten suggereren.
Wat volgt is een rijk gestoffeerde uiteenzetting, uitvoerig geïllustreerd met tekstfragmenten en afbeeldingen uit middeleeuwse manuscripten. Jozef Janssens deed zijn research in een hele reeks archieven, bibliotheken en monumenten op diverse locaties in Europa. Van de Lage Landen tot Italië, Frankrijk, Duitsland, Engeland en Spanje. Telkens op zoek naar concrete sporen van de liederlijke Middeleeuwen.
Manuscripten en marginaaltjes
In de Bibliothéque Nationale van Parijs vindt hij een manuscript van de middeleeuwse bestseller Le Roman de la Rose. Het is een tweeslachtig werk, zo blijkt. Een deel is een verfijnde lofzang op de hoofse liefde, een ander deel eerder een satirische encyclopedie vol dubbelzinnigheden waarin de liefdesleer een stuk brutaler aan bod komt.
Het veertiende-eeuwse manuscript werd bovendien kunstig verlucht met in de rand van de tekst allerlei erotische scènes. Dergelijke ‘marginaaltjes’ duiken ook op in andere handschriften en maken duidelijk dat frivoliteit en erotiek allerminst uitzonderlijk waren in de middeleeuwse literatuur en vertelkunst.
Ook de rondreizende troubadours konden brutaal uit de hoek komen en bedienden zich van een abrupte afwisseling van tegengestelde werelden, van hoofs naar volks. Evengoed gebeurde dit in de abele spelen die op volksfeesten werden opgevoerd. Na de ernst van een liefdesverhaal volgde doorgaans de burleske, dubbelzinnige humor van een klucht. Zelfs in de getijden- en gebedenboeken duiken sensuele en scabreuze taferelen op. Zo is het beroemde Gruuthuuse Gebedenboek eigenlijk een codex met allegorische gedichten en minne- en dansliederen. Naast diep religieuze liederen staan er meer wereldse varianten in, vaak vol dubbelzinnigheden en seksuele allusies.
Die tweeslachtigheid duikt ook op in meer wetenschappelijk getinte literatuur. Zo is Der Vrouwen Heimlicheid een laat-middeleeuws leerdicht waarin de vrouwelijke anatomie centraal staat. Het lijkt een wetenschappelijk traktaat over gynaecologie maar bevat net zo goed lyrische intermezzo’s met erotische ontboezemingen. Het werkje eindigt met een goede raad die de auteur vond bij de Perzische arts Al-Razi (865-925):
Daarom zegt Razes kort en goed,
Dat men eerst spelen moet met vrouwen
Om het verlangen op te drijven,
Voordat men haar ten bijslaap neemt,
En ’k zeg het na: aanvaard die leer.
De liederlijke Middeleeuwen manifesteren zich niet enkel in literatuur. Ook in de architectuur duikt her en der en vleug speelse erotiek op. Zo kunnen pelgrims naar Santiago de Compostela zich tot op vandaag verbazen over de erotische kapitelen en kraagstenen in enkele romaanse kerkjes langs de beroemde pelgrimsroute in het Noorden van Spanje.
Victoriaanse preutsheid
De vele voorbeelden die Janssens aanhaalt maken duidelijk dat de middeleeuwse cultuur allerminst eenduidig was. Hoofse liefde en primitieve lust, devote gezangen versus rauwe drink- en dansliederen bestonden naast elkaar. Net als de erotische insignes en obscene miniaturen relativeren ze het idealistische beeld van de Middeleeuwen dat vanaf de negentiende eeuw gekoesterd werd.
In het Victoriaanse tijdperk en de Romantiek was er geen plaats voor erotische uitspattingen. Zo werden in Italië archeologische vondsten met een erotische insteek voor het publiek afgesloten in een Gabinetto Segreto (Geheim Kabinet) van het archeologisch museum in Napels.
Zelfs het wereldberoemde Tapijt van Bayeux met de afbeelding van de Slag bij Hastings in 1066 ontsnapte niet aan een preutse herinterpretatie. Een ijverige professor uit Oxford telde niet minder dan 93 penissen op het tapijt, zij het voor het merendeel van hengsten. Hoe groter de fallus van zijn paard hoe sterker de ruiter was de onderliggende boodschap. Merkwaardig genoeg waren die op een negentiende-eeuwse kopie van het tapijt als bij wonder verdwenen. De paarden werden gecastreerd en de naaktfiguren kregen een broek aangenaaid. Slachtoffers van de puriteinse Victoriaanse moraal.
De negentiende-eeuwse neiging het vrome beeld van de Middeleeuwen te bevestigen heeft lange tijd doorgewerkt, stelt historicus Janssens vast. Die bewering wordt met voorbeelden uit de hertalingen van het Reinaert De Vos-epos gestaafd. Grappige metaforen en scabreuze dubbelzinnigheden die zo typisch zijn voor dierenverhalen werden nog tot ver in de twintigste eeuw van hun erotische betekenis ontdaan.
Hoog tijd om komaf te maken met die suikerzoete beeldvorming en ook de andere kant van de mythe te belichten. Janssens doet dit met tal van afbeeldingen en citaten. Het maakt van De liederlijke Middeleeuwen een vlot, amusant lees-en kijkboek dat de lezer regelmatig verrast. Overigens ligt er nog heel wat werk op de plank, besluit de auteur.
Vrolijk Vrij en Vunzig
In Ieper, waar Janssens zijn verhaal start, doet het Yper Museum alvast een prijzenswaardige poging de veelzijdigheid van de Middeleeuwen te belichten. In de tentoonstelling Vrolijk, Vrij en Vunzig staat het middeleeuwse stadsleven tussen 1200 en 1500 centraal. Anders dan de klassieke expo’s over die periode wordt niet gefocust op religieuze kunst of Vlaamse Primitieven.
Aan de hand van een selectie voorwerpen uit kunst, literatuur en volkscultuur krijgen verschillende thema’s aandacht. Ook de seksuele moraal komt aan bod. Voorwerpen zoals een klotendolk, een vijftiende-eeuws exemplaar van het Narrenschip over de menselijke dwaasheden, een bierkan met fallus-teut en een selectie erotische sierspelden illustreren dat seksualiteit geen taboe was voor onze voorouders. Duidelijk wordt dat de zogenaamd duistere Middeleeuwen ook een tijd vol vrolijke narren, vrije geesten en vunzige kluchten kon zijn.