Vasili Grossman (1905-1964) was een Oekraïense Jood, die zowel de Stalinterreur als de Jodenvervolging door de nazi’s meemaakte. Als journalist publiceerde hij enkele wereldberoemde manuscripten over zijn turbulente leven: ‘De hel van Treblinka’ (1944), dat de eerste gedetailleerde beschrijving bood van het concentratiekamp, en Leven & lot, een boek dat zich tegen het Sovjetregime uitsprak en door de repressie van de communisten pas eind jaren 1980 verscheen. In de bundel Een klein leven (Uitgeverij Balans, 2014) zijn verscheidene van Vasili’s geschriften, brieven, essays en journalistieke stukken verzameld.
Het boek wordt ingeleid door enkele hoofdstukken over Grossmans leven, zodat de lezer de schrijver leert kennen en ook begrijpt in welke context Grossman zijn literaire talent tentoonspreidde. De verhalen van Grossman zelf domineren de verdere inhoud. Met name zijn artikel over Treblinka is een aangrijpend meesterstuk waar het verteltalent van af druipt.
Picknick bij de ovens
Feitelijk is haast de complete tekst van deze bundel de moeite van het citeren waard. Maar ik zal me hier beperken tot enkele situaties waarin Grossman de gruwelijke werkelijkheid van Treblinka zo beeldend en gedetailleerd beschrijft, dat je als lezer bijna misselijk wordt. Het citaat hieronder spreekt voor zichzelf:
“De SS’ers waren zich gaan vervelen in Treblinka. De processie van de verdoemden naar de gaskamers wond hen niet langer op. Het was routine geworden. Toen de crematie van de lichamen begon, hingen de SS’ers urenlang bij de ovens rond; het nieuwe schouwspel amuseerde hen. De zojuist uit Duitsland overgekomen deskundige wandelde van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat tussen de verbrandingsovens door, altijd even opgewekt en spraakzaam. Getuigen zeggen dat ze hem nooit met een frons of ernstig gezicht hebben gezien; hij glimlachte altijd. (…) Soms organiseerden de SS’ers een soort picknick bij de ovens; ze gingen windafwaarts van het vuur zitten, dronken wijn, aten en keken naar de vlammen. (…) Er was een ronde kuil gegraven, Rond die kuil stonden lage bankjes, als in een stadion, zo dicht bij de rand dat wie op een bankje zat haast boven de kuil hing. Op de bodem van de kil was een rooster gebouwd, waarop lijken brandden. De zieke en zwakke oude mensen werden naar het ‘lazaret’ gebracht en door de ‘verplegers’ op een bankje neergezet, met hun gezicht naar het kampvuur van menselijke lichamen. Nadat ze zich een tijdje met die aanblik hadden vermaakt, schoten de barbaren op de grijze achterhoofden en de gebogen ruggen van de mensen die daar zaten. Dood of gewond vielen ze in het vuur.” (151)
Alsof deze ‘humor’ nog niet wreed genoeg was, werden de terdoodveroordeelden gedwongen om bijvoorbeeld te voetballen tegen de SS’ers, tikkertje te spelen en maffe Duitse liedjes te zingen. Anderen werden gedwongen grafstenen te halen om andere Joden te begraven en gevraagd om de teraardebestelling via de Joodse rituelen uit te voeren. Daarna moesten dezelfde mensen de lijken weer opgraven, laten verbranden en de grafstenen vernielen. Een andere populaire bezigheid was ook om met SS-kameraden de mooiste meisjes en vrouwen uit te zoeken, die te verkrachten om ze vervolgens de dag erop naar de gaskamer te brengen.
Gemakkelijk uitvoerbare massamoord
Gelukkig blijven Grossmans beschrijvingen van Treblinka niet in de gruwelijkheden steken, maar reflecteert hij al in 1944 ook op de vraag wat we met deze inktzwarte pagina´s uit de geschiedenis aanmoeten:
“We moeten onthouden dat het racisme en fascisme niet alleen verbitterd en vernederd uit deze oorlog zullen komen, maar ook met zoete herinneringen aan hoe gemakkelijk uitvoerbaar de massamoord was. Dat is wat iedereen die hart heeft voor de eer, de vrijheid en het leven van alle volken en de hele mensheid zich consequent, dagelijks in herinnering moet roepen.” (162,163)