Helden zijn doorgaans personen die opvallen door het tonen van grote moed tijdens levensgevaarlijke situaties, of die zich onder de moeilijkste omstandigheden laten leiden door moreel hoogstaande principes. Zo’n soort held was ‘Rosie the Riveter’ (‘Roosje Klinkhamer’) niet. Zij was ook geen werkelijk bestaande persoon, maar een nationaal symbool, een cultureel icoon. Rosie verbeeldde de meer dan zes miljoen Amerikaanse vrouwen die tijdens de Tweede Wereldoorlog buitenshuis gingen werken, met name diegenen die emplooi vonden in fabrieken en op scheepswerven.
In de loop van de oorlog werd in de VS de behoefte aan geschoold personeel zo groot dat er in de industrie een tekort ontstond aan arbeidskrachten. De productie van wapens, munitie, schepen en vliegtuigen nam een grote vlucht, terwijl tegelijkertijd veel mannen onder de wapenen werden geroepen. Daarom probeerden overheidscampagnes vrouwen tot betaalde arbeid te bewegen. Daar vrouwen tijdens de Grote Depressie van de jaren dertig openlijk waren ontmoedigd om buitenshuis te werken betekenden dergelijke campagnes een radicale breuk met het verleden.
Posters, artikelen, radioadvertenties, films en liedjes moesten de vrouwen overhalen om hun steentje bij te dragen aan de oorlogsinspanning, en tevens de bezwaren van hun echtgenoten tenietdoen. Een belangrijke rol in de campagne was weggelegd voor afbeeldingen van een doortastende vrouwenfiguur in overall, een figuur die ‘Rosie the Riveter’ werd genoemd, en waarvan enkele iconische posters algemene bekendheid verkregen.
Rosie was de ideale Amerikaanse vrouwelijke arbeider, die net zo gemakkelijk fabrieksarbeid verrichte als huishoudelijk werk. Zij was loyaal, efficiënt, patriottistisch, meegaand, en ook nog eens niet onaardig om te zien. Want ook al deden ze nu zwaar fabriekswerk, vrouwen moesten natuurlijk niet al te mannelijk worden. ‘[B]e feminine and ladylike even though you are filling a man’s shoes’, werd in een nieuwsbrief van een marinescheepswerf aanbevolen. Op de poster draagt een in werkkleding gehulde Rosie dan ook make-up en zien haar vingernagels er verzorgd uit. Een dergelijk beeld diende de vrouwen – en tevens hun echtgenoten – gerust te stellen dat werken in de fabriek niet ten koste hoefde te gaan van een vrouwelijke uitstraling.
In de praktijk was het natuurlijk niet eenvoudig om er tijdens lange werkdagen in een drukke, luidruchtige fabriek, of op een koude, vochtige en winderige scheepswerf nog verzorgd uit te blijven zien, maar dat had voor de meeste vrouwen tijdens werkuren ook geen prioriteit. De gebrekkige kinderopvang, de eentonigheid van het werk (met name in de munitiefabrieken), en het gevaar van het oplopen van pijnlijke brandwonden en elektrische schokken tijdens het werken met lasapparatuur vormden grotere problemen.
Bij alle nieuwe rollen die de vrouw tijdens de oorlog op zich nam, was steeds de onderliggende boodschap dat het allemaal slechts tijdelijk zou zijn. Enerzijds was Rosie een sterke vrouw die opgewassen was tegen haar nieuwe taken, anderzijds was de huisvrouw in haar nooit ver weg. Na terugkeer van de mannen zouden zij het werk in de fabrieken overnemen en konden de vrouwen weer opgewekt naar de keuken, zo was de gedachte. Het tijdschrift Ladies’ Home Journal meende de aspiraties van het grootse deel van de werkende vrouwen te verwoorden toen het in juni 1944 beweerde dat:
‘[i]f the American woman can find a man she wants to marry, who can support her, a job fades into insignificance beside the vital business of staying at home and raising a family’.”
De vrouwen die buitenshuis werkten, deden dat volgens de officiële versie om hun man en land te helpen. ‘I’m proud… my husband wants me to do my part’ stond te lezen op een rekruteringsposter, waarbij het woord ‘wants’ nadrukkelijk was onderstreept. In de regeringspropaganda werd uitgedragen dat de werkende vrouwen vooral gemotiveerd werden door patriottisme en niet door het salaris. De werkelijkheid was genuanceerder. Volgens een voormalige werkneemster van een granatenvullerij was het ontvangen van loon:
‘een wonder, want daarvóór verdienden we niets. […] Nu hadden we geld om schoenen te kopen, de huur te betalen en nog iets op tafel te zetten ook. We waren gewoon blij dat we werk hadden.’
Deze vrouwen ervoeren voor het eerst hoe het was om zelf geld te verdienen en om ook nog een leven buiten de deur te hebben.
Aan het einde van de oorlog kwam voor verreweg de meeste ‘Rosies’ ook een einde aan het dienstverband. Zodra ze niet meer nodig waren werden ze massaal ontslagen. Grote groepen vrouwen waren eigenlijk liever blijven doorwerken, al of niet in combinatie met een gezinsleven.
De talrijke ‘Rosies’ die tijdens de oorlog zwaar, smerig en gevaarlijk werk in de oorlogsindustrie hebben verricht, en daarmee een niet onbelangrijke bijdrage aan de overwinning hebben geleverd, toonden zich bedreven in beroepen die voorheen tot het exclusieve domein van de man behoorden. Zij deden nieuwe kennis en vaardigheden op. Hoewel het moeilijk is vast te stellen in hoeverre de verhoogde arbeidsparticipatie van vrouwen tijdens de oorlogsjaren heeft bijgedragen aan de naoorlogse emancipatie, staat vast dat het blikveld van veel vrouwen blijvend werd verruimd. Ook al werkten ze na de oorlog niet langer in een ‘mannenbaan’, volgens een vrouw die in de vliegtuigbouw gewerkt had was het een ervaring geweest waar ze ook later profijt van bleven houden:
‘Some of the Rosies did very heroic things. And they didn’t want to give up what they had experienced or achieved during their war work. But even as they left their jobs, I’m sure that a seed was planted, that women can be heroic.’
~ Jeroen Kemperman