Het is de bekendste parodie op het Nederlandse verzet: de gebroeders Arie en Gé Temmes, alias Van Kooten en De Bie, verhalen over hoe Arie een Duitse soldaat de verkeerde kant opstuurde en hoe dit kleine verzet de loop van de bezetting beslissend zou hebben beïnvloed.
In 1945 besloot J.W. (Johan) van Hulst (1911) het boek dicht te doen. Nederland was bevrijd en achteromkijken wilde hij niet. Maar het liep anders: de nu 101-jarige Van Hulst* is inmiddels vele malen geïnterviewd over zijn verzetsactiviteiten tijdens de oorlog. In de meimaand zochten we hem op. Onze rubriek Held van de maand bestaat op de kop af een
Het Nederlandse Rode Kruis (NRK) voerde tijdens de Tweede Wereldoorlog anti-joodse maatregelen uit en schoot tekort bij hulp aan vervolgde joden.
Uit angst voor de naderende Duitsers en het ongekende granaatvuur sloeg de bevolking van Antwerpen vanaf 7 oktober 1914 massaal op de vlucht.
Het gevangenispersoneel stond tijdens de bezetting niet open voor de Duitse militaristische gevangeniscultuur. Nazificatie van het Nederlandse gevangeniswezen bleef uit.
Na de bevrijding moesten de overlevende Joden een strijd voeren voor het herstel van hun rechten en de teruggave van hun eigendommen, waaronder de verzekeringstegoeden. Het rechtsherstel verliep moeizaam en formalistisch.
Nanci Adler gaat onderzoek doen naar de manier waarop de herinnering aan een periode van dictatuur, repressief geweld en andere mensenrechtenschendingen vorm krijgt, in het bijzonder in samenlevingen waarin een open debat over het verleden wordt onderdrukt.
Zeventig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog is de belangstelling voor deze geschiedenis nog steeds groot. Bijna 40 procent van de Nederlanders is geïnteresseerd in de Tweede Wereldoorlog. Daarnaast vindt 85 procent de Tweede Wereldoorlog niet alleen relevant voor mensen die de oorlog hebben meegemaakt, maar ook voor de naoorlogse generaties. Dit blijkt uit onderzoek van TNS NIPO
Als het boze de wereld ontregelt dan raken mensen in verwarring. Kunnen ze vasthouden aan wat hen nog aan het veilige leven van voorheen bindt of is het zaak de vijand te confronteren? Dit is de vraag die in mijn onderzoek naar het Nederlandse openbaar bestuur onder de Duitse bezetting telkens weer naar boven kwam.
Eelkje Timmenga-Hiemstra (1892-1971), een nuchtere Friezin, zette zich tijdens de Tweede Wereldoorlog in voor de gevangenen van Kamp Vught en hun familieleden. Dit deed zij niet alleen. Ze werkte samen met Charlotte van Beuningen-Fentener van Vlissingen en Loes van Overeem-Ziegenhardt. Timmenga-Hiemstra is de enige van deze drie dames naar wie geen straat vernoemd is, die geen onderscheiding heeft ontvangen en
Emmy Andriesse (1914-1953) werd de fotograaf van de bezette stad toen zij tijdens de Hongerwinter de overlevingsstrijd in Amsterdam vastlegde. Andriesse fotografeerde de slijtageslag door letterlijk in te zoomen op versleten schoenen, het verzamelen van kolen, hout en voedsel, en de van voedselgebrek getekende gezichten.
Onder de helden in de bezettingstijd zijn er vrouwen en mannen met spectaculaire en verreikende verdiensten. Niet minder heldhaftig zijn zij die op kleinere schaal hun taak hebben verricht zonder daarmee nationale bekendheid te krijgen: de politieagent die een paar kinderen uit een deportatietransport liet vluchten, de Joodse verzetsman die anderen de weg naar de onderduik wees, de vrouw die
“Men kan niet vergen dat iedereen een held is.” Met deze woorden illustreerde domineeszoon Victor Henri Rutgers (1877-1945) dat trouw en beginselvastheid voor hem zwaarder wogen dan eer en roem. Ooit gekenschetst als de ‘grandseigneur van gereformeerde huize’, was hij gedurende de eerste twee bezettingsjaren rector magnificus van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Om contact te leggen met de regering
In de periode 1940-1944 zijn ruim 1700 Nederlanders erin geslaagd om van bezet Nederland naar Engeland of ander geallieerd gebied te ontkomen. Vanuit bezet Nederlands-Indië (uitgezonderd Nieuw-Guinea) is het slechts zeventien personen gelukt om de oversteek naar geallieerd gebied te maken. Vanuit Java zijn twee geslaagde vluchtpogingen ondernomen. Eén van die twee pogingen was geïnitieerd door een sergeant-majoor van het
Dirk Jan (Dicky) Hofman, geboren in Breda op 25 januari 1926, was nog een scholier (Mulo) toen hij in 1943 het verzet inging. Hij bekocht deze stap met de dood.