Het Kwartje van Kok is de naam van de accijnsverhoging op de autobrandstof die in 1991 door het kabinet-Lubbers III in Nederland werd ingevoerd. De accijnsverhoging was één van de maatregelen uit de zogenaamde Tussenbalans, het pakket met financiële maatregelen met als doel de begroting weer op orde te krijgen. De naam verwijst naar de toenmalige minister van Financiën Wim Kok.
Sinds de invoering van het Kwartje van Kok wordt er – zeker in verkiezingstijd – regelmatig aan gerefereerd. Daardoor is het beruchte kwartje inmiddels tot haast mythische proporties uitgegroeid.
De Tussenbalans van 1991
In tijden van financiële krapte kun je – of het nu over je eigen huishoudpotje of over de staatskas gaat – twee dingen doen: je inkomsten verhogen of je uitgaven verlagen. Daarmee kun je je begroting weer op orde brengen.
Het kabinet-Lubbers III (1989-1994), bestaande uit het CDA en de PvdA, kampte in de jaren negentig ook met zo’n financiële opgave. In de Tussenbalans van 1991, het tussenrapport van het kabinet, was becijferd dat de begroting een gat vertoonde. Dat tekort moest gedicht worden om de boel draaiende te houden. In de Tussenbalans werden maatregelen voorgesteld die ofwel een bezuiniging inhielden ofwel voor inkomstenvermeerdering zouden zorgen. In totaal werd er voor ruim 17,5 miljard gulden ‘omgebogen’: 12,8 miljard gulden aan bezuinigingen, 4,7 miljard aan lastenverzwaringen.
Kwartje van Kok
Eén van de maatregelen die meer geld in de staatskas moest brengen, was het Kwartje van Kok. Verkeersminister Hanja Maij-Weggen (CDA) en staatssecretaris van Financiën, Marius van Amelsvoort, eveneens CDA, hadden de handen ineengeslagen en stelden een accijnsverhoging op de autobrandstof voor. Maij-Weggen wilde namelijk het autogebruik aan banden leggen en meende, door de variabele kosten te laten stijgen, daar een goed middel voor te hebben. Daarmee werd selectiever – lees: minder – autogebruik aangemoedigd. En dat zou weer goed zijn voor de energiebesparing en de milieubescherming; het zou zorgen voor lagere gezondheidskosten; en het zou bijdragen aan de mobiliteitsdoelstelling van de regering, te weten een gezond evenwicht tussen openbaar vervoer en autogebruik. Een gedeelte van de opbrengsten van de accijns zou namelijk geïnvesteerd worden in het openbaar vervoer. Staatssecretaris Van Amelsvoort was op zijn beurt blij dat de schatkist weer wat voller zou raken.
Het duo stelde daarom een accijnsverhoging van ongeveer 20 guldencent op loodvrije euro-benzine voor. De dieselaccijns moest daarnaast met 7 guldencent per liter stijgen. Er was dus, anders dan de naam ‘het kwartje van Kok’ doet vermoeden, geen sprake van een kwartje (à 25 cent). Loodhoudende benzine steeg, toegegeven, wél met de volle 25 cent, maar dat milieuonvriendelijke product verdween al snel uit de markt.
In de Kamers
Het plan werd in de Tweede en Eerste behandeld door Van Amelsvoort. In de eerste vergaderingen over het voorstel werd stevig gedebatteerd. Criticasters van het voorstel meenden dat het autorijden in Nederland zo onmogelijk werd gemaakt. Van Amelsvoort wilde daar niet van weten:
“Dit wetsontwerp betekent geenszins dat er met grof geschut geschoten wordt op wat hier ook wel de heilige koe genoemd is. Wij zullen de gezondheid van het beest, maar stellig ook die van zijn omgeving, nauwlettend in het oog houden.”
Volgens Van Amelsvoort was de accijnsverhoging geen willekeurige maatregel om – over de rug van de autogebruikers – de inkomsten te verhogen. De accijnsverhoging droeg namelijk bij aan verschillende doelstellingen van de regering, zoals de eerdergenoemde mobiliteitsdoelstelling. Bovendien hield de verhoging tred met de benzineprijzen in de omliggende landen en was het in overeenstemming met toenmalige EU-wetgeving. Sterker nog: de benzineprijs in Nederland was nog nooit zo laag geweest; een kleine verhoging was daarom redelijk, aldus de staatssecretaris.
Over de grens
Politici maakten zich ook zorgen over het zogenoemde ‘grenseffect’ van de maatregel. Zouden automobilisten niet sneller in het buitenland gaan tanken? En wat zou dat doen met de Nederlandse pomphouders? Van Amelsvoort besefte dat de maatregel in grensgebieden een nadelig effect kon hebben en erkende dat de mogelijkheid bestond dat mensen naar het buitenland zouden uitwijken om te tanken.
Ook pomphouders in de grensstreken vreesden de dupe te worden van de hogere benzineprijzen in Nederland. Volgens hun voorspelling zouden Nederlandse ‘tanktoeristen’ naar het buitenland gaan om daar de auto vol te gooien en tegelijkertijd over de grens de wekelijkse boodschappen gaan doen. Dat zou in de grensstreken ruim duizend banen kosten, zowel bij pomphouders als in de detailhandel.
De staatssecretaris meende echter dat het niet zo’n vaart zou lopen. Een eigen onderzoek wees uit dat het wel mee zou vallen met de schade. Dat kwam voornamelijk doordat Duitsland ook op korte termijn de benzineprijzen omhoog zou schroeven. Dat zou Nederlandse tanktoeristen ontmoedigen om in dat land te tanken. Het verschil met de Belgische benzineprijzen bleef groter, beaamde Van Amelsvoort. Daar zouden zich mogelijk wel problemen voordoen. Maar dat risico woog volgens de staatssecretaris niet zwaar genoeg in de afweging van het kabinet.
Achteraf bleek dat de benzineverkoop in Nederland, na de invoering van het Kwartje, inderdaad een klein dipje vertoonde, maar dat, na enkele maanden, de verkoop alweer op het oude niveau zat.
Weerstand tegen het Kwartje van Kok
Mensen die veel van de auto gebruik maakten, en daarom ook de Bovag en de ANWB, protesteerden fel tegen de maatregel. Die organisaties introduceerden de spottende term ‘Kwartje van Kok’, zamelden handtekeningen in en voerden rechtszaken om de invoering van het kwartje te stoppen.
Incidenteel of structureel?
Ondanks de bezwaren van collega-politici en de Bovag, wist Van Amelsvoort, onder toeziend oog van Financiënminister Wim Kok, de voorgestelde accijnsverhoging met verve te verdedigen in beide Kamers. Collega-politici hadden wel vragen gesteld en opmerkingen geplaatst bij de veelal technische aspecten van het voorstel, maar daar bleef het ook bij. Bij de uiteindelijke stemming over het plan konden tegenstanders geen vuist maken.
Misschien kwam het door de sterke nadruk op de technische details van het voorstel, misschien door de relatief weinige weerstand, of misschien kwam het wel door het uiterst rommelige verloop van het debat (door onenigheid over het al dan niet indienen van amendementen) – maar over één, niet onbelangrijk, aspect van de accijnsverhoging kwam weinig duidelijkheid. Namelijk over de vraag of de accijnsverhoging incidenteel of structureel zou zijn. Zou de accijnsverhoging weer worden teruggeschroefd als de financiële broekriem weer wat losser mocht komen te zitten?
Onduidelijkheid duurt voort
Van Amelsvoort zei in zijn voorstel niet over het al dan niet tijdelijke karakter van het voorstel. Ook Wim Kok bood in het Kamerdebat geen uitsluitsel over de duur van de verhoging. Zijn woorden “Ik sluit het niet uit…. maar ik zeg het ook niet toe” zijn inmiddels veelvuldig teruggezocht en teruggelezen. Kortom, geen enkel kabinetslid heeft na de accijnsverhoging op 12 april 1991 beweerd dat het om een tijdelijke maatregel zou gaan.
Het zwijgen van het kabinet was voer voor speculatie en misbruik. Zo riepen de autolobby en het bedrijfsleven luidkeels dat het om een tijdelijke maatregel zou gaan. Kok heeft de veronderstelde tijdelijkheid van de maatregel nooit heel expliciet weerlegd. Onduidelijkheid alom.
Na de invoering
Totdat Jan-Peter Balkenende, toen nog financieel woordvoerder voor het CDA, bijna tien jaar na de invoering, er in 2000 voor pleitte om het Kwartje van Kok eindelijk terug te geven aan de bevolking. Daarin werd hij gesteund door zijn CDA-collega Jacob Reitsma. Reitsma meende namelijk dat de argumenten van toen, met name de lage prijs en de krappe rijkskas, niet meer van toepassing waren. Daarmee rechtvaardigde Reitsma dat hij, als CDA’er, het plan van zijn CDA-voorganger Van Amelsvoort in twijfel trok.
Bij de VVD, in de persoon van Kamerlid Pieter Hofstra, vond Balkenende eveneens een luisterend oor. Hofstra maakte zich namelijk ook hard voor het teruggeven van het Kwartje van Kok. Telkens weer was de autogebruiker volgens de VVD’er de dupe: of het nou ging om rekeningrijden of de alsmaar stijgende benzineprijzen – de automobilist kwam er altijd bekaaid vanaf.
Ook de LPF, met Pim Fortuyn aan het roer, riep in 2002 op tot het eindelijk teruggegeven van de accijns aan de bevolking. In de formatieonderhandelingen werd daarop door minister Zalm voorgesteld om de accijns vanaf 2004 te verlagen, met maar liefst 8 cent. Het kabinet met de LPF klapte echter al snel. De nieuwe coalitie besloot wel om de accijns terug te geven, maar dan in de vorm van ruim 200 miljoen euro aan nieuw asfalt. Daar zou de autogebruiker weer profijt van hebben.
Geert Wilders refereerde, tot slot, in de campagne van de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 nog aan het Kwartje. “Dat kwartje van Kok is nooit teruggegeven, dat is pure diefstal”, zei de PVV-leider destijds tegen de NOS.
Kortom, het Kwartje van Kok heeft door de jaren heen nogal wat stof doen opwaaien – niet alleen ten tijde van de invoering, maar vooral ook in de jaren erna.
Ook interessant: Oliecrisis van 1973 – Oorzaken & gevolgen
Overzicht van Boeken over de Nederlandse politiek