Het monster van de Gévaudan

7 minuten leestijd
Gravure met een afbeelding van het beest van Gévaudan, ca. 1762
Gravure met een afbeelding van het beest van Gévaudan, ca. 1762

De terugkeer van de wolf in Nederland heeft de afgelopen jaren voor behoorlijk wat opschudding gezorgd. Terwijl velen dachten dat hij zijn rol als roofdier in het natuurlijk ecosysteem zou gaan vervullen, blijkt hij liever huis te houden onder weerloze schaapskuddes dan dat hij achter reeën aan rent. Natuurbeheerders en bestuurders komen langzaam tot het inzicht dat ons kleine, drukke land misschien niet zo geschikt is voor dit zo tot de verbeelding sprekende beest. Toch valt al deze commotie in het niet bij wat zich tweeënhalve eeuw geleden in Frankrijk afspeelde rond het ‘Bête du Gévaudan’ en tot ver over de grenzen door liedjes, prentjes en krantjes bekend raakte.

Drie jaar lang hield een monster deze dunst bevolkte regio van het land, gelegen in het departement Lozère, in zijn greep en werd zonder resultaat achternagezeten door honderden jagers. Omdat het geïsoleerde gebied altijd al met veel legendevorming was omgeven bestond later de neiging om deze geschiedenis hier ook onder te rangschikken, maar wie zich in de gebeurtenissen verdiept kan er moeilijk omheen dat hier echt iets aan de hand was.

Een monument dat herinnert aan het heldhaftige verweer van Marie-Jeanne Valet tegen het monster van de Gévaudan
Een monument dat herinnert aan het heldhaftige verweer van Marie-Jeanne Valet tegen het monster van de Gévaudan (CC BY-SA 4.0 – Szeder László – wiki)
Drie jaar lang, van 1764 tot 1767, joeg een verschrikkelijk beest de mensen in de Gévaudan angst aan met ruim driehonderd aanvallen, waarbij naar schatting zo’n honderd doden vielen. Sommigen overleefden het echter en werden daardoor een beroemdheid, zoals Marie Jeanne-Valet die daarmee de bijnaam van ‘La Pucelle (maagd) du Gévaudan’ verwierf. Op zondagochtend 11 augustus 1765 was ze samen met haar jongere zuster Thérèse onderweg naar een naburige boerderij. Bij het oversteken van een smal bruggetje sloeg het monster plotseling toe en ging daarbij op zijn achterpoten staan om de meisjes te bespringen. Op dat moment slaagde Marie Jeanne er in om de puntige stok die ze bij zich droeg in de borstkas van het beest te steken, dat daardoor in het water terechtkwam en op de vlucht sloeg.

Een grote hond

De kenmerken die Marie Jeanne naderhand beschreef stemden meer overeen met die van een grote hond dan van een wolf. Het was van voren veel groter dan van achteren, had een zwarte rug en een grote, platte kop. In de vele afgelegen gebieden van Frankrijk leefden destijds naar schatting nog zo’n twintigduizend wolven, maar toch beschreven ook andere ooggetuigen het monster niet als een wolf.

Zelfs tweehonderdvijftig jaar later prikkelt het ‘Bête du Gévaudan’ nog altijd de fantasie en vormt het een inspiratiebron voor talrijke boeken en films. Na het lezen of zien hiervan zal menigeen die zelf door deze verlaten streek wandelt het gevoel bekruipen dat er iets door het kreupelhout sluipt of tussen de struiken op de loer ligt naar een prooi.

Er zijn de afgelopen tientallen jaren al diverse boeken en films verschenen over het ‘Bête du Gévaudan’
Er zijn de afgelopen tientallen jaren al diverse boeken en films verschenen over het ‘Bête du Gévaudan’

Bijgeloof

Het dichtbeboste granietplateau van Margeride strekt zich uit over de departementen Lozère, Cantal en Haute-Loire en de schaarse weilandjes zijn het ideale jachtgebied voor een mensenverslinder. In het dorp Auvers aan de voet van de Mont-Mouchet wonen tegenwoordig nog maar enkele tientallen mensen. In het gruwelijke jaar 1765 vielen er zeven ten prooi aan het monster en bijna alle slachtoffers waren kinderen. Ze hadden van hun ouders opdracht gekregen om op het vee te passen, maar waren niet in staat zich tegen het grote beest te weren. In de achttiende eeuw werd het leven van de plattelandsbevolking nog beheerst door bijgeloof, waarin een hoofdrol voor weerwolven en duivels was weggelegd. De bisschop van Mende stoorde zich hier al lang aan en schrok er niet voor terug om van de heersende angst gebruik te maken. Zo verkondigde hij dat God het monster had gezonden om de plattelanders te bestraffen voor hun zondige bestaan. Hij voegde er aan toe dat ze eerst maar eens wat meer moesten gaan bidden om zich van het monster te bevrijden, wat er zeker toe heeft bijgedragen dat men het ging beschouwen als de duivel in dierlijke gedaante.

Twintig kilometer verwijderd van Auvers, in het westen van de Margeride, ligt het plaatsje Le Malzieu-Ville dat nog altijd erg middeleeuws aan doet. Met negenhonderd inwoners was het ten tijde van het ‘Bête du Gévaudan’ een van de weinige stadjes in de regio. Van hieruit volgden de lokale overheidsdienaren in hun veilige vesten met groeiende zorg de gruwelijke gebeurtenissen die zich op het platteland afspeelden. De geschreven pers stond nog in de kinderschoenen, maar toch wisten de journalisten Le Malzieu-Ville reeds te vinden om er verhaalstof op te doen voor hun krantenartikelen. Zij schroomden niet om de gebeurtenissen, hoewel op zich al gruwelijk genoeg, nog eens extra aan te dikken. Het lezerspubliek beperkte zich toen nog tot de gegoede burgerij en wat de onderklasse via hen te weten kwam was enkel hierop gebaseerd en daardoor reden voor regelrechte paniek.

Dankzij tal van krantjes en pamfletten raakte het monster van de Gévaudan bekend in heel Frankrijk
Dankzij tal van krantjes en pamfletten raakte het monster van de Gévaudan bekend in heel Frankrijk
Zo verspreidde zich geruchten dat het om een hyena zou gaan of een woest kalf dat schreeuwde als een ezel. In feite ging het hier om één van de eerste mediaspektakels die zich op landelijke schaal afspeelde met Le Malzieu-Ville als centrum van waaruit de onheilsberichten zich verspreidden. Zelfs de buitenlandse pers begon er belangstelling voor te krijgen en ‘La bête du Gévaudan’ werd een internationale aangelegenheid.

Koninklijke belangstelling

Ook koning Lodewijk XV volgde in zijn paleis te Versailles de gebeurtenissen rond het monster op de voet. Toen deze lang aanhielden besloot hij om in te grijpen door een prijsgeld van zesduizend livres beschikbaar te stellen voor de schutter die erin zou slagen het beest te doden. Het duurde niet lang voordat vanuit heel Frankrijk jagers naar Le Malzieu-Ville trokken en het stadje als uitvalsbasis gingen gebruiken voor hun drijfjachten. Daartoe behoorde ook de bekendste wolvenjager van het land Martin Vaumesle d’Enneval die samen met zijn zoon vanuit Normandië naar Le Malzieu-Ville kwam. Hij zou in het verleden al meer dan twaalfhonderd wolven gedood hebben en toen hij op 17 februari 1765 arriveerde, gingen velen er van uit dat hij spoedig de Gévaudan van haar monster zou bevrijdem. Dat viel echter tegen. Ook vader en zoon d’Enneval moesten vaststellen dat de dichte naaldwouden die soms dagenlang in nevelen gehuld waren een moeilijk jachtterrein vormden. Wekenlang doodden ze, ondersteund door honderden drijfknechten, vele wolven, maar het monster bleef doorgaan met zijn aanvallen. Het enige resultaat van deze inspanningen was dat het zich verplaatst had naar het westen van de Lozère, in een streek die bekend staat als de Aubrac.

Château de la Baume
Op het Château de la Baume is nog een haakbus te zien waarmee jacht is gemaakt op het monster (CC BY-SA 3.0 – Ancalagon – wiki)

Centraal in het gebied bevindt zich het Château de la Baume, dat helemaal uit graniet is opgetrokken bovenop de hoogvlakte van Aubrac. Met zijn ligging op twaalfhonderd meter geldt het als het hoogst gelegen kasteel van Frankrijk. Hoewel het aan de buitenkant zeer sober oogt, is de inrichting zeer luxueus uitgevoerd in barokstijl. Dit in sterk contrast met de armoede die het gebied kenmerkte. Graaf César le Peyre had zich hiertoe laten inspireren toen hij in zijn jonge jaren een bezoek bracht aan zijn vorst in Versailles en spaarde zich daarna kosten noch moeite om van La Baume het pronkjuweel van de Lozère te maken dat er de bijnaam ‘Petit Versailles’ kreeg.

De koning zelf zou er nooit neerstrijken, maar wel tweede luitenant van de koninklijke haakbusschutterij François Antoine. Deze arkebussiers beschikten over haakbussen van Duits fabricaat, die superieur waren aan wat er op Franse bodem aan geweren werd gemaakt. Ook graaf César le Peyre kreeg als tegenprestatie voor zijn gastvrijheid een exemplaar, dat tegenwoordig nog te bewonderen is in het kasteel. Op 21 september 1765 slaagde François Antoine erin om een uitzonderlijk grote wolf neer te schieten. In de veronderstelling dat het hier om het monster ging, werd het naar Versailles gebracht en daar in het koninklijk paleis tentoongesteld. Dagenlang trok het dode beest daar bekijks van de hofadel en tal van genodigden, maar ondertussen was er in de Gévaudan alweer een aanval geweest, ditmaal opnieuw in de omgeving van de Mont-Mouchet.

Eén van de vele prenten waarin een aantal gebeurtenissen rond het monster van de Gévaudan zijn samengebracht - Achttiende eeuw
Eén van de vele prenten waarin een aantal gebeurtenissen rond het monster van de Gévaudan zijn samengebracht – Achttiende eeuw

Daar sloeg het monster in 1766 nog een aantal malen toe, om zich daarna in de eerste maanden van 1767 koest te houden. Daardoor waren er in de vroege zomer van dat jaar nog maar een twaalftal jagers actief naar hem op zoek, waaronder een zekere Jean Chastel. Op 19 juni verbleef hij al urenlang in het bos van Ténazeyre en was ondertussen maar in een gebedenboek gaan lezen om de tijd door te komen. Toen zag hij naar eigen zeggen ineens een groot beest uit het donkere struikgewas komen en zich even inhouden om aan het volle licht te wennen. Van dat moment maakte Chastel gebruik om zijn vuursteengeweer aan te leggen en een dodelijk schot af te vuren.

“…in de vele liedteksten bleef het gaan om weerwolven, hele roedels wolven, wolfshonden of zelfs een sadistische moordenaar.”

Men bracht het stoffelijk overschot naar het Château de Besque waar het in aanwezigheid van de markies d’Apcher aan een grondig onderzoek werd onderworpen. In het autopsierapport dat daarbij door notaris Marin werd opgemaakt is nog altijd terug te lezen dat het niet om een wolf maar om een uitzonderlijk grote hond ging. Daarnaast zijn er een aantal getuigenissen in opgenomen van overlevenden die bevestigen dat het hier inderdaad het monster betrof dat hen bijna fataal was geworden.

Ditmaal kwam er wél een einde aan de aanvallen, maar niet aan de sterke verhalen die de ronde bleven doen. Zo zou de grond op de plaats waar het monster geveld werd sindsdien bloedrood gekleurd zijn gebleven, zonder dat er maar één grassprietje wilde groeien. En in de vele liedteksten bleef het gaan om weerwolven, hele roedels wolven, wolfshonden of zelfs een sadistische moordenaar. De bossen van de Lozère lijken hun geheim te bewaren, maar sinds enkele jaren lopen er in ieder geval opnieuw wolven rond.

Marc Busio (1970) is chemisch technoloog en amateurhistoricus, gespecialiseerd in industrieel verleden. Naast Historiek publiceert hij regelmatig artikelen op zijn eigen website www.fabriekofiel.com en in het tijdschrift 'Erfgoed van Industrie en Techniek'.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
12 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
12
0
Reageren?x
×