Het uniform in de mode (deel II)

7 minuten leestijd
Wambuis, ca, 1550-1600 – foto: CC

Opkomst van het uniform

Tot ver in de zeventiende eeuw zouden de soldaten ongeüniformeerd blijven. In 1639 werd in ons land al weliswaar door de Raad van State besloten dat alle regimenten van de verschillende gewesten gelijk gekleed moesten zijn, maar dit gold alleen voor de snit van de kleding. Een soldaat droeg een linnen hemd, een wijde pofbroek, een nauwsluitend, zwaar verstevigd doublet dat in het Nederlands wambuis heette, wollen kousen en schoenen. Op zijn hoofd een hoge hoed en om de schouders een ‘casaque’, een cape die ook als jasje gebruikt kon worden. Alleen het verstevigde wambuis was typisch militair. Dit kledingstuk zou echter ook heel geliefd worden in de garderobe van de gewone burger, niet voor het gevecht, maar omdat het comfortabel was.


Dit artikel van de hand van drs. Mariska Pool (Legermuseum, Delft) is eerder gepubliceerd in de Militaire Spectator, een militair wetenschappelijk vakblad dat sinds 1832 verschijnt. Lees hier het eerste deel.

Veldtekens

De kleding van de manschappen werd in grote partijen vervaardigd uit grove stof die geverfd was in diverse kleuren. De variatie in kleur maakte het op het slagveld moeilijk te herkennen wie vriend of vijand was. Daarom werden er veldtekens als sjerpen, strikken en zakdoeken ingevoerd. De huurlegers bestonden veelal uit een bonte verzameling individuen die niet vochten voor vorst en vaderland, maar voor het geldelijk gewin dat uitgekeerd werd door hun commandant.

Met de eenvoudig te verwijderen veldtekens werd overlopen en deserteren heel gemakkelijk gemaakt. Desondanks werd met de veldtekens wel de eerste stap naar uniformering gezet.

Herkenbare kleuren

Frederik III, keurvorst van Brandenbourg deed rond 1704 zijn naam eer aan met deze Prachtige justaucorps. De jas heeft een sluiting ‘a la Brandenbourg’. Op de rechterschouder droeg hij een tot epaulet geknoopte schouderband. Rond 1759 zou de epaulet voorschrift worden voor Franse officieren – Bron: Anoniem kunstenaar, begin achttiende eeuw (Stadtmuseum, München)

Nadat in 1648 de Vrede van Munster was getekend, zwoeren veel regimenten geen trouw meer aan hun commandant, maar aan hun vorstenhuis. De Zweedse koning Gustaaf Adolf begon hier al eerder mee. Hij had in 1630 zijn eigen nationale leger dat streed op basis van kameraadschap, een vast salaris en discipline, aangevoerd. De vorst kleedde zijn legers in een duidelijk herkenbare kleur, en alhoewel de kleding nog nauwelijks van die van de burger te onderscheiden was, was er steeds meer sprake van een echt uniform.

Het Zweedse voorbeeld vond navolging in de andere Europese landen. Door de soldaten in nationale of heraldieke kleuren te uniformeren, werden zij verbonden aan hun plicht en loyaliteit jegens hun vorst. Het regiment dat als eerste op geheel uniforme wijze gekleed ging, was het in 1657 opgerichte Franse 54e Regiment d’Infanterie, dat tien jaar na het ontstaan, in 1667, verplicht werd zich te uniformeren.

De ‘justaucorps’

In Frankrijk werd het dragen van uniformen tussen 1670 en 1680 geleidelijk ingevoerd. François Michel Le Tellier, markies de Louvois (1639-91) die de bevoorrading van het Franse leger verzorgde, zorgde ervoor dat de uniformen door de staat werden verstrekt. In 1672 ontving iedere soldaat een ‘uniforme justaucorps’, een kraagloze, nauwsluitende, lange wollen jas met omgeslagen mouwen (zie afbeelding). Uiteraard had de strateeg Louvois een doel voor ogen toen hij de Franse manschappen uniformeerde. Het voorgeschreven kledingstuk moest ten eerste de soldaat voortdurend herinneren aan zijn plicht jegens vorst en vaderland. Louvois zag echter nog een tweede, zeer praktische reden in het uniform, die hij in 1672 aan zijn vorst Lodewijk XIV mededeelde:

Pardon, Monseigneur, voor de vrijheid die ik mij permitteer om U te zeggen dat het mij schijnt dat de soldaten meer moeite met deserteren zullen hebben als zij allemaal op gelijke wijze zijn gekleed, men herkent ze dan immers veel gemakkelijker. (1)

Frankrijk, dat na de ondertekening van de Vrede van Munster één van de belangrijkste landen van Europa was geworden, zette met de justaucorps als uniform de toon. Andere Europese landen zouden spoedig volgen.

Fransen in de justaucorps – Costumes of All Nations (1882)

Doordat ook de Franse koning en zijn officieren dit uniform droegen, werd de justaucorps geliefd aan de hoven en bij burgers. In de burgermode zou de justaucorps zich halverwege de achttiende eeuw gaan ontwikkelen tot ‘habit’ of ‘frac a la française’.

Voor het militaire uniform bleef de justaucorps gedurende lange tijd de basisvorm, waaraan alleen uit praktische of modieuze overwegingen kleine veranderingen werden doorgevoerd.

De ‘brandenbourg’

De justaucorps kon gesloten worden met ‘brandenbourgs’. Dit zijn knopen en knoopsgaten die kleurig omrand zijn met decoratief gevlochten of geweven band en die doorlopen in lusvormig tressenwerk.

Een andere variant bestaat uit decoratief handwerk dat met lussen over gevlochten knopen sluit. De benaming ‘brandenbourg’ verwijst naar de schitterende uniformen van het Brandenburgse leger van Friedrich Wilhelm von Brandenburg, dat in 1674/75 in de Elzas vocht. De Brandenburgse soldaten droegen jassen waarvan de knoopsgaten omrand waren in de kleur van de voering van de jas. Bovendien waren de voorpanden ook nog extra gedecoreerd met tressen. Aanvankelijk heette alleen dit soort jassen brandenbourgs, maar in de loop van de tijd ging de benaming over op de gedecoreerde sluiting. Sindsdien is de brandenbourg niet meer weg te denken uit de mode. Vanaf het einde van de zeventiende eeuw waren zij geliefd als sluiting van heren- en dameskleding. En in de twintigste eeuw werden huisjasjes, pyjama’s en kamerjassen ermee gesloten.

De epaulet

Epauletten

Aan het eind van de zeventiende eeuw werd er op de schouder van de justaucorps een bundeltje linten gedragen om te voorkomen dat de schouderbandelier wegslipte. Men had de gewoonte deze linten samen te knopen en de vrije eindjes als franje te laten bungelen. Deze vorm vinden we terug in de epaulet (afgeleid van het Latijnse ‘spadula’, en Franse ‘épaule’ wat ‘schouder’ betekent) die in 1759 voor Franse officieren verplicht werd. Aanvankelijk was de epaulet een praktische decoratie, maar in later tijden verwerd het eerder tot onhandige opsmuk. Vandaag de dag lijkt de epaulet als distinctief hét symbool van militaire macht te zijn.

In de burgermode werd de epaulet aan het eind van de negentiende eeuw geïntroduceerd. Gedurende de gehele twintigste eeuw komen we de epaulet tegen op kleding in sportieve of militaire stijl. Alhoewel het moeilijk is na te gaan of ontwerpers met epauletten een speciale bedoeling hebben, is het opvallend dat het bandje op de schouder in de periode rond de Tweede Wereldoorlog en in de jaren zestig vaker voorkwam dan anders. Waarschijnlijk heeft men zich hiermee in tijden van oorlog op bescheiden wijze met de soldaten willen identificeren.

Naar een negentiende-eeuws silhouet

Een aristocratisch uiterlijk

In de loop van de achttiende eeuw werd de justaucorps door wijzigingen aan de snit steeds strakker en eleganter (zie afbeelding). Bij deze nauw bemeten justaucorps pasten geen wijde broeken meer, maar een strak model. Zo had zich omstreeks 1800, in vergelijking met een eeuw eerder, een heel nieuw soort uniform ontwikkeld. Dit uniform was weliswaar zeer fraai en representeerde de glans en glorie van de militair op bijzondere wijze, maar het was ook wel erg modieus en dandy-achtig. Toch voldeed het geheel aan het masculiene droombeeld van de negentiende eeuw. De ideale man had een aristocratisch uiterlijk dat bestond uit brede schouders, een smalle taille en lange benen. De militair kleedde zich daarom in een strakke broek waarin zijn benen eindeloos leken. De cavalerieofficier, die in 1830 The Whole Art of Dress, or the Road to Elegance and Fashion schreef, merkte echter ‘aangaande strakke pantalons bij groot tenue’ op,

…dat alhoewel in ieder opzicht het meest geliefd en flatterend, ik zeker deze zeker niet aan al mijn lezers kan adviseren tenzij zij op zijn minst redelijk mooie benen hebben.

Wilde men ondanks zijn lelijke benen per se toch een strakke broek aan, dan moest de natuur een handje geholpen worden. Tenzij…

…zij hun toevlucht zoeken tot kunstgrepen om de gebreken van een krom of dun been te verdoezelen; in welk geval een lichte mate van vulling een absolute vereiste is, maar hierbij zijn de grootste zorgvuldigheid en omzichtigheid geboden.

Om het silhouet te vervolmaken werden uniformjassen aan de voorkant opgevuld om een gespierde borstkas te suggereren en epauletten verbreedden de schouderpartij. Van oudsher hebben de militair en zijn leger een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitgeoefend op mannen. Deze culmineerde in de negentiende eeuw toen het soldatendom ongekend populair werd en de schitterende uniformering voor velen een hoogtepunt bereikten. Het negentiende-eeuwse uniform was dan ook zonder uitzondering bijzonder fraai. Uniformen werden vervaardigd in alle kleuren van de regenboog en versierd bijvoorbeeld met zilveren zwaluwnesten (2) en gouden epauletten, franjes, beleg in afstekende kleuren, zilveren en gouden knopen, kant, gecompliceerd ineengedraaide sabelkwasten, enzovoort.

Het perfecte silhouet

Zouavenjasje voor dames uit zwarte taffeta met bandjes en borduurwerk – Bron: Bazaar, 1862

Het silhouet werd vervolmaakt door voorpanden op te vullen, tailles in te snoeren, benen in strakke, buffellederen broeken te steken en aan de voeten glimmende laarzen te dragen. Door het hoofd ten slotte te kronen met sjako’s, berenmutsen of kleurrijk gepluimde helmen werd het verschijningsbeeld van de militair geperfectioneerd (zie afbeelding). Het militaire uniform zag er zo mooi uit dat het niet verwonderlijk is dat in de negentiende eeuw veel facetten van de uniformering in de burgermode slopen. Richard Cobb schreef in Death in Paris, 1795-1801 over…

Jonge mannen, vooraanstaand in de laffe rangen van de klasse ‘legers’ van de jeunesse dorée, die absoluut de intentie niet hebben hun leven te wagen op een slagveld dat verder ligt dan het Palais Royal, hypocriete hoge militaire kragen à la hussarde en strak dichtgeknoopte overjassen…

Door iets militairs in de kleding over te nemen, verkreeg men zonder de risico’s te dragen die de krijgsmacht met zich meebracht, toch een zekere status.

Uiteraard speelden de kwaliteit en degelijkheid van de militaire kleding, maar ook de dictatuur van de mode een welhaast nog grotere rol. En zo zou het gedurende de negentiende en twintigste eeuw blijven. Veel kleine maar ook grotere ontleningen aan uniformen van weleer vonden plaats. De burgers droegen wellingtonboots, zouavenjasjes (zie afbeelding), garibaldiblouses en balaklava’s en decoreerden hun kleding met Pruisische kragen, epauletten en brandenbourgs. De invloed van militaire kleding was dus verstrekkend, zowel in detail als in tijd.

~ drs. M.J.B. Pool

Morgen publiceren we op Historiek deel drie van dit artikel, over onder meer de trenchcoat en de marine-look

Lees hier het eerste deel

Dit artikel van de hand van drs. Mariska Pool (Legermuseum, Delft) is afkomstig uit de Militaire Spectator, een militair wetenschappelijk vakblad dat sinds 1832 verschijnt. Ter gelegenheid van het 175-jarig bestaan van het blad werd het erfgoed enkele jaren geleden volledig gedigitaliseerd.

Dressed to kill
Dressed to kill

Boek van Mariska Pool (Legermuseum, Delft) over de invloed van uniformen op de mode. In 2000 verschenen bij uitgeverij Waanders.

Lees meer…

1 – H. Ringoir, ‘Het Jassenboekje’ in Armamentaria,nr.4, 1969, 4K.
2 – Zwaluwnesten zijn schouderversieringen met afhangende franjes.

Historiek is een onafhankelijk online geschiedenismagazine voor een breed publiek. We willen geschiedenis en actualiteit met elkaar verbinden en geschiedenisverhalen gratis toegankelijk maken. Steun ons werk

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×