Wie voor 2008 ging winkelen in de Veldstraat te Gent, passeerde steevast de verleidelijke etalages van de Joodse patisserie Bloch. Tijdens de presentatie van het boek Het verhaal van de familie Bloch geeft een filmpje van Julien van de Velde de laatste dag van de patisserie weer. Het licht ging uit, de rolluiken werden voorgoed naar beneden gelaten. In de tearoom gaven vaste klanten, aanvankelijk met de Gentse bourgeoisie op kop, elkaar rendez-vous. Het gezellige, tikkeltje chique interieur verleende de bezoekers een charmante grandeur.
Monsieur Jacques zwaaide er de plak. Lekkere ‘patékes’ hadden gaandeweg de hoofdrol overgenomen van de broden, terwijl de drempel van de toetjestempel alsmaar lager werd. Persoonlijk herinner ik me aldaar een namiddag met koffie en een ‘carré-confituurke’. Zoals het lang ‘bon ton’ was, werd bij vorige generaties in Gent in één conversatie geflirt met de Frans taal, met uitglijders in het Nederlands om te eindigen in het Gents.
Keuzes die het lot bepalen
Het verhaal van de zaak Bloch, waar vier generaties elkaar opvolgen, is een stuk Gentse geschiedenis. Een ijkpunt in de Veldstraat. De kroniek van de Bloch-dynastie kan worden ingedeeld in drie delen: voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. De auteurs historica Tina De Gendt en journalist Karel Van Keymeulen beklemtonen vooral de oorlogsperiode met het vluchtverhaal in de hoofdrol. De beslissing om al of niet te vluchten splijt de familie. Oma Sophie Loeb ‘bonne maman’ blijft in Gent. Ze wil niet weg omdat ze in het ongewisse is van haar dochter Margot.
Dit boek gaat over gewone mensen die voor keuzes worden gesteld. Sommigen gaan omwille van die keuze hun dood tegemoet, anderen overleven. Het is een kwestie van geluk. In 1943 stapt ‘bonne maman’ op de trein naar Brussel, ingaande op een uitnodiging van de Kommandatur. Een valstrik. Ze wordt weggevoerd naar Kazerne Dossin en ingedeeld bij konvooi 20. Het einde laat zich raden. Ook Margot en haar man keren na de oorlog niet terug. De andere dochter Alice Bloch, toevallig getrouwd met naamgenoot Rodolphe Bloch, belandt met man en kinderen na een hele zwerftocht via Frankrijk en Portugal in New York en niet in Engeland zoals ze hadden gehoopt. In 1945 keert het gezin terug. Jacques is dan 17 jaar. Al die jaren voelden ze zich slachtoffers en bij hun terugkeer in België beseffen ze pas wat een geluk ze hebben gehad. Wanneer de bakkerij wordt vrijgegeven en Rodolphe uiteindelijk weer de bakkersoven aansteekt, bergt zoonlief Jacques de droom om ingenieur te worden ‘tijdelijk’ op. Tijdelijk wordt levenslang. Hij geeft op zijn beurt de fakkel over aan zijn zoon François. Patisserie Bloch vormt weer samen met sigaren- en pennenwinkel Caron en boekhandel Welkenraedt de gouden driehoek op het kruispunt Veldstraat-Volderstraat.
Wee wie zegt dat recht is wat krom is
Tijdens de boekpresentatie in de Minardschouwburg te Gent zijn Jacques en Nicole Bloch aanwezig. Ze zijn stokoud. Jacques strompelt aan de arm van auteur Tina De Gendt het podium op. Hij vergeet al eens de micro tegen de mond te houden. De krachtige hand waarmee hij het deeg kneedde, legt hij af en toe met een teder gebaar op de arm van Nicole. Zijn zus hoort niet goed, een vraag moet meermaals worden herhaald. Alain, zoon van Jacques en jarenlang onderzoeksrechter te Gent, stelt in zijn intro de vraag: is het een deugd te vergeven? Naadloos sluit hij daarbij aan: hebben de beulen hun slachtoffers vergeven dat ze nog leven?
Het is belangrijk te kijken wie wat deed en welke lessen we daaruit kunnen trekken. Vooroordelen zijn niet onschuldig, het is vaak de glijbaan naar wat onaanvaardbaar is. Dit boek laat het verschil zien tussen het aanvaardbare en het niet-aanvaardbare. Wee wie zegt dat recht is wat krom is. In de familiegeschiedenis van de Blochs komt de joodse miserie samen. ‘Pour vivre heureux, vivons cachés,’ om het op zijn ‘Gents’ te zeggen. In het geval van de familie Bloch: letterlijk tijdens hun vlucht en figuurlijk in de zin van pijnlijke herinneringen te verbergen tussen de plooien van het geheugen.
Een actueel thema
Tina De Gendt en Karel Van Keymolen beklemtonen de actuele waarde van het boek: mensen op de vlucht, bevolkingsgroepen vervolgd omwille van hun geloof, ras of kleur. De familie Bloch was niet gelovig en niet godsdienstig, ze behoorde eenvoudig tot het verkeerde ras voor de nazi’s. Alain Bloch verwoordt het in het nawoord van het boek als volgt:
Ze waren bij toeval joden en joden bij toeval.
De winkel wordt ook na de oorlog beklad met antisemitische graffiti. Wanneer in 1981 het woord Jood op het raam van de patisserie in het rood wordt geschreven, veegt Christiane, echtgenote van Jacques, het niet uit; ze schrijft eronder: en fier. Figurentheatermaker Luk De Bruyker heeft het boek gedramatiseerd, zijn voorstelling kreeg de naam ‘Jood …en fier’.
Het verhaal van de familie Bloch getuigt ook van de innerlijke kracht in de mens en zijn doorzettingsvermogen. En ook dat er wel altijd mensen zijn die hun nek uitsteken om anderen te helpen. Het boek is literaire non-fictie. Klare taal, zonder poespas, enorm boeiend en meeslepend geschreven; een waar verhaal dat aansluit bij wat Jacques en Nicole Bloch aan Tina De Gendt vertelden tijdens urenlange gesprekken. De Gendts opleiding als historica waarborgt een exacte historische achtergrond. Het boek bevat ook zestien pagina’s met foto’s. Op het eind van de boekvoorstelling in de Minard zegt Jacques heel eerlijk:
‘Zou ik zelf de moed gehad hebben mensen te verstoppen? Ik weet het niet.’
Boek: Het verhaal van de familie Bloch