De Nederlandse taal kent talloze woorden om de grijze massa mee aan te duiden: gepeupel, jan hagel, jan salie, jan-met-de-pet-op, de familie Doorsnee, gespuis, raddraaiers, sansculotten, grauw, meute, menigte, de vijfde stand, heffe des volks, proleten, lompenproletariaat, uitschot, schuim, troep, plebs, profanum vulgus, hooligans of Tokkies. Maar de fraaiste term is misschien wel ‘klootjesvolk’.
Sommige mensen denken dat het begrip klootjesvolk omstreeks 1965 is bedacht in Provo-kringen. Het woord dook op in de stukjes van Simon Carmiggelt, waarna onder andere Provo-leider Roel van Duijn en anti-rookmagiër Robert Jasper Grootveld de term overnamen. Deze etymologische mythe is recent ontkracht door historicus Niek Pas in Provo! Mediafenomeen 1965-1967 (Amsterdam: Wereldbibliotheek, 2015). Provo had zeker niet de primeur. Maar waar, op die vraag geeft Pas geen antwoord, komt ‘klootjesvolk’ dan wel vandaan?
Etymologische verklaringen
Wie ‘klootjesvolk’ intikt op www.delpher.nl (de krantendatabase van de Koninklijke Bibliotheek) komt veel hits tegen en ontdekt dat de term klootjesvolk veel ouder is dan menigeen vermoedt. Vanaf ongeveer 1900 komt het begrip regelmatig voor in krantenartikelen.
Etymologische woordenboeken geven aan dat de Amsterdamse dichter G.A. Bredero het begrip al gebruikte in het treurspel Griane uit 1616:
‘dit klóótjes volck vande vesten, of uyt de slopjes. Die legghen en loopen, in goyen elk ien mit dopjes. Heer hoe wangelatich ist volck! niet waar? niet waar?’
Klootjesvolk van de wallen of uit de sloppen dus. De betekenis van kloot zou hier volgens de woordenboeken kunnen verwijzen naar de arme mensen die rond de stadswallen op een kluitje (klootje) leefden, in dichtbevolkte wijken.
In een andere verklaring heeft het woord kloot een seksuele connotatie. Klootjesvolk zou een schimpnaam zijn van intellectuelen voor ‘volk dat alleen voor het seksuele leeft’. Gepeupel dat alleen zijn ballen gebruikt en niet de hersenen.
De plomp in
Weer andere bronnen noemen een betekenis die doet denken aan het spelletje klootschieten. Zo stelt journalist Annette Zeelenberg, rondleider op kasteel Ammersoden en oprichter van de website Geschiedenis Beleven, over de herkomst van klootjesvolk:
“Kloten zijn ronde stenen kogels die speciaal voor de katapult gemaakt werden. Bij het verdedigen van een kasteel kwamen ze soms in de gracht terecht. De taak van het klootjesvolk was om deze stenen weer te verzamelen, zodat ze bij een volgende aanval gebruikt konden worden.”
Uiteraard gebeurde het verzamelen van de kloten op momenten dat er niet gevochten werd. De stadspoorten gingen open en het eenvoudige volk mocht de kloten weer gaan ophalen en in een klootzak stoppen. Dat het klootjesvolk, de grijze grauwe massa, diep gezakt was, achterbuurtvolk zoals Provo stelde, klopt dus eigenlijk wel. Maar wel héél letterlijk: ze moesten door het slijk om het vuile werk op te knappen.
- Lees ook: Een historische scheldwoordenlijst
- Meer historische taalweetjes
Boeken
Niek Pas, Provo! Mediafenomeen 1965-1967 (Amsterdam: Wereldbibliotheek, 2015).
Ludo Beheydt (red.), Taal en omroep (Den Haag: Stichting Bibliographia Neerlandica , 1991) 118.
Internet
http://www.nieuwsbladgeldermalsen.nl/lokaal/een_wagen_vol_verhalen__in_beesd_rhenoy_en_gellicum_3299534.html#.Vhrfy_ntmko
http://www.dbnl.org/tekst/bred001gria01_01/bred001gria01_01_0005.php?q=klootjes (Tekst van Bredero, Griane, 1616)
http://www.digibron.nl/search/detail/012dc42635dfb79820cfe014/varen-over-voorma
http://www.surfspin.nl/zee-ezel1104.html