Wanneer je iemand om de tuin leidt, neem je iemand in het ootje of bij de neus. Kortom: je bedot hem of haar en zorgt ervoor dat iemand er niet achter komt hoe iets werkelijk zit. Waar komt deze uitdrukking vandaan?
Volgens de bekende Nederlandse taalkundige F.A. Stoett heeft de ’tuin’ in deze uitdrukking nog de oorspronkelijke betekenis van omheining, zoals die vroeger vaak om een tuin (destijds vaak ‘hof’ genoemd) werd aangelegd. Wie om de tuin werd geleid, had dus geen toegang tot de eigenlijke hof. De uitdrukking komt in ons taalgebied al zeker sinds de zeventiende eeuw voor. Stoett wijst in zijn Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-25) bijvoorbeeld op onderstaande tekst van P.C. Hooft:
Want die met schijn van deucht het vollick soeckt te paeijen
Met schoon beloften loos, en om den tuin te leijen,
Geniet een corte tijt tot dat het werd’ verbreijt,
De wanckelbare vrucht van zijn scherpsinnicheit
Het Spaans kent een vergelijkbare uitdrukking: llevarse al huerto (‘om de moestuin leiden’).
De tuin van Getsemane – Jezus in doodsangst<
Boekenrubriek: Taalgeschiedenis