Patriciër Joan Huydecoper (1625 -1704), die dertien keer tot burgemeester van Amsterdam werd gekozen, vond het niet meer dan normaal zijn familie en vrienden aan lucratieve baantjes te helpen.
Dat recht hoorde gewoon bij zijn ambt. Zijn oudste zoon benoemde hij tot stadssecretaris; de jongen was nog geen negentien en had pas een half jaar universiteit achter de rug. Huydecoper zorgde er ook voor dat de belastingaanslag van zijn schoonmoeder flink werd verlaagd. En in 1673 kon hij door voorkennis zijn nicht, Margaretha Trip, tippen dat ze bepaalde aandelen moest kopen.
Niemand die daar een probleem van maakte. Er werd hoogstens wat gebromd als iemand wel erg ver ging in het behartigen van zijn privé-belangen. Wat overigens niet wil zeggen dat de heren politici alles konden maken. Huydecoper ontstak in grote woede toen een neef hem géld durfde te bieden in ruil voor een bepaalde baan. Dat vond hij je reinste omkoping!