In uw voorwoord geeft u al aan dat er veel boeken over de Holocaust zijn verschenen. Waarom besloot u zelf toch een extra boek aan de stapel toe te voegen?
“Het leek mij zinvol om een nieuw boek uit te brengen, omdat er zo’n enorm aantal boeken zijn, die specifieke onderwerpen bespreken over de Holocaust, maar daarbij aan het grote geheel voorbijgaan. Ik heb op indringende en informatieve manier al die kennis van het onderwerp Holocaust aan elkaar gekoppeld, zodat er voor de lezer een duidelijk verband is te vinden tussen de massamoord en de individuele slachtoffers en het waarom van deze volkerenmoord. Het Jodendom en de drogredenen van de nazi’s om de Joden als volk uit te roeien worden voor iedereen in begrijpbare taal besproken. Zoals een lezer zei: ‘Nu zie ik pas de verbanden en heb ik een beter idee van de massaliteit’. Daarnaast besteed ik aandacht aan het groeiend antisemitisme.
Uw boek heeft een bijzondere en opvallende titel: ‘Der Übermensch – Het beest van de Holocaust’. Kunt u de keuze voor deze titel uitleggen?
“De titel van het boek is gekozen om het schrille contrast te beaccentueren, waarin een groep mensen, die zich verheven voelde boven veel andere volkeren, zich als beesten, wellicht nog beter als monsters, hebben gedragen. Hun wrede gedrag past absoluut niet bij mensen, die menen, dat ze uitzonderlijk goed zijn.
Heeft u een specifieke doelgroep voor ogen?
“Ik hoop hiermee alle leeftijdsgroepen te bereiken, opdat het nooit vergeten wordt. Dat ik dit doel al gedeeltelijk heb bereikt blijkt uit het gegeven, dat het lezerspubliek in leeftijd varieert van 15 tot 96 jaar. Ik hoop dat de ouderen het onder de aandacht van de jongeren zullen brengen. Jongeren zullen vol verbijstering reageren; kan een mens zo wreed zijn? In wat voor tijd leefden die mensen, dat zoiets kon gebeuren? Ervaringen van lezers zijn, dat jongeren inderdaad bij het bezoek van hun grootouders steeds opnieuw het boek induiken en zelfs hun telefoontje tijdelijk links laten liggen. Het zal wellicht een aantal van hen stimuleren een kamp in binnen- of buitenland te bezoeken. Het doel is ook te bereiken, dat de mensheid dit nooit meer zal vergeten en er haar lessen uit gaat trekken.
Kunt u iets vertellen over het schrijfproces en onderzoek? Hoe bent u te werk gegaan?
“Ik werd rond mijn veertiende jaar geconfronteerd met de eerste oorlogsverhalen en heb me vanaf mijn eenentwintigste geconcentreerd op de Holocaust. De Belgische schrijver Ludo Vaneck schreef rond 1968 een serie van elf boeken over de gruwelijkheden van verschillende kampen. Zijn boeken bezorgden mij slapeloze nachten en wekten mijn nieuwsgierigheid nog meer op. Na meer dan vijftig jaar lezen, verzamelen, kampen bezoeken en films bekijken, kreeg ik de behoefte mijn ervaringen, gevoelens en gedachten aan het ‘papier’ toe te vertrouwen. Aangezien ik in het verleden al meer dan veertig boeken (voornamelijk instructie- en opleidingsboeken) en meer dan 1500 artikelen had geschreven, was het schrijven niet echt een probleem voor me. In de loop der jaren heb ik tientallen boeken, films, folders en dergelijke verzameld, waarin ik de basis voor mijn boek heb kunnen terugvinden. Reeds jaren had ik het plan om al deze gegevens en ervaringen te publiceren, erop vertrouwend dat mijn schrijfervaring de toegankelijkheid voor de niet veel lezende mens ook groot zou maken. De corona lock down was de oorzaak, dat ik in een leemte viel. Dat gaf mij het laatste duwtje om aan het boek te beginnen. Het blijkt dat dit aardig lukt; onder de lezers bevinden zich huisvrouwen, leraren, chauffeurs, elektriciens, monteurs, Carnavalsprinsen, zelfstandigen, studenten en relatief veel gepensioneerden.
Uw boek bevat veel fotomateriaal. Hoe vond u de juiste context bij die beelden?
“De vele foto’s onderstrepen de verhalen en omstandigheden, die in het boek worden beschreven. Sommige foto’s zijn van eigen hand, anderen van vrienden, die de kampen bezochten, anderen uit de enorme hoeveelheid documentatie, die er voor handen is.
U geef aan dat de Holocaust in uw jeugd nauwelijks gesproken werd over de Holocaust. Heeft u een idee waarom niet?
“Ik ben in 1947 geboren en heb ervaren dat er tot 1960 nauwelijks gesproken werd over de oorlog en met name de Holocaust werd doodgezwegen. Mensen kijken niet graag terug op nare ervaringen en voor velen klonk het als overdreven en ‘we moeten verder, ons land opbouwen’. Waarschijnlijk speelt ook een rol, dat men bewust of onbewust wel wist, dat men te passief hadden toegekeken bij het wegvoeren van Joden, Sinti en Roma naar de kampen. Tijdens mijn basisstudie (tot mijn 22ste jaar) werd er tijdens de lessen slechts één keer beperkt aandacht besteed aan de wreedheden van de oorlog en daarbij viel het woord Holocaust ook nog niet eens.
Waarom fascineerde dit onderwerp u zo?
“De fascinatie voor de Holocaust komt waarschijnlijk voort uit een natuurlijke nieuwsgierigheid (is dat niet de basis van de wetenschap), de oorlogservaringen van mijn vader, waarover deze niet sprak, mijn rechtsvaardigheidsgevoel, een gevoel van enorm medelijden, mijn inlevingsgevoel bij het lezen over de kampen en mijn sociale instelling en zwak voor de minderbedeelden in de maatschappij, wat leidde tot een enorme verbijsterende verontwaardiging over het gedane onrecht.
In een interview met het Brabants Dagblad zegt u: “Maar het leed is niet te begrijpen. Hoe kan de mens zo ontzettend wreed zijn?” Heeft u inmiddels een mogelijk antwoord op die ingewikkelde vraag?
“Voor mij als schrijver is het leed niet te begrijpen. “Hoe kan de mens zo wreed zijn”. Hierop heb ik geen antwoord gevonden, wel vermoedens. Ik heb in mijn leven gezien en ervaren, dat grote groepen mensen zich vaak snel aanpassen aan negatieve toestanden. Het zijn dan vaak meelopers, die pas later beseffen wat ze hebben gedaan en dan (beperkte) spijt hebben. We hebben dat onlangs weer kunnen zien bij de bestorming van het Capitool en de rellen in verband met de regels ter bestrijding van de covid-pandemie. Het erge bij de Holocaust was, dat de daders bij de confrontatie met hun verleden totaal geen spijt kenden.
Voor meer informatie of het bestellen van het boek kunt u terecht op de website van Jos Denissen