Wie nu naar de guillotine kijkt, zal dat waarschijnlijk met afkeer doen. Opvallend genoeg werd het executiemiddel vernoemd naar een tegenstander van de doodstraf: dokter Joseph-Ignace Guillotin.
De Franse arts en politicus wilde dat de guillotine als standaardmethode werd ingevoerd bij executies. Hij hoopte dat het middel een tussenstap zou zijn naar afschaffing van de doodstraf. Voor de officiële invoering van de guillotine werden veroordeelden doorgaans onthoofd met behulp van een bijl. Wreed genoeg gebeurde het echter niet zelden dat de beul meerdere slagen nodig had voor het hoofd ook echt van de romp gescheiden was. Joseph-Ignace Guillotin kreeg zijn zin. Vanaf 1789 was de guillotine in Frankrijk de enige methode waarmee de doodstraf werd uitgevoerd.
Met de guillotine moest de executie zo humaan en pijnloos mogelijk verlopen. De onthoofding duurde slechts een fractie van een seconde. De veroordeelde moest op zijn buik liggen en het hoofd in het houten schot aan de onderzijde van het apparaat leggen.
Vanaf ongeveer vier meter hoogte werd vervolgens een mes laten vallen dat door het houten schot hard op het hoofd van de veroordeelde terecht kwam. Het hoofd rolde vervolgens in een mand.
Of de onthoofding met behulp van de guillotine echt zo pijnloos was, wordt wel eens betwijfeld. Sommige artsen beweren dat het wel een halve minuut kon duren voor de hersenen het bewustzijn verloren. Anderzijds wordt gesteld dat het volkomen wegvallen van de bloeddruk onmiddellijk bewustzijnsverlies tot gevolg moet hebben gehad.
Wanneer de guillotine voor het eerst gebruikt werd is onduidelijk. Bekend is wel dat een soortgelijk apparaat al in 1286 in Engeland werd gebruikt, toen onder de naam Halifax Gibbet. De executies vonden vaak plaats op marktplaatsen en waren dan dus openbaar.
De guillotine werd in 1977 voor het laatst gebruikt. De moordenaar Hamida Djandoubi, een Tunesische migrant, werd toen in Marseille onthoofd.