De crash
Na ruim tweeëneenhalf uur vliegen vanaf Wakde, zag de vlieger, Ira “Herky” Barnett in de monding van de Baroe rivier een Sugar Charlie, de codenaam voor een kleine Japanse kustvaarder van een meter of 40 -45 lang met zo’n 250 – 300 ton laadvermogen. Vrijwel op dat moment kwamen de twee andere B-25’s vanuit het noorden aanvliegen en waren er dus vier kisten van het 418e om de aanval in te zetten.
De andere drie toestellen hadden de Sugar Charlie niet gespot vanwege de verspreide bewolking die daar tussen de 200 – 1.000 meter hing en het zicht belemmerde. Ze waren al doorgevlogen, maar na een oproep van Barnett keerden ze om en kwamen terug. Door het draaien van alle vier de toestellen, kwam Barnett ongelukkigerwijs als laatste in de aanvalspositie. Op een koers van 180 graden en aanvallend tegen de zijkant van de schuit op een hoogte van zo’n 500 voet (160 meter), werd de aanval ingezet. De eerste drie B-25’s misten de Sugar Charlie. Als laatste was Barnett aan de beurt. Hij kwam te laag boven het water aanvliegen om te kunnen vuren met de 10 in de neus gemonteerde 0.50 machinegeweren. Normaal gesproken veegde zo’n intense regen van lood alles van het dek van schepen af en durfde geen Japanner zijn geschut te bemannen. Nu kwam Barnett zonder dat dekkingsvuur aangevlogen en konden de Japanners terugschieten met licht en middelzwaar afweervuur. Tom Wright herinnerde zich later:
“Herky wierp een bom af terwijl hij over de Japanner vloog. Chief riep dat de splinters hem om de oren vlogen! De bom was midden op het dek ingeslagen.”
Het Japanse afweervuur sloeg in de linkermotor, het vermogen van die motor viel weg. Barnett zette de propeller direct in de vaanstand om de weerstand aan die kant te verminderen en zette beide voeten op het rechter voetenstuur om tegendruk te geven nu het toestel de andere kant op wilde draaien. Ook de roerkabels en een brandstoftank in de vleugel waren geraakt. Uit die tank lekte brandstof weg. Tom schakelde snel over naar de tank in de bomb bay om de brandstoftoevoer naar de nog werkende motor gaande te houden. Het toestel bleek nauwelijks bestuurbaar en vloog scheef door de lucht. Om gewicht kwijt te raken gooide Barnett de overige vijf bommen af boven de jungle en gooiden Whipland en Chief van alles en nog wat uit het toestel.
Hij probeerde nog naar 3.000 voet te klimmen om te zien of de dichtstbijzijnde basis Biak te halen zou zijn, maar moest al snel concluderen dat dat niet zou lukken. De B-25 kon goed op één motor vliegen, de beschadigde besturing maakte de terugvlucht echter zo gecompliceerd dat er niets anders opzat dan eruit springen met parachutes of noodlanden. Barnett zal zeker overwogen hebben het toestel in zee te landen, een zogenaamde ditching. De bemanning zou dan in de dinghy, het rubberen reddingvlot, kunnen gaan om opgepikt te worden door een Catalina vliegboot van een Emergency Rescue Squadron. Aangezien ze net een Japans schip hadden geraakt, er tientallen zo niet honderden boze Japanners rondzwommen en het onbekend was of er meer Japanse schepen in de buurt waren, leek dat niet zo’n goed idee. De grote basis Babo was tevens niet ver weg en wellicht zou daar vandaan een snelle patrouilleboot naar hun locatie gestuurd worden. Gevangenneming door de Japanners en een vrijwel zekere executie door onthoofding was geen prettig vooruitzicht.
Ira had uit de lucht gezien dat er een stuk landinwaarts open vlaktes waren en hij besloot zijn getroffen toestel daar neer te zetten. Via de radio bracht hij zijn wingman en tentmaat, Luitenant Albert Sorbo, op de hoogte van de situatie en zijn plan voor de noodlanding. Tom Wright dacht dat Barnett bevel zou geven er met de parachute uit te springen, maar dat bevel kwam gelukkig niet. Als ze dat hadden gedaan, waren ze ver van elkaar terecht gekomen, in een zeer vijandelijke omgeving, zonder nooduitrusting, zonder communicatie, zonder een uit de lucht herkenbaar punt voor redding en vooral, alleen en zonder elkaar. Een geslaagde noodlanding zou veel meer kans op overleven geven. In de B-25 zat een survival kit met daarin voedsel, water, medicijnen en noodsignalen.
Dichterbij de grasvlakte komend, bleek het een moeras te zijn en Wright, die naast Barnett in de cockpit zat, kreeg van hem een seintje de andere twee mannen achterin de kist te waarschuwen voor de, ongetwijfeld ruwe, landing. “Chief riep, “Nu komt het Whip!”, schreef Pete Whipland. Wright zelf zette zich al schrap, maar Barnett had bomen gezien, trok daarom op en maakte een draai om een tweede poging tot landing te wagen. Navigator Tom Wright schreef:
“Bij de tweede poging gleed hij over het water en gras en hoorden we tsching, tsching, tsching, struiken tegen de vleugels slaan. Plotseling zwaaide het vliegtuig naar links, in tweeën brekend net achter het bommenruim. Chief en Pete werden naar buiten geworpen. De vleugel had een boom geraakt, te dik om te breken.”
Radio operator Pete Whipland sloeg bij zijn vlucht door de lucht nog met het hoofd tegen de radio aan en langs de scherpe aluminium randen van de gebroken romp. Dat leverde hem een flinke jaap in zijn voorhoofd op en een diepe wond in zijn bovenbeen. Na nog een meter of tien doorglijden, kwam het toestel, gebroken en wel, tot stilstand. Behalve getik van afkoelend metaal van de motoren, was het heel even stil in de jungle van de Vogelkop.
Survival
Proestend en met zijn armen zwaaiend kwam Harold weer boven water uit de modderige poel waar hij bij de crash in verdwenen was. Iets verderop zag hij Pete proberen tegen de vleugel op te kruipen. Bloed uit de snee in zijn voorhoofd en been had water en modder rood gekleurd. Volgens Tantaquidgeon kregen Tom en Ira direct ruzie met elkaar over slechte navigatie van Tom versus slecht vliegwerk door Ira.
“Je zou onze locatie toch vast moeten kunnen stellen!” schreeuwde Ira, “je bent een navigator van niks”. Tot zijn knieën in de modder staande keek Tom hem boos aan “Je hebt wel lef om mij te bekritiseren. Kijk eens naar het toestel, wat een vlieger, wat een landing!”
Niet zo vreemd na de zenuwslopende aanvalsmissie en daarop volgende vlucht die in een noodlanding geëindigd was. Harold suste de verhitte gemoederen. Feitelijk had Barnett met zijn snelle serie analyses van de toestand van het vliegtuig na geraakt te zijn door het Japanse afweervuur, zijn acties als het afwerpen van de overgebleven bommen, het besluit om niet te ditchen of de crew per parachute uit de aangeschoten kist te laten springen en vervolgens de geslaagde noodlanding met slechts één motor en beschadigde besturing, naar alle waarschijnlijkheid hen alle vier het leven gered. Althans tot in de jungle. Redding uit dat levensgevaarlijke gebied was een heel ander verhaal, een taak die buiten zijn macht en mogelijkheden lag. Van het moment van de aanval tot aan de noodlanding in het moeras duurde niet veel meer dan tien-twaalf minuten.
Barnett keek naar het gebroken vliegtuig en de jungle die hen omsloot. Hij droeg de leiding feitelijk aan Harold over:
“Ik denk dat ik zoiets als dit in mijn achterhoofd had toen ik je vroeg mijn boordschutter te worden Chief. Vanaf nu is het jouw show.”
Waar waren de mannen terecht gekomen? In het beeld dat mensen hebben van Nieuw Guinea ziet men jungle voor zich, enorme bomen met daaronder in een vochtig schemerlicht kleinere planten en een dik pakket aan bladeren en aarde. Uit de lucht gezien is het een uitgestrekt gebied wat vol lijkt te staan met boerenkool. Het vochtige gedeelte klopte wel voor het gebied waar de B-25 was neergekomen, dit zuidelijke deel van de Vogelkop bestaat voor een belangrijk deel uit moerasgebied. Dat zijn niet de mangroves die aan de kust gevonden worden, maar een laaggelegen gebied doorsneden met rivieren dat door de hevige regenval regelmatig overstroomt of uitwaaiert. Er staan hier en daar verspreide bomen in deze grote grasachtige vlakten waar het water nooit erg diep zit. Men kan wel door het gebied heen trekken, maar dat kost enorm veel moeite en kracht. Soms loop je tot je heupen of je borst aan toe door het water. Dan komt er weer een droger stuk waar sagopalmen staan met vlijmscherpe stekels die niet alleen ernstige verwondingen kunnen veroorzaken, maar ook gevaarlijke ontstekingen door bacteriën die zo diep in het lichaam kunnen komen. Het moerasgebied waar Barnett, Wright, Whipland en Tantaquidgeon waren geland, is 400 km2 groot. Een gigantisch moeras waar ze middenin zaten, ter grootte van de Noordoostpolder.
Boek: KAIS – Het historische verhaal van een gewaagde redding in Nieuw Guinea, zomer 1944