In de tentoonstelling Welkom aan boord toont Tassenmuseum Hendrikje de geschiedenis van het reizen en de ontwikkeling van reistassen en koffers van 1850 tot nu.
Amsterdam, ca. 1930.
Tot het midden van de negentiende eeuw reisde men per koets, paard, trekschuit of te voet. Het was oncomfortabel en gevaarlijk en koffers moesten weerbestendig en robuust zijn, zodat ze achter- of bovenop een koets gebonden konden worden. Pas toen stoom werd ontdekt en de maatschappij industrialiseerde konden veel langere afstanden worden afgelegd per stoomtrein- of boot. Voor luxueuze bootreizen werden hutkoffers ontwikkeld voor de uitgebreide garderobe van de welgestelde klasse. In de tentoonstelling is een rijk gevoerde hutkoffer te zien met aan de ene kant laden voor schoenen en ondergoed en aan de andere kant kledinghaken voor zo’n 16 mantels, jurken of kostuums.
Comfort en extravagantie
Hutkoffers zijn robuuste en onverwoestbare objecten van meer dan een meter hoog, met dikke houten wanden en verstevigd met metaal- of houtlijsten. Ze hebben een solide en onverslijtbaar raamwerk en het interieur is exclusief en voornaam gestoffeerd. Bijzondere koffers voor schoenen of met een bureau er in vragen om aanzienlijke financiële middelen en getuigen van de extreme rijkdom van de eigenaar. De koffers vertegenwoordigen een hoge mate van individualiteit, comfort en extravagantie. Tegelijkertijd belichaamt de hutkoffer ook afhankelijkheid en onzelfstandigheid omdat personeel nodig is om de koffer te verplaatsen.
Massatoerisme
Vanaf de jaren zeventig van de twintigste eeuw maakten stijgende inkomens en afnemende kosten internationaal reizen per vliegtuig voor een steeds grotere groep mogelijk. Massatoerisme stelde andere eisen aan koffers en reistassen en koffers werden kleiner, lichter en kregen wieltjes. Alle bezittingen moeten in deze tijd passen in een overhead locker in een vliegtuig.
Foto’s: Tassenmuseum Hendrikje