Liefdesterritoria
Toen er nog geen fiets, geen tram en geen trein was, had je als trouwlustige vrijgezel niet veel te kiezen. In principe ging je, min of meer noodgedwongen, voor iemand in je directe omgeving. Maar nieuwe vervoermiddelen vergrootten de actieradius. En dus zochten mensen hun liefje ook een dorp verderop. Het gevolg: er kwamen ook vreemdelingen in jouw dorp die op vrijersvoeten waren. Dat ging niet altijd zonder slag of stoot.
Liefde als slagveld
Dorpen die elkaar van oudsher toch al als rivalen beschouwden kregen er een gevoelig slagveld bij: de liefde. De jonge mannen uit een dorp voelden zich verplicht ‘hun’ meisjes te beschermen tegen belangstellende vreemdelingen. Hoe dat dan ging? In september 1925 was er, aldus een rechtbankverslag in het Nieuwsblad van Friesland van destijds, een dansavond in een café in het Friese dorp Oudeschoot. Er waren jongens uit Grou (23 kilometer verderop) die na afloop met een paar plaatselijke meisjes aan de zwier gingen. Dat pikten de Oudeschoters niet: ze gingen de jongens uit Grou achterna en vielen ze lastig. Er vielen klappen en dat leidde tot een boete van twintig gulden voor een van de vechtersbazen.
Vreemde vrijers
Zo ging het vaker. In 1916 dwongen jongens uit het Drentse Havelterberg een jongen uit Giethoorn één gulden te betalen om ongestoord zijn meisje naar huis te kunnen begeleiden. Anders zou hij een pak slaag krijgen. ‘Vreemde vrijers’ hadden het vaak zwaar te verduren. En de meisjes die ze begeerden natuurlijk ook.
Twee dorpen die hun ‘liefdesterritorium’ met hand en tand verdedigden waren Staphorst en het naburige Rouveen. In Ter ere van de trouw, hofmakerij in Staphorst in historisch perspectief (2006) beschrijft Dirk Kok dat de spanning om te snijden was als Rouveense jeugd een Staphorster café binnenkwam, of andersom. Eigenlijk was dat gewoon uit den boze. De dorpen hadden hun eigen uitgaansgelegenheden waar ‘vreemdelingen’ niet welkom waren. En zeker geen vreemdelingen die op vrijersvoeten waren. Zeker tot de Tweede Wereldoorlog, schrijft Kok, werden minnaars uit het andere dorp opgewacht en door een groep afgetuigd. Niet zelden kwamen daar messen aan te pas.
Maar de tijden zouden veranderen. Het werd steeds makkelijker om van de ene naar de andere plaats te komen: jongeren kregen de beschikking over bromfietsen en zelfs auto’s waarmee ze naar de grote stad konden. Er kwamen meer uitgaansgelegenheden waar iedereen gewoon welkom was. De naijver tussen dorpen verloor de scherpste randjes. Minnaars kunnen geruster zijn: ze worden niet meer in elkaar geslagen vanwege hun woonplaats.
Boek: Steeds blijf ik u beminnen. Liefdesoproepen uit vervlogen tijden