Vrijdag was ik bezig met het overplaatsen van enkele pagina’s van de Livius-website, die eerst in een nieuwe stijl moeten worden opgemaakt om er überhaupt aan te kunnen gaan denken het materiaal op een aanvaardbaar niveau te brengen. Momenteel ben ik bezig met de Romeinse legioenen, waarvan er vierentachtig bij naam en toenaam bekend zijn. De helft daarvan mag gelden als de “echte” legioenen, de andere helft gaat om laatantieke eenheden die kleiner waren en andere taken hadden dan de traditionele regimenten.
Nu ik er toch mee bezig ben, zoek ik uit of er nog foto’s bij horen. Leuk werk, want je ziet op die manier wat terug van je vakanties. Zo vernieuwde ik gisteren de pagina van het Tiende Legioen Fretensis, de eenheid die in 74 n.Chr. Masada innam, een bolwerk dat werd verdedigd door zogeheten “sicariërs”. Onze voornaamste bron voor de oorlog, Flavius Josephus, veinst dat het ging om joden, maar erkent op een onbewaakt moment dat er ook niet-joden bij waren. Desondanks is Masada een symbool van modern Israëlisch nationalisme geworden. Ik ken iemand die er zijn militaire eed heeft afgelegd.
De soldaten van X Fretensis streden in Masada geen oorlog, maar liepen mee in een PR-campagne. De Joodse Oorlog had onverwacht lang geduurd, van 66 tot 70, en het was nodig het beschadigde imago van de legioenen op te poetsen. Romes beste wapen was immers zijn reputatie van onoverwinnelijkheid, en die kon wel een likje verf gebruiken. Dus werden de bandieten op het bergplateau aangevallen. Een politie-eenheid aan de voet van de rots zou hebben volstaan, maar nee, er werd een belegeringsdam gebouwd waarover een toren naar boven werd gerold. Elke militaire logica was zoek – maar voor de PR was het goed te bewijzen dat geen berg te hoog was voor de legioenen. Masada is tegenwoordig propaganda en was dat destijds ook.
De bovenstaande foto maakte mijn vaste reisgenoot in het museumpje. Het is het loonstrookje van een legionair, Gaius Messius, die afkomstig is uit Beiroet. Zoals wel meer soldaten had hij een speciale taak: hij was een van de ruiters die boodschappen overbrachten. Vermoedelijk kreeg hij ook wat meer dan de normale soldij (vijfenzeventig denariën per vier maanden) uitgekeerd. Het lijstje vermeldt een paar inhoudingen: onder andere voor sandalen, beenwindsels, een tunica en voedsel voor zowel het paard als zijn berijder.
Het is een zeldzaam document. Alleen uit Egypte kennen we een ander soldatenloonstrookje. Door de zeldzaamheid begrijpen we het niet goed. Is dit een specificatie die aangaf waarom Messius niet de volledige vijfenzeventig denariën kreeg, of documenteert deze papyrus welk bedrag hij voortaan tegoed had in de kas van het legioen?
In elk geval was het voor Messius een belangrijk document, want het documenteert de twee eerste betalingen van 72 en hij nam het ruim anderhalf jaar later, in het voorjaar van 74, mee naar Masada. Blijkbaar was het een document dat je niet thuis achterliet, in de basis die de legionairs net hadden ingericht in Jeruzalem. Waarom het stuk kapotgesneden is (linksboven) is niet bekend.