Vrijdag was ik bezig met het overplaatsen van enkele pagina’s van de Livius-website, die eerst in een nieuwe stijl moeten worden opgemaakt om er überhaupt aan te kunnen gaan denken het materiaal op een aanvaardbaar niveau te brengen. Momenteel ben ik bezig met de Romeinse legioenen, waarvan er vierentachtig bij naam en toenaam bekend zijn. De helft daarvan mag gelden als de “echte” legioenen, de andere helft gaat om laatantieke eenheden die kleiner waren en andere taken hadden dan de traditionele regimenten.
Nu ik er toch mee bezig ben, zoek ik uit of er nog foto’s bij horen. Leuk werk, want je ziet op die manier wat terug van je vakanties. Zo vernieuwde ik gisteren de pagina van het Tiende Legioen Fretensis, de eenheid die in 74 n.Chr. Masada innam, een bolwerk dat werd verdedigd door zogeheten “sicariërs”. Onze voornaamste bron voor de oorlog, Flavius Josephus, veinst dat het ging om joden, maar erkent op een onbewaakt moment dat er ook niet-joden bij waren. Desondanks is Masada een symbool van modern Israëlisch nationalisme geworden. Ik ken iemand die er zijn militaire eed heeft afgelegd.

De bovenstaande foto maakte mijn vaste reisgenoot in het museumpje. Het is het loonstrookje van een legionair, Gaius Messius, die afkomstig is uit Beiroet. Zoals wel meer soldaten had hij een speciale taak: hij was een van de ruiters die boodschappen overbrachten. Vermoedelijk kreeg hij ook wat meer dan de normale soldij (vijfenzeventig denariën per vier maanden) uitgekeerd. Het lijstje vermeldt een paar inhoudingen: onder andere voor sandalen, beenwindsels, een tunica en voedsel voor zowel het paard als zijn berijder.
Het is een zeldzaam document. Alleen uit Egypte kennen we een ander soldatenloonstrookje. Door de zeldzaamheid begrijpen we het niet goed. Is dit een specificatie die aangaf waarom Messius niet de volledige vijfenzeventig denariën kreeg, of documenteert deze papyrus welk bedrag hij voortaan tegoed had in de kas van het legioen?
In elk geval was het voor Messius een belangrijk document, want het documenteert de twee eerste betalingen van 72 en hij nam het ruim anderhalf jaar later, in het voorjaar van 74, mee naar Masada. Blijkbaar was het een document dat je niet thuis achterliet, in de basis die de legionairs net hadden ingericht in Jeruzalem. Waarom het stuk kapotgesneden is (linksboven) is niet bekend.