In vier cd’s loodst drs. C.O.A. baron Schimmelpenninck van der Oije – onder meer voormalig directeur van het Maritiem Museum Rotterdam – ons door de geschiedenis van de Nederlander adel. Schimmelpenninck raakt de kern van de zaak en het is aangenaam om naar hem te luisteren. De baron weet waarover hij spreekt: sinds 1991 is hij namelijk voorzitter van de Hoge Raad van Adel.
De hoorcolleges zijn getiteld “Macht der edelen” en onderverdeeld op 4 cd’s in 12 hoofdstukken van ongeveer 20 minuten. In totaal betekent dit ongeveer 4 uur luisterplezier. Schimmelpenninck van der Oije start in de vroege Middeleeuwen, toen zich binnen het Karolingische rijk een eigen adelstand ontwikkelde die deels leek op de Romeinse adel. Het was met name de graaf, een belangrijke bestuurder in het rijk, die in deze tijdspanne belangrijk was binnen de adel.
Onvrije, hoge en lage adel
Naast de traditionele adelstand, afkomstig uit de ‘vrijen’, ontwikkelde zich een bovenlaag, de ministerialen (dienstlieden) uit de onvrije domeinbevolking. In de twaalfde eeuw vermengden deze groepen zich en werden ook de ministerialen een geboortestand.
In het zich ontwikkelende Habsburgse Rijk ontstond in de Middeleeuwen ook het onderscheid tussen hoge en lage adel. De hoge adel stamde uit Bourgondische hoffamilies, terwijl de lage adel afkomstig was uit ridderlijke geslachten van vorstendommetjes die waren opgegaan in het grote Habsburgse Rijk.
Republiek: 17e en 18e eeuw
Op cd 2 gaat de aandacht uit naar de adel in de Nederlandse Republiek (vanaf 1588 dus). In de meeste steden van de Zeven Provinciën vormden adel en burgers gezamenlijk het bestuur. De invloed van de adel varieerde: in Gelderland – van oorsprong een hertogdom – was deze een stuk sterker dan in Holland, waar de invloed van het ridderschap verwaarloosbaar leek met één stem tegen achttien steden.
In de achttiende eeuw stierf de adel in de Nederlanden geleidelijk uit. Dit leidde tot problemen bij de vervulling van ambten. Een ander probleem was dat alleen de gereformeerde adel in aanmerking kon komen voor bestuursfuncties. De katholieke adel werd van het merendeel van de functies buitengesloten.
Bataafse Tijd tot nu
De derde cd behandelt de periode vanaf de Bataafse Tijd (met in 1798 de eerste Nederlandse grondwet) tot het heden. Met de inval van de Fransen in 1795, de vlucht van de stadhouder en de terugkeer van de patriotten, kwam er officies een eind aan de invloed van het Nederlandse adeldom. Uiteindelijk bepaalde de Provinciale Wet van 1850 dat er een eind kwam aan het politieke adeldom. Adellijke personen bekleedden nog lange tijd allerlei bestuurlijke functies, alleen op persoonlijke titel en niet op basis van geboorte.
Ten slotte gaat cd 4 in op huidige ridderlijke orden, met als grootste de Johannieter Orde in Nederland met circa 600 leden. Aandacht krijgen nog de wapen- en vlaggenkunde omtrent de adel en de betekenis van de adel vandaag de dag. Schimmelpenninck van der Oije sluit af met een zelfreflectieve conclusie, een warme aanbeveling aan adellijke lieden: ‘Verwerven van eigen roem is waardevoller dan teren op het verleden.’