In een beeldenmuseum in Kopenhagen hangen aan een wand honderden neuzen. De gipsen neuzen werden ooit door restauratoren op verminkte beelden uit de oudheid geplakt, maar zijn later weer verwijderd. Tegenwoordig vormen de losse neuzen een soort ‘neusotheek’. In Denemarken spreekt men dan ook van de nasothek.
In de oudheid werden beelden geregeld opzettelijk beschadigd, bijvoorbeeld als een keizer of notabele uit de gratie was gevallen of een voorheen vereerde god ineens als ‘heidens’ werd beschouwd. Het was niet altijd nodig om het hele beeld te vernietigen. Soms volstond verminking en werden de beelden alleen ‘ont-neusd’. In het zeer lezenswaardige en vermakelijke boek Een kleine cultuurgeschiedenis van de (grote) neus is te lezen waarom het reukorgaan de spreekwoordelijke kop van jut was:
“Van standbeelden werd destijds gedacht dat ze een soort goddelijke levenskracht hadden dankzij hun neus. We ademen immers door dit lichaamsdeel. Volgens Egyptologe Adela Oppenheim van het Metropolitan Art Museum in New York zagen grafrovers zich daarom genoodzaakt om beelden te ‘vermoorden’ door hun neus af te hakken. Zo konden de dieven in alle rust hun gang gaan zonder de priemende blikken van goden.”
Mode
Het verwijderen van neuzen, met een duur woord ‘denastatio’, stelde latere generaties soms voor een uitdaging. Lang niet iedereen vond de verminkte beelden mooi. In de negentiende eeuw besloot men in sommige gevallen om dan maar nieuwe neuzen te maken en die op oude beelden te zetten. En daarbij liet men de eigen fantasie vaak de vrije loop aangezien niet duidelijk was hoe de neus van god of keizer er in werkelijkheid had uitgezien. In sommige gevallen werden de neuzen ook opgeplakt in opdracht van kunsthandelaren die wisten dat beelden zonder neuzen minder opbrachten.
Een plek waar veel nieuwe neuzen werden geplaatst is de Ny Glyptotek, een museum in de Deense hoofdstad Kopenhagen, opgericht door de vermogende bierbrouwer Carl Jacobsen. Een groot aantal Griekse en Romeinse sculpturen die ooit waren verminkt, konden hier decennialang weer mét neus bewonderen worden. Maar vandaag de dag kan dat niet meer. De beelden zijn hun neuzen namelijk weer kwijt. Niet omdat een bezoeker de reukorganen met een hamer heeft weggeslagen, maar simpelweg omdat de mode na de Tweede Wereldoorlog veranderde. Restauratoren vonden dat de beelden beter in oorspronkelijke staat getoond konden worden en kwamen dus tot de conclusie dus dat de aanpassing van de negentiende eeuw beter teruggedraaid kon worden. Eén voor één werden de neuzen hierdoor verwijderd. Weggegooid werden ze niet. Honderden verwijderde neuzen zijn tegenwoordig te bewonderen in de zogeheten ‘nasothek’. Handig, voor het geval men over enkele decennia weer van gedachten verandert.
Niet alle neuzen zijn overigens verwijderd. In sommige gevallen besloot men de kunstneuzen te laten zitten, uit angst dat de beelden bij verwijdering in zouden storten.
Ook de Zweedse Universiteit van Lund heeft een eigen ‘neusotheek’.
Boek: Een kleine cultuurgeschiedenis van de (grote) neus