Mijnbouw in Limburg

8 minuten leestijd
Mijnmuseum de Beukel

Als je vandaag de dag door de straten van Heerlen struint, zie je vrijwel niets meer wat te maken heeft met “ons mijnverleden”. Alleen schacht 2 van de voormalige Oranje Nassau Mijn 1 is een van de weinige nog tastbare herinneringen aan deze periode. Als je zo door Parkstad fietst, zie je her en der nog een kolenwagen staan maar mijngebouwen zie je vrijwel nergens meer. Ja, in Parkstad, want na de aankondiging van de mijnsluiting moest alles zo snel mogelijk van “zwart naar groen”. De Oostelijke Mijnstreek werd daarom veranderd in Parkstad.

Mijnmuseum de BeukelNaast de schacht in Heerlen is Schacht Nulland in Kerkrade de laatste schacht die de sloophamers heeft weten te ontwijken. Als je kijkt naar onze buren, Duitsland en België, dan merk je dat wij snel het zwarte verleden achter ons lieten. In Duitsland en België zijn nog veel meer tastbare herinneringen aan het mijnverleden te vinden. Zo heb je in België de mijnschachten nog staan van de mijnen in Waterschei, Zwartberg, Winterslag en noem ze allemaal maar op.

De groei

Als wij terugkijken naar onze geschiedenis, zien we dat Limburg vóór de mijnindustrie vooral bestond uit boerendorpen. Heerlen was lang niet zo groot als tegenwoordig. Door de komst van de mijnen groeide Limburg qua bevolkingsomvang. Veel mannen kwamen hun brood in Limburg verdienen toen de mijnen zich hier gingen nestelen. Steden groeiden en er kwamen bijvoorbeeld gezellenhuizen voor mijnwerkers die van andere landen kwamen. In deze huizen zaten allerlei nationaliteiten bij elkaar, van Marokkanen tot Spanjaarden en van Italianen tot Turken. In de gezellenhuizen werden zij verzorgd.

De katholieke kerk had in Limburg in de vorige eeuw een grote invloed op de bevolking. Meneer pastoor kwam vaak bij de huisvrouwen op bezoek om over de gezinssituatie te spreken. Ook werd er gepusht dat de jongens van de familie gingen werken bij het mijnbedrijf. De katholieke mijnwerkersbond had in de jaren dertig een ledenbestand van zo’n tienduizend man. Hieraan kun je al zien dat het katholieke geloof een grote rol speelde.

Uitblinken

Limburg stond op de kaart als het ging om veiligheid in de mijnen. Zo waren de Limburgse mijnen de veiligste in de wereld. Het is niet voor niets dat in 2014 twee Nederlanders naar Wit-Rusland gingen om daar de veiligheid in de mijnen te verbeteren. Wit-Rusland ligt qua veiligheidsniveau nog onder het niveau dat de Nederlandse mijnen hadden tijdens hun exploitatie.

De Staatsmijn Maurits was, tot het voltooien van de derde mijnschacht, de grootste tweeschachten-mijn in de wereld. De Maurits-mijn was ook nog eens de modernste mijn ter wereld. De lange Jan en lange Lies, de twee boegbeelden van Heerlen, waren niet alleen twee markante schoorstenen. Nee, de lange Lies met haar hoogte van 155 meter was de hoogste schoorsteen in Europa.

Mijnmuseum de Beukel

Sjtub (stof)

Natuurlijk was het niet alleen maar rozengeur en maneschijn. Er heerste een goede kameraadschap op het mijnbedrijf. Bovengronds kon je elkaar de kop in slaan maar ondergronds had je elkaar nodig, je moest vertrouwen op de mede-koempels.

Stoflongen zijn een groot probleem, voortkomend uit de mijnarbeid. Het is overigens niet het kolenstof waarvan de mijnwerkers de stoflongen krijgen, maar het zogenaamde steenstof. Hoofd mijnarts Vossenaar had niet zo’n goede reputatie als het gaat om de silicose (longziekte). Hij bouwde de geneeskundige dienst op voor de mijnwerkers die tijdens hun werkzaamheden gewond raakten. Maar Vossenaar wilde voorkomen dat silicose als beroepsziekte erkend werd. Dit omdat dat de mijnbedrijven veel geld aan uitkeringen zou kosten.

Veel mijnwerkers kregen deze verschrikkelijke ziekte en stierven hier dan ook op een jonge leeftijd aan. Nu nog zijn er mijnwerkers die met een zuurstoffles naast zich lopen omdat ze stoflongen hebben gekregen van het vieze werk diep onder de grond.

Pijler kettingtransporteur ''Demag''
Pijler kettingtransporteur ”Demag”

Mannenwerk

De mijnwereld was een echte mannenwereld. Ondergronds mochten er geen vrouwen komen, met uitzondering van hoogwaardigheidsbekleders, zoals prinses Juliana of prinses Margriet. Natuurlijk kregen zij niet de werkelijke situatie ondergronds te zien. Voor deze personen werd meestal wel een afdeling gereedgemaakt waar alles stofvrij was en waar de mijnwerkers met ruimte konden werken. De pijlers van 40 centimeter hebben zij niet gezien.

Nee, als ondergronds een vrouw zou komen en zou zien wat het echte mijnwerkersleven was, dan mocht de man denkelijk de volgende dag niet meer naar zijn werk. Er werden ondergronds grappen onder elkaar gemaakt.

Zo werden de behoeftes die de mijnwerkers op de kolenschop deden, soms voor de luchtverversing gelegd zodat de hele pijler van het aroma kon meegenieten. Of als iemand in slaap viel tijdens het “boeteren”, werd er een kolenschop gepakt en een hamer en deze keihard tegen elkaar aan geslagen zodat de persoon in kwestie een gat in de lucht sprong. Zulke dingen deden mijnwerkers allemaal onder elkaar.

Opleiding

Leerlingen van de ondergrondse vakschool, de O.V.S. (demijnen.nl)
Leerlingen van de ondergrondse vakschool, de O.V.S. (demijnen.nl)
Voordat je houwer werd, moest je eerst drie jaar naar de Ondergrondse Vak School. (OVS). Het eerste jaar bestond meer uit theorie, het tweede jaar was vooral bovengrondse werkzaamheden en het derde jaar mocht je al een aantal dagen ondergronds werken in een speciale afdeling. Een mijnvader hield je dan onder toezicht. Na het derde jaar kreeg je een examen en als je dit succesvol had afgerond kreeg je je houwersdiploma. Wie bij de OVS begon verdiende zo’n 7 gulden in de week, als je volwaardig mijnwerker was kreeg je al 31 gulden. Dit is in vergelijking met de huidige prijzen niets, maar in deze tijd was dat veel geld. Zeker als je nagaat dat 33 briketten een kwartje kostten. De mijnwerker kreeg trouwens kolen van het mijnbedrijf.

Onder de grond

In de mijn was een heel spooremplacement aangelegd. Er reden ondergronds diesel- en persluchtlocomotieven. Ook waren er mijnfietsen voor de schiethouwers. Als u bedenkt dat een afdeling in de mijn zo groot was als de stad Amsterdam moest er heel wat kilometer aan smalspoor gelegd worden. En dan te denken dat dit een paar keer onder elkaar was. Bijvoorbeeld op de 230 meter verdieping en op de 450 meter verdieping. Je kon ook van Geleen helemaal onder de grond naar Kerkrade lopen. Dit was vanwege de veiligheid in de mijnen. Als er iets gebeurde ondergronds, konden de mijnwerkers zo vluchten naar een ander mijnbedrijf.

De Limburgse mijnen stonden bekend als waterrijk. Ondergronds waren grote pompen geplaatst die al het mijnwater naar boven pompten. Met dit water werden de kolen van de stenen gescheiden. Kolen zijn namelijk lichter dan water en blijven drijven, de stenen zakken naar de bodem omdat deze zwaarder zijn. Of het mijnwater werd gebruikt om te douchen boven de grond.

In de Limburgse mijnen was veel gas aanwezig. In de begin jaren werd er een kanarie mee naar beneden genomen om dit mijngas op te sporen. Als de kanarie van zijn stokje viel dan wist de mijnwerker genoeg en moest hij maken dat hij wegkwam en ervoor zorgen dat er meer frisse lucht naar deze afdeling werd doorgestuurd. Later werd deze methode vervangen door de benzinelamp waar je aan de hoogte van het vlammetje kon zien hoeveel percentage mijngas aanwezig was. Alleen op de Oranje Nassau Mijn 1 in Heerlen was een verdieping die nagenoeg mijngasvrij was. Dit was de 250 meter verdieping. Hier reden elektrische locomotieven met bovenleiding. Nergens anders mochten deze rijden omdat een vonkje al genoeg kon zijn voor een mijngasexplosie. Ook fototoestellen mochten niet mee ondergronds.

Je had verschillende soorten kolen. U kent ze vast wel: briketten, eierkolen, syntraciet, antraciet. Je had vetkolen en magere kolen. Vetkolen zijn kolen die veel gas bevatten, magere kolen daarentegen zijn kolen waar weinig gas in te vinden is. In Limburg waren ook twee cokesfabrieken. Cokes is vetkool waar het gas uitgehaald is.

Als je kijkt naar de warmte ondergronds moet u een basistemperatuur pakken van zo’n 12 à 13 graden. Als u dan iedere honderd meter naar beneden gaat komt er 3 graden bij. De diepste mijn in Limburg was de Staatsmijn Hendrik. Deze mijn was zo’n 1100 meter diep. Op deze diepte was het dan 30 tot 40 graden. Door de continue verversing van lucht waaide het een beetje, dus de temperatuur zakte daardoor ook een beetje, maar warm was het er in ieder geval.

Steenkool - cc
Steenkool – cc

Rondom het mijnbedrijf

De sociale voorzieningen in en rondom de Mijnstreek waren veelvuldig. U kunt hierbij denken aan: duivenclubs, fanfares, harmonieën, voetbalverenigingen. Deze voorzieningen werden mede opgezet door de mijnbedrijven. Ook de diverse koloniën zijn door de mijnbedrijven opgezet. Alles werd voor de mijnwerker geregeld. Natuurlijk was er wel weer verschil tussen de grootte van de huizen van de beambten en de gewone koempels. De huizen van de beambten lagen ook in een ander gebied dan de huizen van de mijnwerkers. Zo bleef het onderscheid van een “ei meer in de vot” bestaan.

In 1951 is voor het eerst het Wereld Muziek Concours (WMC) georganiseerd in Kerkrade. In de beginjaren waren het vooral muziekkorpsen van mijnbedrijven die naar Kerkrade kwamen. Het waren niet alleen de Nederlandse mijnkorpsen maar ook korpsen uit Wales (Groot-Brittannië). Het WMC is nu uitgegroeid tot 19.000 muzikanten.

50 jaar geleden

In de oorlogsjaren voorzagen de mijnwerkers Nederland van kolen. Soms werd er opgeroepen om op zondag te komen werken om in de vraag naar kolen te kunnen voorzien. Maar in de jaren vijftig en zestig was de gasbel bij Slochteren ontdekt. De Limburgse kolen waren te duur om nog te ontginnen. Ook de kolen uit andere landen waren goedkoper om te importeren dan het Limburgse goud.

Op 17 december 1965 kondigde voormalig minister van economische zaken Joop den Uyl de mijnsluiting aan in de stadsschouwburg van Heerlen. Den Uyl verzekerde de mijnwerkers voor vervangende werkgelegenheid te zorgen. Op 31 december 1974 sloot de laatste mijn haar deuren. Hiermee kwam een tijdperk ten einde.

Na de sluiting

Mijnmuseum de BeukelDe grote bedrijven die zich na de mijnsluiting in Limburg vestigden waren DAF, DSM, CBS en Laura metaal. Om deze bedrijven naar Limburg te trekken, beloofde de overheid een speciale premie van 25 procent op de investeringskosten bij vestiging in Zuid-Limburg. Vele mijnwerkers vonden echter geen werk en stonden dus daadwerkelijk op straat. Ook de overgang van zware arbeid in de mijnen naar knoppenwerk in de fabriek was voor de mijnwerker een hele verandering. De mijnwerkers waren gewend met zwaar materiaal te werken en nu stonden ze achter een lopende band. Door veel mijnwerkers werd dit ervaren als vakantiewerk.

Sinds de aankondiging van de mijnsluiting steeg het werkloosheidspercentage in de regio enorm. Tot op heden is de vergrijzing merkbaar in en rondom de oude Mijnstreek. Maar er is misschien een lichtpuntje. Limburg is aantrekkelijk vanwege zijn euregionale ligging. Duitsland en België zijn met een steenworp te bereiken. Men ziet Limburg steeds in het plaatje van Nederland, nooit in het plaatje van de Euregio waar veel potentiële werkgevers als afnemers zich bevinden. Kortom een regio met veel kansen als we de grenzen wegdenken.

Val schachtblok 3 Staatsmijn Emma
Val schachtblok 3 Staatsmijn Emma

Schade

De mijnschade was tijdens de exploitatie van de mijnen merkbaar. Zo is de Mijnstreek gemiddeld tien meter gezakt door de steenkoolwinning. Toen de mijnen nog volop met ontginning bezig waren, was er een speciaal potje voor mijnschade. Hier werden de schadegevallen van betaald. Ook werden gangen die onder bijvoorbeeld monumentale gebouwen lagen, opgevuld met steenafval. De kans op verzakkingen is op deze manier beperkt. Maar onder een groot gedeelte van Limburg zijn na de sluiting van de mijnen de mijngangen niet opgevuld.

In 1994 werd een eind gemaakt met het wegpompen van het mijnwater in de Limburgse mijnen. Tot 1994 was over de grens bij Duitsland nog een mijn in bedrijf waarvoor het grondwater weggepompt moest worden.

Na 1994 is het mijnwater met drie meter per jaar gestegen. De mijnschade die nu voorkomt in de Mijnstreek wordt veroorzaakt door bodemheffing (door het stijgende mijnwater). Doordat het mijnwater stijgt worden de bovenliggende aardlagen losgeweekt en deze lopen de oude gangen in. Hierdoor ontstaat er een zogenaamd “sinkholte”. Deze vorm van mijnschade ontstond er eind 2011 ook een ongeval bij winkelcentrum ’t Loon in Heerlen. Vanwege verzakkingsgevaar moest het winkelcentrum worden ontruimd. Het winkelcentrum werd hierna gedeeltelijk gesloopt.

~ Roy Simons

Mijnmuseum de Beukel

Lees ook: Roy Simons, een zestienjarige museumdirecteur
Boek: De verdwenen limburgse mijnen

Roy Simons is de beheerder van privécollectie “De Beukel”. Zie: www.mijnbouw.weebly.com. In 2013 werd de collectie bekroond met de Geschiedenis Online Publiekprijs.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×