De naam Indonesië, waar komt die eigenlijk vandaan? Het waren geen koloniale Nederlanders die hem bedachten en ook geen naar onafhankelijkheid strevende ‘inlanders’. Aan de basis van de naam waarmee het grote eilandenrijk in Zuidoost-Azië zich tot op de huidige dag tooit, stonden twee Britten.
Niemand heeft de ongeveer 17.000 eilanden omvattende archipel zo bloemrijk omschreven als Multatuli (Eduard Douwes Dekker) in zijn in 1860 verschenen Max Havelaar of de koffieveilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappij. Op de laatste bladzijde van het boek rept hij over
‘’t prachtig rijk van Insulinde dat zich daar slingert om den evenaar, als een gordel van smaragd…’.
Heel lang hadden Nederlanders het gewoon over Indië. Sinds de ondergang van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden, begin negentiende eeuw, heette de verre archipel Nederlandsch-Indië. Een eeuw later spraken nationalisten in de Oost steeds vaker over ‘Indonesia’. En op 17 augustus 1945 werd het officieel toen de nationalistische voorman Soekarno voor zijn woning in Jakarta proclameerde:
“Wij, volk van Indonesië, roepen hiermee de onafhankelijkheid van Indonesië uit”.
https://www.youtube.com/watch?v=6ETqk1s6XS8
George Windsor Earl
Iets minder dan honderd jaar vóór de onafhankelijkheidsverklaring was dat woord, die naam Indonesia, voor het eerst genoemd. Dat was in het in Singapore verschijnende ‘Journal of the Indian Archipelago and Eastern Asia’. Oprichter en redacteur daarvan was de in Schotland geboren James Richardson Logan (1819-1869). Daarnaast was hij onder meer ‘corresponderend lid’ was van de Ethnological Society of London en het Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen.
In jaargang 1850 van de publicatie was geboren Londenaar George Windsor Earl (1813-1865) toe aan het derde deel van zijn beschouwingen over de ‘voornaamste karakteristieken van de Papuase, Australische en Maleis-Polynesische naties’. Op de vijfde pagina van het artikel legde hij in een heel lange voetnoot uit dat de term ‘Indian Archipelago’ nogal onhandig was om toe te passen op de bevolkingsgroepen daar. Earl:
“De Griekse Archipel wordt bewoond door Grieken en zij worden zo genoemd, maar het zou heel ontoepasselijk zijn om inlanders van de Indische Archipel ‘Indians’ (indianen, red.) te noemen.”
Daarom werd het volgens de auteur noodzakelijk gebruik te maken van de term ‘inheemse stammen van de Indische Archipel’ of ‘een even lange en ontoepasselijke (andere) naam’. Hoe onpraktisch!
Het was dus, stelde Earl, ‘dringend nodig’ te komen met een ‘onderscheidende naam voor de bruine rassen van de Indische Archipel’. Er moest volgens hem nauw worden aangesloten bij de voor deze regio gangbare aanduidingen Indische Archipel en Maleise (‘Malayan’) Archipel. In navolging van de naam ‘Polynesia’ kon volgens Earl gebruik worden gemaakt van het Griekse woord voor eiland: nèsos (νήσος). Dan, schreef hij, konden de inwoners van de Indische Archipel respectievelijk de Maleise Archipel ‘Indu-nesians’ of ‘Malayunesians’ worden genoemd.
Zelf koos hij voor ‘Malayunesians’, onder meer omdat onder ‘Indu-nesians’ ook bewoners zouden kunnen worden begrepen van Ceylon (nu Sri Lanka) of de Malediven. Bij de term ‘Malayunesians’ kon er volgens Earl geen misverstand zijn dat gedoeld werd op ‘de bruine rassen van de Archipel’. Bovendien vond hij ‘Malayunesians’ een mooie waardering voor de vele reizen die de Maleiers in de hele archipel hadden ondernomen vóór de komst van de Europeanen. Daarnaast, noteerde hij, wordt hun taal in bijna elke zeehaven in de regio gesproken. Earl sloot af met de opmerking dat hij de term ‘Malayunesians’ niet zozeer wilde aanbieden voor algemeen gebruik, als wel dat hij die om praktische redenen zelf zou hanteren.
Earl lanceerde dus de benaming ‘Indu-nesians’, maar legde die meteen weer als ongeschikt terzijde. In een eigen bijdrage – ‘De ethnologie van de Indische Archipel’ – wist Logan daar wel raad mee. In zijn hoofdtekst gebruikte hij het bijvoeglijke naamwoord ‘Indonesian’ om daarop in een voetnoot meteen toelichting te geven. Daarin noteerde hij dat hij voor het geografische gebied van de Indische Archipel de voorkeur gaf aan de naam ‘Indonesia’ – kijk, daar is die naam voor de allereerste keer. Indonesia is volgens Logan prettig korter dan Indische Archipel en het ruimde meteen allerlei gedoe op. Immers, hoe moest je inwoners van de Indische Archipel anders in vredesnaam noemen? ‘Indian Archipelagians’ of ‘Indian Islanders’? Logan vond dat omslachtige flauwekul.
Wat hij eigenlijk ook niks vond, was de toepassing van het Griekse nèsos (νήσος) = eiland. Hij zou graag ‘all the nesias’ van de kaart geveegd zien, als er maar een goed vervangend ‘Saxon’ (Saksisch, Engels) woord voorhanden was. Meteen erkende hij echter dat ‘nesia’ in de regio waarover Earl en hij schreven wel een zekere ‘claim’ kon doen gelden. Hij noteerde dat het iets afwijkende ‘nusa’ in de eilandrijke regio misschien wel even oud was als nèsos in Griekenland. Nusa betekent in het Indonesisch trouwens nog altijd eiland.
Staatkundige eenheid
Een puntje van aandacht is nog wel wat Logan met ‘Indonesia’ precies bedoelde. Hij had louter een geografisch begrip in gedachten en dus niet de bedoeling de staatkundige eenheid Nederlandsch-Indië te voorzien van de nieuwe naam Indonesia. Dat geografische Indonesia was volgens Logan trouwens ook veel groter dan Nederlandsch-Indië en het huidige Indonesië. Zo rekende hij tot ‘Western Indonesia’ niet alleen eilanden als Java, Borneo en Sumatra, maar ook het nu Maleisische schiereiland. En ‘North Eastern Indonesia’ omvatte in Logans ogen onder meer Formosa (Taiwan) en de Filipijnen.
Hoe dat ook zij, sinds 1850 was de naam Indonesia een feit. Nationalisten in Nederlandsch-Indië zouden er begin twintigste eeuw dankbaar gebruik van gaan maken. En dat door toedoen van twee Britten, Earl en Logan. Beiden zijn overigens begraven op het Old Protestant Cemetery in George Town, op het eiland Penang in het huidige Maleisië. Aan Logan herinneren in George Town tevens een monument en een straatnaam – vanwege zijn inzet voor de rechten van Aziaten in de Britse kolonie.
Soewardi
Als eerste ‘inlander’ die de naam Indonesia gebruikte, geldt de Javaan Raden Mas Soewardi Soerjaningrat (1889-1959). Raden en Mas zijn adellijke titels. Ook de uitgang -ningrat geeft aan dat hij van adel was. Soewardi behoorde in 1912 tot de oprichters van de Indische Partij, die als eerste nationalistische organisatie zonder mitsen en maren onafhankelijkheid van Indië eiste. Het jaar daarna kwam Soewardi in conflict met het koloniale bestuur, waardoor hij van Java werd verbannen. Dat overkwam ook Ernst Douwes Dekker (inderdaad, familie van Multatuli) en Tjipto Mangoenkoesoemo toen ze het voor hun strijdmakker hadden opgenomen. Alle drie kregen ze echter de optie niet naar een ver Indisch eiland te worden getransporteerd, maar te kiezen voor verblijf in Nederland. Dat deden ze.
In Nederland, waar ze in oktober 1913 arriveerden, bleven ze zich inzetten voor hun politieke ideaal. Soewardi probeerde met bijdragen aan kranten en bladen in Indië en Nederland en met lezingen de kost te verdienen. Ook begon hij zelf het blad Hindia Poetra, dat echter geen lang leven beschoren was (1916-1917). Al met al was het een zeer karig bestaan, temeer daar Soewardi en zijn vrouw in Nederland twee kinderen kregen. Het valt te lezen in ‘In het land van de overheerser I. Indonesiërs in Nederland 1600-1950’ (Leiden/Cinnaminson, 1986) van de Leidse wetenschapper Harry Poeze.
Wat raadselachtig is dat het op 18 augustus 1913 tegen Soewardi uitgevaardigde interneringsbesluit op 17 augustus 1917 plots werd ingetrokken. Elke toelichting op die stap ontbrak. Maar hoewel het hem was toegestaan, keerde Soewardi niet meteen terug naar Indië. In november 1918 maakte hij bekend dat hij als directeur ging optreden van het door hem opgerichte Indonesisch Persbureau. Dáár was het woord: niet Nederlandsch-Indisch, niet Indisch, nee Indonesisch. Soewardi was de eerste ‘inlander’ die het officieel gebruikte.
Wat we tegenwoordig verstaan onder een persbureau, was Soewardi’s onderneming overigens niet. Zijn Indonesisch Persbureau, ‘voorloopig adres: Fahrenheitstraat 473, Den Haag’, publiceerde enkele brochures en monografieën en hield zich bezig met kunstavonden (waarvoor het de programmaboekjes verzorgde) en lezingen (met Soewardi zelf als spreker).
In de tweede helft van 1919 reisden hij en zijn gezin alsnog naar Java, waar Soewardi in 1922 de anti-koloniaal gekleurde Taman Siswa-onderwijsbeweging oprichtte. Taman Siswa betekent Tuin der Leerlingen. In de loop der jaren stichtte de beweging, die door het koloniaal gezag werd tegengewerkt, iets meer dan tweehonderd schooltjes. Veel later werd in de Midden-Javaanse stad Yogyakarta het Museum Tamasiswa Dewantara Kirti Griya gevestigd. Het element ‘Dewantara’ verwijst ernaar dat Soewardi als 40-jarige zijn naam veranderde in Ki Hadjar Dewantara.
In de collectie van dat museum bevindt zich een document dat eind 1918 moet zijn opgemaakt. Bijna de helft van die ene pagina is vergaan of door ongedierte weggevreten, waardoor niet alles meer leesbaar is. Vastgelegd is dat Soewardi 500 gulden had geleend voor zijn Indonesisch Persbureau. Hij ‘verklaart ter leen te hebben ontvangen van (onleesbaar) KOL, Lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaa (onleesbaar)’ vijfhonderd gulden. Die KOL zal Henri van Kol zijn geweest, die destijds voor de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) in de Eerste Kamer zat. Aan het document valt nog iets op. Historici schrijven de naam van de lener meestal als Soewardi Soerjaningrat. Maar hij ondertekende met de ook nu nog gangbare, moderne Indonesische schrijfwijze: Suryaningrat.
In het eerste kabinet van de onafhankelijke republiek Indonesië was Soewardi (inmiddels Ki Hadjar Dewantara) minister van onderwijs. Hij overleed op 28 april 1959. Bij presidentieel besluit werd later dat jaar de Nationale Onderwijsdag in het leven geroepen. Die kent Indonesië nog altijd, en wel op 2 mei, Ki Hadjar Dewantara’s geboortedag.
In de Nederlandse Grondwet werd de naam Nederlands-Indië op 20 september 1948 vervangen door Indonesië.