Nicolaas van Nieuwenhuysen, de kamparts en chirurg in concentratiekamp Amersfoort, die een ernstig zieke man, die op het punt stond te overlijden in het gezicht sloeg met de woorden: ‘Stel je niet zo aan, idioot’, werd op 2 mei 1945 gearresteerd. De arts had er toen heel wat ‘avonturen’ in Amersfoort en elders op zitten.
Amersfoort was echt een hongerkamp. Pakketten ontvingen de gevangenen niet. Zij mochten eens in de vier weken een (gecensureerde) brief naar huis sturen en een (eveneens gecensureerde) brief van huis ontvangen en in die laatste brief mocht dan Æ’ 20 ingesloten zijn; met dat geld konden zij iets kopen in de kampkantine: leverpastei, fruit, vis in blik, koekjes of sigaretten. Als aanvulling op de rantsoenen waren die kantine-artikelen onvoldoende – de honger bleef. Menigmaal gebeurde het dat gevangenen muizen vingen en deze kookten en opaten.
Het uitdelen van vooral het warme voedsel ging onvermijdelijk met grote spanningen gepaard. “Dat was”, aldus ds. Overduin (hij zat van begin maart ’42 af drie maanden in Amersfoort opgesloten voordat hij naar Dachau getransporteerd werd)…
“…geen gezicht en geen gehoor. Zo’n paar honderd mensen met zenuwachtig rollende ogen in hun hoofd, uitgehongerd, bang een druppel minder te krijgen dan hun buurman, jaloers kijkend naar de portie van hun kameraad, die wat gunstiger uitgevallen was, in hun ogen tenminste. De vloeken knalden door de lucht, wanneer men elkaar in het gedrang even aanstootte; daar midden in de barak ineens een vechtpartij met de ruwste verwensingen, omdat enkelen elkaar een plekje voor hun pannetje op de kachel betwistten, dat ze wilden voorverwarmen om zodoende wat meer calorieën te krijgen, want ieder wist, dat hij per dag vele honderden calorieën tekort kwam, en die moesten nu door de warmte van de kachel aangevuld worden. De brutaalsten schenen ook hier de helft van de wereld te zullen krijgen. Op onze kamer was het heel erg, omdat wij met een stelletje van ongeveer dertig man uit de onderwereld van Amsterdam gezegend waren.”
Een kwelling voor de gevangenen was het dat zij dagelijks de Duitse kok over het terrein zagen lopen met een groot presenteerblad waarop zich het overvloedige middagmaal van de Kommandant bevond. Deze en de overige SS’ers kwamen niets tekort – trouwens, de Lagerältesten, de Kapo’s en de leden van het keuken-Kommando evenmin: zij zagen er allen dik en welgedaan uit; daarbij bood het keuken-Kommando nog het eminente voordeel dat wie er deel van uitmaakte, niet aan de dagelijkse appèls behoefde deel te nemen. (J. Overduin)
In het kamp in Amersfoort werden de zieken aanvankelijk niet allen in de ziekenafdeling, het Revier, opgenomen; zij mochten (ook in dat opzicht onderscheidde Amersfoort zich van een concentratiekamp in Duitsland) in hun barak op bed blijven liggen. De kamparts, de al genoemde chirurg Van Nieuwenhuysen, deed dagelijks in grote haast de ronde door die barakken, besteedde maar weinig aandacht aan de zieken (geneesmiddelen waren bovendien nauwelijks aanwezig) en liet alleen de ernstigste gevallen naar het Revier brengen; hij had daar een bureautje waar hij door twee gevangenen (twee communisten uit Deventer: vader en zoon Bannink) geassisteerd werd: Bannink jr., een badmeester die als zodanig een diploma voor eerste-hulp-bij-ongelukken bezat, trad als voorman-Sanitäter op, zijn vader hielp hem. Borst slaagde er in, als tweede hulpkracht aan de voorman-Sanitäter toegevoegd te worden; hij kon met zijn adviezen veel goeds bevorderen en bereikte bovendien door zijn overwicht op Van Nieuwenhuysen dat de staf van het Amsterdamse Willlelminagasthuis een grote hoeveelheid geneesmiddelen en instrumenten bij het Revier mocht afleveren: nadien kon Borst aan meer gevangenen medische hulp bieden of laten bieden. Hij werd evenwel in april met de overige Amsterdamse gijzelaars ontslagen. Van Nieuwenhuysen was als kamparts toen al verdwenen.
Van Nieuwenhuysen werd gedetineerd in de strafgevangenis te Leeuwarden. In 1950 werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 jaar. Hij had de gevangenen in Amersfoort geschopt en geslagen en tot aan uitputting kniebuigingen doen maken, hen medische zorg onthouden, hen geen medicamenten verstrekt terwijl die wel aanwezig waren, geen geestelijke bijstand verleend, hen bij een besmettelijke ziekte niet geïsoleerd, Joden en Russische krijgsgevangenen in het bijzonder wanneer zij lijdend waren aan enigerlei ziekte getrapt met zijn gelaarsde voet of met een stok herhaaldelijk krachtig geslagen. In 1942 sprak Radio Oranje over hem als De Beul van Amersfoort.
Professor Jacobus Gerardus Gerbrant Borst verklaart tijdens het proces tegen hem:
Remco Reiding schrijft op de website sovjet-ereveld.nl:
“Ook tijdens hun verblijf in Kamp Amersfoort werden de Russen, zoals ze werden genoemd, beestachtig behandeld. Kamparts Van Nieuwenhuijsen, voor de oorlog een gerespecteerd chirurg en lid van de gemeenteraad, liet twee schedels uitkoken en op zijn bureau zetten als interessant studieobject. Ook trok hij – zonder verdoving – expres de verkeerde kies, toen een ‘Rus’ zich met kiespijn op zijn spreekuur meldde.”
Andere getuigen beweren dat hij bij het trekken van een kies een stuk van het kaakbeen meetrok en bij iemand die vocht in de buik had een scherp en puntig voorwerp ruw in de buik stak.
Naast zijn werk in het kamp hield Van Nieuwenhuysen ook zijn eigen praktijk nog bij. Hij was door de kampleiding in het begin eerst enige malen opgebeld om hulp te bieden. Hij werkte toen dus incidenteel. Naderhand was hij veel vaker aanwezig in het kamp. Volgens zijn opvolger Klomp was de vrijwilligheid van Van Nieuwenhuysen maar betrekkelijk. Hij ontving geen loon, was niet ondergeschikt. Misschien heeft hij gedacht: iemand moet het toch doen.
De man had volgens de getuige hemelsblauwe ogen en een scherpe neus, hij zag eruit als ‘een misdadigerstype’. Hij had een groot gebrek aan tact, hij trad tegen patiënten dan wel hard op maar de getuige had hem in zijn praktijk bij een ongeneeslijke zieke patiënt zien staan met tranen in de ogen. Hij vond tranen onmannelijk, hij camoufleerde die door ruw optreden.
Kamp Amersfoort – Concentratiekamp
Boek: ‘Maar ik ben geen schooier’ – Biografie Nico van Nieuwenhuysen