De toon van de NSB-propaganda
Voor de tegenstanders van de NSB waren de activiteiten van Musserts beweging en haar succes bij de verkiezingen van 1935 voldoende verontrustend om er een schepje bovenop te doen. Behalve met de weerstand van politieke partijen en de vakbeweging, kreeg de NSB te maken met propaganda-offensieven van twee nieuwe organisaties.
De eerste was de Nederlandsche Beweging voor Eenheid en Democratie (EdD). Zij werd op 27 juni 1935 opgericht. De groep van voornamelijk socialistische en liberale stichters wilde Nederland ‘behoeden voor de verschikkingen eener dictatuur.’ Daarbij richtte zij zich niet alleen tegen de fascisten en nationaal-socialisten, maar ook tegen de communisten. De doelstellingen van de organisatie waren in zeven punten samengevat. De belangrijkste waren het handhaven van de…
‘…democratischen regeeringsvorm, de bij de Grondwet verzekerde burgervrijheden en de Nederlandschen Rechtsstaat’.
EdD zou spoedig uitgroeien tot een landelijke organisatie.
Het initiatief tot de oprichting van de tweede beweging volgde in april 1936: het Comité van Waakzaamheid van anti-nationaal-socialistische Intellectueelen. In Volk en Vaderland verwoordde redacteur G. Kettmann jr. met het gedicht De wijze katers de mening van de NSB over het comité. De laatste twee strofes luidden:
haalt al uw nagels uit het week foedraal
en sist ons aan fel anti allemaal,
want ons bedriegt gij niet met uwe zachte vetten.
Gij – op ’t fluweel als heele potentaten –
zijt al door Moskou voor de jacht gehuurd;
weet dit: het heeft den langsten tijd geduurd,
dan komen wij – wij durven jullie haten!
Twee jaar later werd anti-nationaal-socialistische uit de naam van het comité geschrapt. Het aantal leden steeg van tachtig bij de oprichting tot elfhonderd in 1939. Dat was aanzienlijk minder dan EdD. Die organisatie had in het jaar voor de Duitse inval ongeveer dertigduizend leden. Beide organisaties publiceerden brochures en hielden bijeenkomsten die bijdroegen aan de bestrijding van de NSB en haar opvattingen.
Een bijzondere advertentie
Politie en justitie raakten in toenemende mate geïnteresseerd in de gedrukte NSB-propaganda. Op 30 oktober 1935 omstreeks 15.00 uur meldde de Utrechtse commissaris van politie zich met een inspecteur op het redactiebureau van Volk en Vaderland. Dit gebeurde op last van minister van Justitie Van Schaik. Het bezoek werd afgelegd omdat in het weekblad van 23 oktober van dat jaar, vier grievende artikelen zouden staan. Daarnaast was er een beledigende ‘advertentie’ in opgenomen naar aanleiding van het vertrek van minister van Defensie Deckers. De advertentietekst luidde:
Volgens de verslagen in vrijwel de gehele Nederlandse pers weigerde hoofdredacteur Van Lunteren de namen van de schrijvers te noemen. Hij verschuilde zich achter de herkomst van het bericht. Volk en Vaderland had het overgenomen uit het Amsterdamse kringblad De Daad. Zonder veel wijzer te zijn geworden, begaven de justitiemedewerkers zich naar Drukkerij N.V. firma L.E. Bosch en zn. om de rotatiepers te verzegelen. Een uur later meldden zij zich bij het hoofdkwartier van de NSB. Daar werd oprichter Cornelis van Geelkerken gevraagd wie de artikelen had geschreven, waarop hij de namen noemde van redacteuren Reydon, Jan Hollander en hoofdredacteur Van Lunteren.
Direct na het voorval begonnen de speculaties over het verschijnen van de volgende nummers van het weekblad. De Telegraaf meldde in het avondblad van 31 oktober dat ‘het orgaan zou worden gedrukt te Amsterdam bij de Firma A.F. Zurcher op de Looiersgracht.’ De bedrijfsdirecteur sprak dit echter tegen.
Justitie maakte werk van de zaak en stond op 31 oktober opnieuw bij uitgeverij NENASU op de stoep. Ditmaal was directeur Van Houten doelwit. Deze had als gebruikelijk opdracht gegeven het meest recente nummer van de weekkrant voor het raam van de uitgeverij op te hangen. Hij werd gesommeerd de exemplaren van het nummer te verwijderen. Nog dezelfde dag vond een onderzoek plaats bij de drukkerij van De Daad. Hier probeerde justitie te weten te komen wie de bewuste advertentie had opgesteld, maar de informatie werd ook daar niet gevonden. En een dag later kregen de hoofdcommissarissen van politie een telegram van de officier van justitie waarin stond, dat het verspreiden van het gewraakte nummer van Volk en Vaderland werd verboden. Colporteurs zouden een boete krijgen en de kranten dienden in beslag te worden genomen.
Hoewel het een verkleinde nooduitgave van slechts vier pagina’s werd, verscheen het volgende nummer van Volk en Vaderland als gepland op 2 november 1935. Dit nummer zou bij zes verschillende drukkerijen in het land zijn gedrukt. Het daaropvolgende nummer had weer het gebruikelijke formaat en liep bij een drukkerij van een NSB’er in Leiden van de pers. Op de voorpagina stond de mededeling dat justitie ook proces-verbaal had opgemaakt tegen kameraad Korting, auteur van de brochure Middenstand in Nood, omdat hij als redacteur van De Daad de gewraakte personeelsadvertentie zou hebben geschreven.
Over de actie van justitie en de werkwijze van de redactie schreef redacteur Kettmann na de oorlog:
Reactie van de NSB
De NSB buitte de situatie maximaal uit door op 4 november een grote bijeenkomst te organiseren in het Concertgebouw van Amsterdam. Volgens een verslag in De Telegraaf van 5 november 1935, opende ir. Carolus Josephus Huygen, vanaf 1940 secretaris-generaal van de NSB, de bijeenkomst met de mededeling dat hij niet zo rouwig was over het politieoptreden. De bijeenkomst was dan ook niet uitgeschreven om ‘te jammeren over de jongste voorvallen, doch, integendeel, om vreugde te uiten over het feit, dat de NSB nu nog meer in de publieke belangstelling is gekomen.’
Van Geelkerken was geprogrammeerd als de hoofdspreker van de avond. Hij hield de tweeduizend aanwezigen voor dat de gewraakte artikelen ‘niet zoo heel erg’ waren. Er stonden naar zijn zeggen veel waarheden in. De NSB stond voor het ‘vereenigen van het Nederlandse volk’, terwijl de socialisten en communisten juist burgers tegen elkaar op zouden willen zetten. Maar, mocht de NSB worden opgeroepen tegen ‘het monster van Moskou’ te vechten, ‘dan zijn wij ongetwijfeld allen solidair met het bruine hemd van Hitler’, aldus Van Geelkerken met een vooruitziende blik. Volgens het verslag in De Telegraaf leverde zijn opmerking luid applaus op.
De avond was goed geregisseerd, want als onaangekondigde verrassing betrad Mussert het podium. Ook hij had een voorspellende boodschap voor de tegenstanders van het nationaalsocialisme:
‘Eenmaal zullen wij van onze vervolgers toch rekenschap eischen.’
De leider veroordeelde het verzegelen van de pers en vroeg zich af waarom de advertentie voor een nieuwe minister strafbaar zou zijn:
Vervolgens trok hij de bekende underdog-kaart: de NSB en NSB’ers waren feitelijk slachtoffers van het politieke systeem. Justitie trad niet op tegen ‘schandelijke beleedigingen’ van nationaalsocialisten door politieke tegenstanders. De aanwezigen kregen een lange lijst met voorbeelden van hun leider.
Over het eenzijdige justitie-optreden had hij wel een punt. Het bevoegd gezag greep opnieuw in op aanwijzing van de minister naar aanleiding van een vermeende belediging van een bewindspersoon, net zoals eerder bij de karikaturen van Colijn waarvoor Volk en Vaderland in Indië in de ban was gedaan. Er werd wel gewaakt over de lange tenen van politici, maar belediging van nationaalsocialisten door de rivaliserende politieke kranten werd daarentegen niet of nauwelijks aangepakt door het bevoegd gezag. Dat gold overigens ook voor antisemitische berichten in de nationaalsocialistische pers. Justitie leek daarvoor geen aandacht te hebben.
Volgens Mussert kon de actie de NSB niet breken en hield zijn gehoor voor:
De commotie had tot gevolg dat de relatie tussen NENASU en drukkerij Bosch en Zn. eindigde. Vanaf dat moment liep Volk en Vaderland bij de Leidse NSB-drukker C. Chevalier van de pers. Hij exploiteerde daar drukkerij N.V. L. van Nifterik Hzn.
Strafzaken
Niet alleen Volk en Vaderland lag onder vuur. Ook hoofdredacteur Emile Verviers van Nieuw Nederland (fascistisch maandblad, red.) werd vervolgd. Hij kreeg het met justitie aan de stok vanwege zijn artikel De dictatuur der kleine partijtjes, waarin hij de vorming van het derde kabinet-Colijn betitelde als ‘de even sluwe als brutale zet van Colijn’.
17 december 1935 dienden de strafzaken tegen de Volk en Vaderland-redacteuren en Verviers. Met name de advertentie werd als beledigend gezien voor de voormalige minister van Defensie. Volk en Vaderland opende in chocoladeletters: Van Vessem onthult den Staatsgreep van minister Van Schaik met daaronder een verslag van de rechtszaak. NSB-advocaat mr. Anton Johan van Vessem bestempelde de zaak als een politiek proces. Die mening was feitelijk correct, want het verzoek in te grijpen kwam rechtstreeks van RKSP-Justitieminister Van Schaik. Bovendien stond de advertentie niet alleen in Volk en Vaderland, maar ook in De Daad en zelfs in De Telegraaf.
‘[W]aarom was die pers dan niet in beslaggenomen?’ vroeg Van Vessem. Na een aantal voorbeelden van andere politiek-satirische advertenties uit het verleden waartegen justitie niet was opgetreden vervolgde hij:
‘Er komt in de geheele advertentie dus niets beleedigends voor. Het is scherts: Ridendo verum dicere (lachende de waarheid zeggen HM). Men moet minister Deckers, die hier-over een klacht wegens beleediging indiende, zijn gemis aan gevoel voor humor ernstig verwijten.’
De officier zag de humor er niet van in en eiste drie maanden gevangenisstraf tegen redacteur Reydon. Van Lunteren en Hollander kwamen er beter af met een eis van 100 gulden boete of dertig dagen hechtenis. Uiteraard verzocht advocaat Van Vessem vrijspraak in de drie zaken.
Aansluitend startte het proces tegen hoofdredacteur Verviers. In een politiek betoog probeerde Van Vessem aan te tonen dat de regering onbekwaam was, maar dit werd door de rechter direct afgehamerd. Wel mocht hij toelichten dat zijn uitlating ‘even sluwen als brutalen zet van Colijn’ niet beledigend was bedoeld. Brutalen zou opgevat moeten worden als ‘moedig/gedurfd’, en ‘sluw’ zou ‘extra slim/boerenslim’ betekenen. Ook hier deelde de officier deze nationaalsocialistische interpretatie niet. Hij wees de verdachte erop dat kritiek op de regering is toegestaan, maar dat men daarbij niet beledigend mag zijn. Hij eiste een geldboete van 200 gulden of vijftig dagen hechtenis.
Op 31 december volgden de uitspraken. Van Lunteren en Hollander werden vrijgesproken, maar Reydon werd veroordeeld tot een geldboete van 200 gulden. Ook in de zaak-Verviers kwam de rechter tot een veroordeling en legde een geldboete op van 100 gulden. Bij Drukkerij N.V. firma L.E. Bosch en zn. kon men opgelucht ademhalen, want de rechter beval de onmiddellijke vrijgave van de drukpers. De officier van justitie nam hier geen genoegen mee en tekende beroep aan tegen alle uitspraken.
Ook in Nederlands-Indië lag Volk en Vaderland onder een vergrootglas. Daar ging het in oktober 1935 mis voor de uitgeverij. Hoewel Mussert die zomer tijdens zijn bezoek aan Nederlands-Indië nog twee keer hartelijk was ontvangen door gouverneur-generaal jhr.mr. Bonifacius Cornelis de Jonge, werd de NSB nauwlettend in de gaten gehouden. In oktober verbood de procureur-generaal van justitie de verspreiding van het Volk en Vaderland-nummer van 28 september. Volgens de berichtgeving was de reden hiervoor een artikel met…
‘scherpen en onwaardige critiek op het buitenlandsche beleid van de Nederlandsche Regeering inzake het Italië-Ethiopië-conflict.’
Niet alleen de overheid ergerde zich aan de toon van de artikelen. Ook het publiek sprak propagandisten van de beweging hier regelmatig op aan. Blijkbaar konden de functionarissen niet altijd een goed antwoord geven, want de al eerdergenoemde Leidraad voor Huisbezoekers besteedde hier aandacht aan. Deze midden 1935 verschenen interne handleiding bevatte de, vaak vage, partijlijn-antwoorden op maar liefst 135 vragen. De onderwerpen varieerden van briefgeheim en rechten van het individu, de Joodsche kwestie en vakbonden, tot vrijhandel en lijkverbranding.
In het voorwoord las de huisbezoeker de waarschuwde woorden:
‘Zij zullen trachten U tot een soort debat te verleiden, hetgeen echter beslist door U vermeden moet worden. Men zorge ervoor, dat het gesprek niet ontaardt in een debat.’
Ook diende de huisbezoeker terughoudend te zijn…
‘…waar het vragen betreft over het ledental, het aantal groepen, namen van functionarissen, interne organisatie e.d. Deze vragen zijn voor werkelijk belangstellenden in de Beweging van minder belang, voor Communistische en dergelijke organisaties wel.’
Als de huisbezoeker het juiste antwoord op een vraag niet wist, moest deze dat toegeven en beloven de vraag later schriftelijk te beantwoorden, want: ‘Met een half of een verkeerd antwoord kan men alles bederven.’
Voor NENASU was het van het grootste belang dat belangstellenden werden geattendeerd op ‘verschenen brochures’ en Volk en Vaderland:
‘De Huisbezoekers zorgen er steeds voor voldoende materiaal bij zich te hebben: Brochures, Volk en Vaderland, inteekenbiljetten, lidmaatschapsformulieren enz.’
Daarbij werd opgemerkt: ‘Uitdrukkelijk moet er op gewezen worden, dat ook niet-leden zich kunnen abonneren op Volk en Vaderland.’
In lijn met de strak geregelde organisatie volgde uiteraard informatie over de procedure hoe een nieuw abonnement moest worden afgehandeld: ‘Opgegeven abonnementen moeten doorgegeven worden aan den vertegenwoordiger van Volk en Vaderland, door bemiddeling van den Chef Voorlichtingsdienst.’
In dit interne boekje werd ook expliciet aandacht besteed aan de negatieve toon van de publicaties. De reactie op een vraag of opmerking daarover zou volgens het boekje kunnen luiden:
In het antwoord werd verwezen naar een in juni 1935 verschenen artikel van hoofdredacteur Verviers in Nieuw Nederland met de titel moderniste en fasciste toon. Het spraakgebruik van de moderne democratische politici werd door Verviers als volgt omschreven:
‘De koude, kruiperige, maskeerende, verstandelijk gemanierde, op het welbegrepen individueel belang berekende, slechts voor eene bepaalde sociale klasse verstaanbare, van volk en ras en bloed en geest afgesneden toon, kortom, de fielterige toon van het modernisme mag op ons niet langer meer bekoring uitoefenen.’
Daartegenover stond het fascistisch taalgebruik:
Verviers wist ook wel dat mensen zich stoorden aan het negatieve taalgebruik:
Opnieuw werd eerlijk toegegeven dat de politieke kennis en inhoud voor de Nederlandse nationaalsocialisten van ondergeschikt belang was:
‘Men kent den fascist zeker niet op de eerste plaats aan zijne wetenschap, en ook nog niet altijd aan zijne houding. Want beide kunnen nog aangeleerd of aangenomen zijn. Maar de toon zal niet zoo gemakkelijk bedriegen. Hij is het meest menschelijke aan den mensch.’
Verviers vatte het nationaalsocialistische taalgebruik als volgt samen:
Het doel om tegenstanders ‘moreel te vernietigen’ was geen taal van een enkel extremistisch lid van de beweging, maar werd dus aanbevolen in een officiële brochure voor propagandisten. Het artikel van Verviers verschaft inzicht in het taalgebruik van de nationaalsocialisten, maar of de huisbezoeker erin slaagde met deze informatie en het antwoord in de Leidraad voor Huisbezoekers kritiek te pareren, valt te betwijfelen. Zeker omdat de NSB nog meer radicaliseerde en het antisemitisme in de jaren hierna een steeds prominentere rol in de publicaties kreeg. Dat leverde in toenemende mate afkeer van de NSB en haar propaganda op.
Boek: Zwarte propaganda – Harold Makaske
Wat Nederlandse nazi-kranten schreven tijdens WOII
Emile Verviers – De eerste Nederlandse fascist