Deze uitdrukking is ontleend aan de riddertijd. Werd een man tot ridder geslagen, dan ontving hij bij deze ceremonie een gordel en een paar vergulde sporen.
Deze zegswijze heeft een lange geschiedenis. Hij gaat terug op een oude Griekse fabel van de fluitende visser. Door middel van een fluitspel probeert een visser vissen naar zich toe te lokken.
Onder de falie verstond men in de Middeleeuwen een soort regenmantel, die vrouwen omsloegen om hun kleren te beschermen tegen de grilligheden van het klimaat. Het was een geplooide zwarte mantel met een grote kap.
Brusselaars hebben de bijnaam ‘kiekenfretters’, inwoners van Aalst zijn ’ajuinen’ en een Antwerpenaar is een ’sinjoor’. Maar waarom worden Gentenaren ‘Stroppendragers’ en Bruggelingen ‘Brugse zotten’ genoemd?
Bij sommige van onze hedendaagse uitdrukkingen kunnen we ons makkelijk inbeelden dat ze een middeleeuwse oorsprong hebben. Als iemand zich ‘ridderlijk’ gedraagt is hij edelmoedig en als iemand een ander ‘tegen zich in het harnas jaagt’ heeft hij deze persoon op de zenuwen gewerkt. Dat onze taal echter veel meer middeleeuwse uitdrukkingen en spreekwoorden bevat dan op het eerste gezicht