Vandaag mag Paul McCartney 80 kaarsjes uitblazen, tenminste als de voormalige Beatle nog onder ons is en niet, zoals een hardnekkig gerucht wil, in 1966 om het leven is gekomen bij een auto-ongeluk waarna hij is vervangen door een dubbelganger.
Terwijl Elvis Presley na zijn overlijden in 1977 nog regelmatig in een hamburgerrestaurant wordt gesignaleerd, hetgeen tot de theorie heeft geleid dat hij niet dood is maar slechts ondergedoken, wordt Paul McCartney sinds het einde van de jaren zestig achtervolgd door een zo mogelijk nog krankzinniger gerucht. Volgens de Paul is dead-theorie zou hij op 9 november 1966 zijn overleden bij een auto-ongeluk. Maar het voorval betekende, zoals bekend, geenszins het einde van de Beatles. Nadat Paul werd vervangen door een look-alike, een acteur met de naam William Shears Campbell, boekten de Fab Four hun grootste commerciële en artistieke successen. Om er een paar jaar later, na het uitbrengen van Abbey Road, alsnog de brui aan te geven.
Abbey Road
Van alle aanwijzingen die de Beatles in hun muziek verstopten over Pauls dood is de LP-hoes van Abbey Road (1969) de bekendste. De bandleden steken het zebrapad over van Abbey Road, een doorgaande weg in Londen waar zich de studio van EMI bevindt waar de Beatles veel van hun albums opnemen. We zien John Lennon voorop als een priester in het wit en Ringo Starr gestoken in het zwarte pak van een begrafenisondernemer. Daarna McCartney zelf, als enige blootsvoets – een symbool van de dood – en een sigaret in zijn rechter en dus verkeerde hand want Paul was linkshandig. De in casual jeans uitgedoste grafdelver George Harrison sluit de begrafenisstoet. De nummerplaat van de witte Volkswagen Kever op de achtergrond, een Beetle dus, bevat het doorslaggevende detail: 28IF LMW. Als (if) Paul nog zou leven, zou hij 28 zijn, huilt Linda McCartney (Linda McCartney weeps).
Ook op Sgt. Peppers Lonely Hearts Club Band (1967) wemelt het volgens de kenners van verborgen boodschappen. De meeste zijn te goed bedacht om dood te checken. Op de hoes, een ontwerp van Peter Blake, staan de vier bandleden omringd door hun zelf uitgekozen helden. Sommige zijn overleden, zoals Aleister Crowley en H.G. Wells, andere zijn tijdgenoten als Bob Dylan en William Burroughs. Boven het hoofd van McCartney zien we de hand van Stephen Crane (1871-1900), een van John Lennons favoriete auteurs die – net als Paul – op 28-jarige leeftijd overleed. In zijn novelle The Open Boat (1898) moeten vier schipbreukelingen zien te overleven in een reddingsboot. Degene die de groep bij elkaar probeert te houden overlijdt. De overige drie laten zich er niet door uit het veld slaan en doen alsof de vierde er nog bij is.
In de liedjes zijn verdere aanwijzingen te vinden over de dood van Paul, al moet je daarvoor de plaat soms achterste voren afdraaien. Dat hoeft niet met het iconische A Day In The Life, waarvan de tekst veelzeggend genoeg is:
He blew his mind out in a car
He didn’t notice that the lights had changed
A crowd of people stood and stared
They’d seen his face before
Natuurlijk hadden ze zijn gezicht eerder gezien, de mediagenieke Paul McCartney behoorde in de jaren zestig samen met zijn bandleden tot de meest gefotografeerde mensen op aarde.
Zwaar overdreven
In zijn vuistdikke biografie over Paul McCartney uit 2016 schrijft Philip Norman dat de geruchten over McCartneys dood bepaald niet uit de lucht komen vallen eind jaren zestig. Fans en journalisten verspreidden regelmatig het gerucht om er achter te komen waar Paul was. Dit keer is er meer aan de hand. In 1969 was McCartney uitgeput door het gekift met de andere Beatles over geld. Hij lag overhoop met Lennon en diens kersverse echtgenote Yoko. Londen begon hem tegen te staan. Er waren voortdurend fans die zijn huis belaagden om een glimp van hun idool op te vangen. Sommigen wisten bij zijn afwezigheid binnen te dringen en namen trofeeën mee: kleding, foto’s en geld.
In het najaar trok McCartney zich met Linda terug op zijn pas verworven landgoed op de Schotse Hooglanden. De meest zichtbare Beatle was plotseling een onzichtbare man. Schijnbaar niemand wist waar hij gebleven was. Toen een Amerikaans universiteitsblad een bericht plaatste over zijn dood, een studentengrap, ging het verhaal de wereld rond. De Amerikaanse radiozenders namen het over, daarna de Beatles-fan-tijdschriften en de roddelbladen. Tenslotte bereikte het gerucht de serieuze pers en de televisie. Het verhaal dijde uit, kenners ontdekten telkens nieuwe aanwijzingen in de teksten en op de albumhoezen. De overgebleven Beatles bleken, kennelijk geplaagd door schuldgevoelens, her en der aanwijzingen te hebben verborgen in hun muziek. Het was nu een kwestie van exegese.
80IS
De pr-afdeling van de platenmaatschappij draaide overuren om het gerucht te ontzenuwen. Paul was niet dood, klonk het dagelijks tientallen keren tegenover journalisten uit de hele wereld. Maar omdat niemand wilde vertellen waar hij op dat moment was – in Schotland dus – wilde de storm niet gaan liggen. Totdat Paul op 7 november verfomfaaid en ongeschoren op de cover van Life stond, met baby op de arm en zijn andere om Linda heen. ‘Paul is nog onder ons’, luidde de kop. Het was het Amerikaanse tijdschrift gelukt de dood gewaande Beatle op te sporen én hem op de foto te zetten. Die was daar aanvankelijk niet blij mee, maar stemde in om verdere publicitaire schade te beperken. ‘Het gerucht over mijn dood is zwaar overdreven’, vond hij.
Wat op dat moment niemand in de gaten had, is dat de Beatles niet meer bestonden. Het door critici bejubelde en alle verkoopsuccessen overtreffende album Abbey Road bleek de zwanenzang van de Fab Four te zijn geweest. Zoals bekend gingen de bandleden daarna verder als soloartiest. Met de titel en de hoes van Paul is Live gaf McCartney in 1993 nog eens een knipoog naar het hardnekkige gerucht dat hem al zo lang achtervolgde. 51IS, luidt de nummerplaat van de Beetle op de achtergrond. 80 IS, kunnen we daar sinds vandaag van maken.