De VVD ontstond ooit uit een scheuring en de hoofdrolspeler hierbij heette Pieter Oud (1886-1968).
Pieter Jacobus Oud (1886-1968) begon zijn politieke loopbaan bij de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB). Hij was een vooraanstaand Tweede Kamerlid, werd in 1933 minister van Financiën in het crisiskabinet-Colijn en later burgemeester van Rotterdam.
Zijn zachte, hoge stemgeluid zorgde hier en daar voor gefronste wenkbrauwen in politieke kringen, wat Oud echter goed maakte door zijn gedegen kennis van zaken. Daarnaast beschikte de man over een formidabel geheugen. Tijdens debatten kon hij politieke tegenstanders vermorzelen met uitspraken die ze jaren daarvoor hadden gedaan.
Toen de PvdA in 1946 werd opgericht, ging de VDB daarin op. Maar de liefde bleek van korte duur. Oud kwam in conflict met het PvdA-partijbestuur dat weigerde om hem op de kandidatenlijst voor de Eerste Kamer te zetten. Bovendien vond hij de koers van de PvdA veel te socialistisch. Oud besloot op te stappen. Samen met een paar andere PvdA-leden ging hij verder onder de noemer Comité-Oud.
Derde partij
Met Dirk Stikker van de Partij van de Vrijheid richtte Oud in 1948 vervolgens de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) op. Ideologisch legde de nieuwe liberale partij sterk de nadruk op de vrijheid voor het individu. Onder de slogan ‘Het roer moet om’ groeide de VVD binnen de kortste keren uit tot de derde partij van Nederland.