Zie erop toe dat Afrika niet langer leegloopt door de oneindige stroom van zijn inwoners die hun vrijheid verliezen in een gevangenschap erger dan bij barbaren.
Augustinus
Toen ik het bovenstaande citaat van Augustinus voor de eerste keer las, was ik geschokt door de treffende manier waarop de kerkvader duizend jaar geleden leek te hebben voorvoeld welk lot 12 miljoen Afrikanen in de trans-Atlantische slavenhandel te wachten stond.
Wat Harper, ikzelf, en u als lezer wellicht, zo treffend vinden aan het citaat is de gelijkenis die het suggereert tussen de mensenroof in Noord-Afrika en de trans-Atlantische slavenhandel in de vroegmoderne tijd. Maar laten we ons dan niet te veel leiden door kennis achteraf? Bepaalt de latere Atlantische geschiedenis dan niet te veel de interpretatie van het Romeinse verleden van duizend of zelfs tweeduizend jaar eerder? Wat mij betreft wel. We zijn overigens met onze ‘Atlantische blik’ op het slavernijverleden van de oudheid niet uniek. Het is zelfs niet overdreven om te stellen dat de oorsprong van de bestudering van de slavernij in de Griekse en Romeinse oudheid in zijn geheel terug te voeren is op de periode dat men in de Atlantische wereld worstelde met de vraag of en hoe de slavernij moest worden afgeschaft. De percepties van de Atlantische slavernij zijn vaak op de achtergrond aanwezig in de slavernijonderzoeken van vele generaties oudheidkundigen. En die door de Atlantische context beïnvloede lezing van de Romeinse tijd versterkt vandaag nog altijd het Grote Verhaal waarin ons slavernijdebat is vastgelopen. We zitten in een ware feedback loop. Oudheidkundigen proberen daar steeds meer uit te ontsnappen, en hopelijk zal de publieke perceptie op termijn ook gaan veranderen.
In de achttiende en negentiende eeuw leefde in het Westen het idee dat de Griekse en Romeinse oudheid belangrijke culturele voorlopers van de Europese beschaving waren. Dat was ook toen geen nieuw idee, maar het kreeg door de escalerende discussie over de wenselijkheid van slavernij een nieuwe relevantie. Als slavernij een belangrijke plaats heeft in de Romeinse en Griekse beschavingen, en deze beschavingen ook de belangrijkste bouwstenen aandragen voor de westerse beschaving, maakt het dan onlosmakelijk deel uit van de westerse beschaving? Historicus David Brion Davis ziet deze vraag als deel van het grotere ‘probleem van slavernij in de westerse cultuur’. Als het Westen zo beschaafd is, waarom wordt het dan zo direct geassocieerd met slavernij? Of is dat geen tegenstelling, en is die beschaving een voortbrengsel van slavernij?
Theorie en praktijk van slavernij bij de Grieken
De bestudering van de geschiedenis van slavernij in de oudheid is nog altijd in ontwikkeling en nieuwe studies onderzoeken de ideeën over de economie en de samenleving in de klassieke oudheid die gemeengoed zijn geworden. Deze nieuwe studies maken duidelijk dat de analyses van Finley over de slavernij in de oudheid aan herziening toe zijn. De door hem en zijn generatiegenoten benadrukte uniciteit van de Griekse en Romeinse slavernij, met het scherpe verschil tussen vrij en onvrij, blijkt bij nadere inspectie niet houdbaar. Oudheidkundige David Lewis onderzocht de geschiedenis van de Griekse slavernij in de context van de andere samenlevingen met slavernij die zich in de Griekse regio bevonden. Hij onderzocht ook de verschillen binnen de Griekse wereld. Het vertrekpunt van zijn studie is dat de Middellandse Zee en het Nabije Oosten niet als hermetische zones met verschillende economische systemen gezien zouden moeten worden. Regionale economieën waren onderling verbonden, en ook in culturele zin was er veel uitwisseling tussen de Grieken en de beschavingen in het Nabije Oosten. Ook het idee dat de structuur van de stadsstaat en het democratisch bestuur uniek Grieks waren moet op de schop. Dat is echter makkelijker gezegd dan gedaan, over de Grieken en Romeinen is nu eenmaal veel meer kennis voorhanden.

Samenlevingen in de oudheid kenden verschillende vormen van slavernij die nu vaak gezamenlijk onder eenzelfde noemer worden gebracht. Slaven die tijdens oorlogen werden gemaakt, als krijgsgevangenen en als oorlogsbuit, werden in veel gevallen gehouden als arbeidskracht. In Babylon, Rome en bij de oude Grieken werd daarbij een verschil gemaakt tussen de aanvoerders die zich konden vrijkopen of laten vrijkopen door hun tempel, familie of koning, en de krijgers die direct werden ingezet voor het aanleggen van infrastructuur en verdedigingswerken, en later pas voor landbouw en mijnbouw. Ook via handelaren werden slaafgemaakten uit andere samenlevingen aangevoerd, vaak op een kleinere schaal dan degenen die door een oorlog slaaf werden. Een andere categorie slaven in deze samenlevingen vormden de lokale slaven. Het kon gaan om mensen die zichzelf hadden verkocht (waarschijnlijk een fenomeen dat maar beperkt voorkwam), veroordeelde misdadigers, schuldenaren of vondelingen die waren opgenomen in een huishouden en daar als slaaf werden gehouden – meestal tot zij een bepaalde leeftijd hadden bereikt.