Met proselieten worden van oudsher personen aangeduid die zich hebben bekeerd tot het jodendom.
De Hebreeuwse Bijbel en het Nieuwe Testament vermelden proselieten, die vaak de volledige joodse levenswijze, inclusief de besnijdenis en het volgen van de wet van Mozes, accepteerden. Ze behoorden dus niet door geboorte tot het joodse volk.
Het woord is afgeleid van het Griekse woord προσηλυτος (prosèlutos), dat ‘erbij gekomene’ of ‘nieuwkomer’ betekent. In de Statenvertaling worden de bekeerlingen aangeduid als ‘jodengenoten’.
In de tijd van het Oude Testament kwam het nog niet vaak voor dat mensen van buitenaf zich bij de Israëlieten voegden en hun levenswijze overnamen. In de periode van de joodse diaspora na de Babylonische ballingschap kwam het vaker voor. De proselieten, waarvan wel werd gezegd dat ze kwamen ‘schuilen onder de vleugelen van de God van Israël’, kregen na hun toetreding doorgaans een nieuwe naam.
Proselitisme
Vandaag de dag wordt het begrip ook meer algemeen gebruikt als aanduiding voor bekeerlingen, dus ook wanneer men toetreedt tot een andere religie dan het jodendom. Bekeringsdrang of ‘zieltjeswinnerij’, het streven om anderen te bekeren tot een bepaalde religie of ideologie, wordt verder ook wel proselitisme genoemd.
Een proseliet in het bijbelboek Handelingen:
“Alle leerlingen stemden met dit voorstel in. Ze kozen Stefanus, een diepgelovig man, die vervuld was van de heilige Geest, en verder ook Filippus, Prochorus, Nikanor, Timon, Parmenas en Nikolaüs, een proseliet uit Antiochië.Handelingen 6:5 (NBV21)
Bronnen ▼
-https://kro-ncrv.nl/katholiek/encyclopedie/p/proseliet
-https://www.debijbel.nl/bijbel/NBV21/ACT.6
-Kleine WP, p.4273