Een diepe depressie
In de namiddag van 1 april 1924 zat Adolf Hitler in zijn cel van de gevangenis in Landsberg in West-Beieren. Hij deed een aktetas open, haalde er een nieuwe blocnote uit en wachtte even alvorens in de rechterbovenhoek van de eerste bladzij te schrijven:
Daaronder vervolgde hij:
Je zou wellicht denken dat Hitler een gebroken man was. De vorige herfst hadden hij en zijn aanhangers een putschpoging gedaan, een gewelddadige machtsgreep in de straten van de Beierse hoofdstad München. Hitler had een politieke bijeenkomst in een van de bierhallen van de stad naar zich toe getrokken door met een pistool in het plafond te schieten en te verklaren: ‘De nationale revolutie is begonnen!’ Wat volgde was een ongemakkelijke, af en toe lachwekkende staatsgreep, waarin Hitler had geprobeerd de Beierse heersende klassen voor zijn zaak te winnen, en ten slotte – in wanhoop – voor een krachtsvertoon had gekozen, in navolging van Mussolini’s ‘Mars op Rome’ een jaar daarvoor. Hitler trok met het zootje ongeregeld dat hem volgde het centrum van München in en werd ten slotte naast de elegante Feldherrenhalle door een geweersalvo van de Beierse politie tot staan gebracht.
Zestien aanhangers van Hitler werden die dag gedood, anderen raakten gewond, werden gearresteerd of sloegen op de vlucht. Hermann Göring kreeg een schot in zijn lies en de behandeling daarvan zou uitlopen op zijn levenslange verslaving aan morfine. Hitlers lijfwacht, Ulrich Graf, werd getroffen door talloze kogels en raakte zwaar gewond. Een ander vooraanstaand slachtoffer was Erwin von Scheubner-Richter, Hitlers belangrijkste adviseur, die in de borst werd geschoten en stierf terwijl hij arm in arm met zijn leider liep.
Hitler, wiens arm in de daaropvolgende chaos ontwricht raakte, vluchtte naar het platteland van Beieren, waar hij twee dagen later door de politie werd opgehaald. Nazipropagandisten zouden later beweren dat Hitler bij zijn gevangenneming fel tegenstribbelde, maar hoewel hij had gezworen zijn laatste kogel voor zichzelf te bewaren als zijn putschpoging mislukte, gaf hij zich als een mak schaap over: met zijn pyjama aan wachtte hij in een sombere stilte op de agenten die hem kwamen arresteren.
Hoewel hij aan de dood was ontkomen, had Hitler niettemin een zware terugslag gehad. Zijn ‘nationale revolutie’ was de kop ingedrukt en zijn politieke invloed, die buiten het rechtse milieu van München nooit erg groot was geweest, was gekelderd. Zelfs de grootheden van zijn eigen partij – zoals de oprichter ervan, de spoorwegarbeider Anton Drexler – probeerden zich snel van zijn doldrieste, revolutionaire ambities te distantiëren.
Buiten de partij dacht men dat Hitler weer in de obscuriteit was verdwenen waaruit hij onlangs was opgedoken. Velen gingen in de verleden tijd over hem spreken. The Times in Londen deed hem ten onrechte af als een ‘huisschilder en demagoog’, terwijl de New Yorkse naamgenoot van de krant zijn politieke necrologie afdrukte en verkondigde dat hij ‘geëlimineerd’ was.
De romanschrijver Stefan Zweig concludeerde dat zijn mede-Oostenrijker ‘in de vergetelheid’ was geraakt. ‘Niemand zag hem meer als een mogelijke machtsfactor,’ aldus Zweig.
Een obscuur bestaan leek inderdaad te lonken. Ondanks het vergoten bloed en de verloren gegane levens – niet in de laatste plaats die van de vier gedode Beierse politiemensen – was Hitlers putsch een haast komische onderneming geweest, die nooit echt de status quo had bedreigd. Hij had nooit de steun van het leger en had nooit echt uitzicht op het verwerven van aanzienlijke steun onder het volk. Zijn optreden stak eigenlijk vrij ongunstig af tegen een eerdere rechtse putschpoging, die in 1920 door de journalist Wolfgang Kapp was gedaan, en die in ieder geval tijdelijk Berlijn had weten te ‘veroveren’ en grote delen van het Duitse leger onder zijn actieve aanhangers had geteld.
Na het mislukken van zijn putsch was Kapp aanvankelijk naar Zweden gevlucht. Na terugkeer in Duitsland was hij vergeten en is hij grotendeels anoniem aan kanker gestorven.
Hitler nu had veel om over na te denken. Naar Landsberg gestuurd om zijn proces af te wachten raakte hij in een diepe depressie. De gevangenispsycholoog, Alois Maria Ott, was een van de eersten om de nieuw-aangekomene te beoordelen, en hij was niet erg onder de indruk van wat hij zag. ‘De eerste indruk,’ zo herinnerde hij zich, was ‘nogal teleurstellend’, een…
…booskijkende, stugge burgerman (…) een doorsnee type, met zwart haar opzichtig over zijn voorhoofd gekamd en die overbekende kortgeknipte snor.
In psychologisch opzicht was Hitler opmerkelijker. Volgens Ott was hij ‘geneigd tot hysterie’ en was hij…
…een ziekelijke psychopaat (…) met een neiging tot magisch-mystiek denken.
Concreter wellicht vertoonde de gevangene suïcidale neigingen. In de overtuiging dat hij geëxecuteerd zou worden, ging Hitler tegen de psycholoog tekeer, waarbij er ‘geel-witte speekselspatjes’ op zijn lippen verschenen en hij zei: ‘Als ik een revolver had, zou ik die gebruiken!’ Het is mogelijk geen verrassing dat hij de drie maanden van zijn eerste periode in Landsberg, toen hij in voorarrest zat, onder voortdurend medisch toezicht op de ziekenafdeling van de gevangenis doorbracht.
Hitlers fysieke gesteldheid maakte zijn hysterische stemming er niet beter op. Behalve zijn ontwrichte schouder kwam de gevangenisdokter tot de twijfelachtige conclusie dat hij ook een gebroken opperarmbeen had opgelopen, wat, naar verluidt, ‘erg pijnlijk’ was en waarschijnlijk op een ‘permanente gedeeltelijke stijfheid’ zou uitlopen. Hitler weigerde ook voedsel en verkondigde tegen iedereen die het horen wilde dat hij in hongerstaking was gegaan. De gevangenisautoriteiten troffen al voorbereidingen om de gevangene dwangvoeding toe te dienen, maar Hitler bond in, zij het niet voordat enkele bezoekers, onder wie Helene Bechstein, hadden opgemerkt dat hij er afgetobd en uitgemergeld uitzag. Anton Drexler meldde dat Hitler in ‘opperste wanhoop’ verkeerde, en verder – nogal leugenachtig – dat hij…
…als een zoutpilaar voor het getraliede raam van zijn cel zat.
Natuurlijk probeerden veel van Hitlers volgelingen de eer voor zich op te eisen dat ze hem zijn hongerstaking hadden laten afbreken. Volgens zijn vriend en aanhanger Putzi Hanfstaengl, in wiens huis Hitler na de putschpoging was gearresteerd, had een briefje van zijn vrouw Helene Hitler uit zijn apathie gehaald. Ze had hem niet voor zelfmoord behoed, zo schreef ze, om hem zich nu te laten doodhongeren. Dit, vervolgde ze, was precies waar zijn vijanden op hoopten. Drexler praatte ook op hem in en zei tegen Hitler dat hij ‘het recht niet had’ hun zaak op te geven en dat ze ‘allemaal nog liever stierven dan zonder hem door te gaan’. Na bijna twee uur op hem inpraten, memoreerde hij, bond Hitler in. Zelfs de psycholoog Ott beweerde later Hitler te hebben gered door hem aan te raden ‘zijn weg terug naar Gods oude orde in te slaan’.
Behalve eten weigeren weigerde Hitler ook om met de autoriteiten samen te werken; eerst eiste hij dat hij werd ondervraagd – waarschijnlijk toen dit niet meteen gebeurde –, vervolgens hield hij zijn mond stijf dicht toen de ondervragers eindelijk kwamen, en weigerde hij überhaupt te praten. Een aantal aanklagers uit München probeerde hem aan de praat te krijgen, maar zonder succes, totdat dr. Hans Ehard zijn geluk beproefde. Gezeten in de bezoekerskamer in Landsberg, compleet met een stenograaf en talloze dossiers, had Ehard aanvankelijk niet meer succes dan zijn collega’s en noteerde hij dat Hitler de indruk gaf…
…zo kwaad te zijn (…) dat hij me ging opeten.
Hitler zat stil, wezenloos voor zich uit te staren, en zei dat hij niet wilde praten uit angst zijn politieke carrière in gevaar te brengen. Na ongeveer een uur en de wanhoop nabij liet Ehard zijn stenograaf vertrekken, benaderde Hitler als een soort bewonderaar en stelde voor dat ze onder vier ogen met elkaar zouden praten. Tot zijn verrassing werd de stilte doorbroken en begon Hitler te praten, waarbij zijn stem weldra aanzwol tot een stroom van scheldwoorden en zelfrechtvaardiging. Stomverbaasd ging Ehard terug naar München om zijn doorbraak te melden en zijn meerderen te waarschuwen dat Hitler ‘onblusbaar’ was.