In een van de grafkelders van de Eusebiuskerk in Arnhem zijn afgelopen week de resten van 88 Arnhemmers bijgezet. De overblijfselen waren eerder gevonden bij archeologische opgravingen in en rond de kerk en de nieuwe Jansbeek en hebben nu dus een nieuwe rustplaats gekregen.
Dat er lichaamsresten werden gevonden rond de kerk was geen wonder. Tussen 1452 en 1829 bevond zich hier immers een kerkhof. Tegenwoordig is hier niets meer van te zien, maar onder de grond liggen nog duizenden graven. Tijdens restauratiewerkzaamheden aan de Eusebius zijn recent funderingen en grafkelders in beeld gebracht. Hierbij stuitte men ook op graven. Het botmateriaal dat uit herkenbare graven kwam is per individu verzameld. Vervolgens is het gewassen en bestudeerd door specialisten die kijken naar wat het materiaal kan vertellen over het geslacht, de leeftijd, ziektes, slijtage, herkomst en eventueel de doodsoorzaak van de overledene. Soms werd de exacte datering bepaald en het DNA bestudeerd om verwantschappen te kunnen vaststellen.
Uiteindelijk koos men ervoor deze resten bij te zetten in een grafkelder. De Arnhemse wethouder Bob Roelofs:
“Tegenwoordig zijn we gewend aan crematie en grafruimingen. De mensen die bij de Eusebius zijn opgegraven hebben gedacht dat ze daar voor de eeuwigheid zouden rusten. Door de overledene terug te plaatsen hopen we zoveel mogelijk aan hun wens te voldoen.”
Tijdens de opgravingen vond men een lege grafkelder onder het voormalige praalgraf van de hertog van Gelre. De resten zijn in deze kelder geplaatst. De kelder blijft zichtbaar voor publiek. De komende jaren zullen naar verwachting meer bijzettingen plaatsvinden. De Universiteit Leiden onderzoekt momenteel nog een grote hoeveelheid menselijk botmateriaal. Het gaat om ongeveer 1400 individuen afkomstig uit de opgraving voor de nieuwe Jansbeek en de restauratie van de Eusebiuskerk.
