Op de schepen van de VOC en WIC speelden zogenoemde ‘schrijvers’ in de zeventiende en achttiende eeuw een belangrijke rol bij de administratie en logistiek, maar ook bij de professionalisering van de marine. Dit thema staat centraal in de handelseditie van het proefschrift van Marc van Alphen, Het oorlogsschip als varend bedrijf, dat verschenen is bij uitgeverij Van Wijnen (2014).
Van Alphen is historicus en werkzaam bij het Nederlands Instituut voor Militaire Historie in Den Haag. Hij is specialist op het gebied van de vroegmoderne Nederlandse marinegeschiedenis en heeft zich al sinds beginjaren 1990 beziggehouden met dit onderwerp.
De kern van het boek geeft de auteur als volgt weer:
“In deze studie gaat het niet langer om de hoogste militair aan boord op zoek naar roem en fortuin, maar om de man die pal naast hem stond en juist heel bedrijfsmatig dacht en handelde: de schrijver. Deze vormde een belangrijke schakel binnen de marineorganisatie van de Republiek waar overheidstaken en particuliere commerciële belangen nauw met elkaar waren verweven.” (12)
Opbouw boek
Van Alphen begint met een korte algemene geschiedenis van de structuur van de Staatse vloot in de onderhavige periode. De eerste stappen om te komen tot een centrale admiraliteit werden in 1488 gezet door Maximiliaan van Oostenrijk. Hij regelde de defensie op zee wettelijk en liet daarbij een admiraal aanstellen als plaatsvervanger van de vorst. In 1597 legde de Staten-generaal uiteindelijk in een ordinantie vast dat er vijf admiraliteiten waren, om hiermee tegemoet te komen aan het bestaande particularisme in de Nederlanden.
Na de algemene introductie volgen hoofdstukken waarin het werk van de scheepsschrijver geanalyseerd wordt. Aan bod komen onder meer zijn aanstelling en officiersrang, de werkzaamheden voorafgaand aan het vertrek, de reguliere taken aan boord, de afronding van het werk na terugkomst, zijn arbeidsvoorwaarden en salariëring, en de ontwikkeling die van zeeman tot zakenman in de zeventiende en achttiende eeuw.
Schrijver als contactpersoon en waakhond
De belangrijkste ontwikkeling die zich in het werk van scheepsschrijver voordeed, was dat deze lieden in de loop van de zeventiende en achttiende eeuw steeds meer taken kregen toebedeeld:
“In de praktijk bleek de schrijver meer te doen dan zijn instructie aangaf. Zijn eerste werkzaamheden bestonden bijvoorbeeld in de regel uit werven en aanmonsteren van het benodigde scheepsvolk. Nadat in het Prinsenhof een eerste groep gegadigden als rompbemanning was aangemonsterd, zette de schrijver de werving voort. hij bleef personeel aannemen tot de monsterrol gevuld was met de namen van het vereiste aantal schepelingen. door zijn betrokkenheid bij de werving was de schrijver al vanaf het begin van de zeventiende eeuw een bekende verschijning in de havenbuurten. hij ontpopte zich daar tot de belangrijkste contactpersoon tussen de werkgever (de admiraliteit), de werknemers (de aangemonsterde zeelieden), en de leveranciers van werkzoekenden (ronselaars en volkhouders) en van onderdelen voor scheepsuitrustingen (kleermakers, tabakshandelaren, schoenmakers, drankhandelaren, etc.). Dit werk,de werving en aanmonstering van bemanningsleden, werd oorspronkelijk door de kapitein zelf gedaan, maar eenmaal in dienst van een admiraliteit liet deze het in toenemende mate over aan de hem toegewezen schrijver.” (296)
Een tweede ontwikkeling die zich voordeed binnen de beroepsgroep, was het steeds grotere accent dat op controle kwam te liggen. De schrijver werd naast contactpersoon steeds meer een waakhond. Zo bepaalde een regeling uit 1643 – een sterk uitgebreide versie van een instructie uit 1629 – dat schrijvers naast het registeren van alle producten die aan en van boord gingen, ook elk kanonsschot dienden te noteren.
Inclusief vermelding van het gewicht van de kogel, de hoeveelheid verschoten kruit en de reden voor het afvuren. Verder kreeg de schrijver in de achttiende eeuw als aanvullende taak de periodieke controle op het onderhoud van de scheepsplunjes van de bemanning.
Slot
Het oorlogsschip als varend bedrijf is een goed geschreven en diepgravende maritieme studie, en betekent een verrijking van de historische kennis over de Nederlandse scheepvaartgeschiedenis. Het boek bevat enkele mooie illustraties en is voorzien van annotaties en een literatuurlijst. In de bijlage heeft de auteur een lijst opgenomen met namen van Nederlandse scheepsschrijvers uit de bestudeerde periode.