Of we het nu hebben over de Ilias, over het Wilhelmus, over de eed van Von Stauffenberg c.s. of over Spiderman: steeds opnieuw vernemen we dat mensen die verkeren in een geprivilegieerde positie verplichtingen hebben. De homerische helden, Willem de Zwijger, de Duitse aristocraten en Peter Parker weten dat with great power also comes great responsibility. Maar wat als dat je eigen ondergang betekent?
Die vraag komt aan de orde in het tweede deel van het Nibelungenlied. Dat begint met een uitnodiging die koning Etzel stuurt aan de Bourgondiërs in Worms. Koning Gunther wil de invitatie aannemen, al was het maar om zo zijn zuster Kriemhild terug te zien, die met Etzel is getrouwd. Gunthers leenman Hagen geeft goede raad: zijn koning moet niet gaan, want Kriemhild zou weleens wraak kunnen nemen voor de moord op haar eerste echtgenoot, Siegfried. Hagen kan het weten: hij was de dader en handelde om de eer van zijn eigen koningin en van koning Gunther te redden.
Hoewel de luisteraar Hagens eigenbelang zal hebben herkend, heeft hij ook geweten dat zijn advies het beste was dat Gunther kon krijgen. Hagen is wat ze een “tragic warner” noemen: degene die het bij het juiste eind heeft maar wiens advies wordt genegeerd. Een populair motief in de oude literatuur.
Aanvaarding
Tijdens de reis langs de Donau zijn er voortekenen die de ondergang van de Bourgondiërs voorspellen, die zich uiteindelijk inderdaad voltrekt. Zelden is het woord “doem” meer op zijn plaats geweest. Hagen, die weet wat er zal gaan gebeuren, accepteert deze ondergang. Hij heeft ooit trouw beloofd aan Gunther en heeft een bevoorrechte positie gehad aan diens hof te Worms en zulke zaken scheppen nu eenmaal verplichtingen.
Hagen aanvaardt dus zijn lot en je zou dat kunnen zien als de boodschap van het Nibelungenlied: als je geprivilegieerd bent, heb je verplichtingen en die houden niet op zo gauw je daarvan nadeel begint te ondervinden. Ik voeg er nog even aan toe dat het Nibelungenlied niet bepaald christelijk is. Hagen kan zich niet troosten met de gedachte dat het straks in de hemel nog eens goed komt. Zijn keuze heeft definitieve consequenties.
Om dit verhaal te kunnen vertellen, moet de auteur van het Nibelungenlied echter wat voorwerk verrichten. Aan het begin moet Kriemhild immers én zijn getrouwd met Etzel én een motief hebben om wraak te nemen. Dus was de dichter gedwongen de eerste helft van het Nibelungenlied toe te voegen: het verhaal van de moord op Siegfried. Die gebeurtenis moet op haar beurt weer worden geïntroduceerd, en dus is er een plot over een conflict tussen twee vorstinnen. Daar gaat echter ook weer het een en ander aan vooraf, namelijk dat Siegfried niet zomaar een vazal is van Gunther maar een soort superheld.
Geen enkel belang
En zo wordt hij nog altijd herinnerd. Als je mensen vraagt wat ze weten van het Nibelungenlied, is het verhaal van de drakendoder het bekendste: hoe Siegfried Fafnir doodde, hoe hij zich baadde in het drakenbloed, hoe hij onkwetsbaar werd en hoe hij alleen op zijn rug een kwetsbare plek behield omdat daar het blad van een lindeboom was neergedwarreld. (Het Nibelungenmuseum in Worms had vroeger zelfs een lindeblad als logo.) Het is een heel mooi verhaal maar in het Nibelungenlied is het bijzaak.
Nee, het is nog minder. De dichter heeft Siegfried slechts nodig om het verhaal te laten beginnen, maar voor de eigenlijke boodschap heeft de drakendoder geen enkel belang. Hij is zoiets als het koffertje van Marsellus Wallace in Pulp Fiction of de contracten van meneer de Mesmaeker in Guust Flater: niemand hoeft de inhoud te kennen, ze zijn er alleen maar om een film dan wel een grap op gang te brengen. Siegfried is een MacGuffin.
Boek: Nibelungenlied – Een middeleeuws epos over liefde en wraak