Dark
Light

Francesco Petrarca en zijn kijk op de Middeleeuwen

De ontdekking van de Middeleeuwen – Peter Raedts
4 minuten leestijd
De ontdekking van de middeleeuwen
De ontdekking van de middeleeuwen
Bij de Wereldbibliotheek verschijnt deze week een heruitgave (midprice) van het veelgeprezen boek over de Middeleeuwen van Peter Raedts: De ontdekking van de Middeleeuwen. Geschiedenis van een illusie. De Middeleeuwen worden in dit werk van verschillende kanten belicht en er wordt beschreven hoe in de loop der tijd tegen het bijzondere tijdvak is aangekeken. Op Historiek een fragment uit het boek waarin stilgestaan wordt bij de kijk van dichter Francesco Petrarca op de Middeleeuwen.

De afgrond na de glorieuze oudheid

Op paaszondag 1 april 1341 werd de dichter Francesco Petrarca op het Capitool in Rome door de voorzitter van de Romeinse senaat, Orso van Anguillara, met een lauwerkrans tot dichter gekroond. In zijn dankwoord vermeldt Petrarca dat deze plechtigheid daarom zo uitzonderlijk was, omdat zij op ‘iets uit legendarische tijden is gaan lijken en al sinds meer dan twaalfhonderd jaar in onbruik is geraakt, want de laatste van wie wij lezen dat hij dat eerbewijs heeft ontvangen, is de beroemde dichter Statius, die leefde ten tijde van Domitianus’. Publius Papinius Statius (c. 45-96) is vooral bekend om zijn heldendichten Thebaïs en Achilleïs. In de late Middeleeuwen en de Renaissance behoorde hij tot de hoogst gewaardeerde Romeinse schrijvers.

Francesco Petrarca 1304-1374
Francesco Petrarca 1304-1374
Kijkend naar zijn eigen tijd en naar het directe verleden zag Petrarca een diepe, donkere afgrond die zich uitstrekte over meer dan duizend jaar, een hopeloze tijd die alleen maar ‘kwebbelkunstenaars’ had voortgebracht. De laureaat blikte nog verder terug, en in het verre, bijna legendarische verleden zag hij een periode ‘die voor dichters gelukkiger was en waarin ze hoog in aanzien stonden, eerst in Griekenland, later in Italië en daar vooral onder keizer Caesar Augustus, tijdens wiens regering briljante dichters bloeiden: Vergilius, Varius, Ovidius, Horatius en vele anderen’. Dat was de gouden tijd der klassieke letteren waarop mannen van beschaving hun aandacht moesten richten en die zij in ere moesten herstellen. Het meer recente verleden konden zij met een gerust hart aan de vergetelheid prijsgeven.

Hiermee verwoordde Petrarca een nieuwe houding tegenover het verleden. Tot dan toe was het verleden altijd gezien als een groot, ongedifferentieerd geheel waarin alles op elkaar betrokken was en alles in elkaar paste. Alle tijden waren even belangrijk en iedere tijd droeg op zijn eigen wijze bij aan het heilsplan van God met de mensheid, dat zich uitstrekte van de schepping van de wereld tot aan het laatste oordeel. Het was de taak van historici te laten zien hoe dat heilsplan zich ontwikkelde en hoe in iedere tijd opnieuw Gods leidende hand zichtbaar werd. In dat verleden was geen dichterbij en verderaf, perioden waarmee men zich meer of juist minder verwant voelde. Alles was even oud, ver weg en tegelijkertijd niet erg verschillend van het heden, want mensen waren altijd en overal hetzelfde. Er was dan ook geen behoefte om oude dingen te bewaren of ernaar te gaan kijken, tenzij ze een religieuze of andere waarde hadden, maar niet omdat ze oud waren.

Met Petrarca begon dit te veranderen. Allereerst was Petrarca niet bijzonder geïnteresseerd in geschiedenis als het verhaal van Gods handelen met de mensheid, ook al was hij een gelovig christen. Veel belangrijker was dat hij het verleden zelf in stukken brak en er een perspectief in aanbracht. Niet alle tijden waren hetzelfde, sommige waren waardevoller geweest dan andere. Donkere tijden, zoals de duizend jaar vanaf de val van Rome – dat wil zeggen de val van het Romeinse Rijk in het Westen in 476 –, konden maar beter vergeten worden; andere, zoals de klassieke Oudheid, moesten in de herinnering teruggebracht en tot nieuw leven gewekt worden. Petrarca was een van de eersten die zich ervan bewust werden dat heden en verleden van elkaar kunnen verschillen en dat er een kloof gaapte tussen de eigen tijd en de klassieke Oudheid. Juist hierdoor kon hij de eerste zijn die een oproep kon doen om terug te keren naar de verloren tijd van de Oudheid.

Antieke triomftocht
Antieke triomftocht

Die houding ten opzichte van het verleden heeft Petrarca het mooist verwoord in een brief aan de franciscaan Giovanni Colonna, een goede vriend met wie hij in 1341, toen hij voor zijn huldiging in Rome was, samen door de stad wandelde. Bij iedere stap die zij zetten, kwam een episode uit de geschiedenis van het oude Rome in hun herinnering terug: de grot waarin de wolvin Romulus en Remus gezoogd had, de plaats waar Caesar zijn triomftocht had gehouden, de Engelenburcht, die oorspronkelijk de graftombe van keizer Hadrianus geweest was. Op hun zwerftocht kwamen zij ook langs christelijke monumenten, maar dat waren er maar een paar. Petrarca was op zoek naar het andere Rome, de verloren stad, waarvan alleen ruïnes nog getuigenis aflegden.

De ontdekking van de middeleeuwen
De ontdekking van de middeleeuwen
Toen zij vermoeid door de lange wandeling zaten uit te rusten op het dak van wat eens de thermen van Diocletianus waren, maakte Petrarca zijn vriend duidelijk dat de geschiedenis van Rome uit twee onderscheiden lagen bestond: de moderne tijd waarin Colonna meer geïnteresseerd was en de Oudheid, waarmee Petrarca zelf dweepte. En onder ‘Oudheid’ verstaat Petrarca ‘alles wat plaatsvond voordat de naam van Christus te Rome door de Romeinse keizers werd verheerlijkt en aanbeden.’ Zo groot was het verval waarin Rome sinds lang verkeerde dat zelfs de burgers van de stad de glorie van het oude Rome niet meer kenden. Pas als zij zouden beseffen hoe groots dat verleden was, was er weer hoop dat Rome zou herrijzen.

Volgens Petrarca had het verval van Rome al heel vroeg ingezet. In een van zijn gedichten roept de Romeinse held Scipio Africanus uit dat hij niet meer over de geschiedenis van Rome wil praten zodra de keizers niet langer echte Romeinen zijn, maar Spanjaarden en Afrikanen. Dit gebeurde voor het eerst in het jaar 98, toen de Spanjaard Trajanus de troon besteeg, hetgeen voor Petrarca het einde van de klassieke Romeinse cultuur betekende.

~ Peter Raedts

Boek: De ontdekking van de Middeleeuwen – Peter Raedts
Lees ook: De valse Middeleeuwen
En: De Mont Ventoux als geboorteplaats van het humanisme (Petrarca)

Bekijk dit boek bij:

Bestel dit boek bij de Historiek Geschiedeniswinkel

×