Ze wordt het Zilveren Meer genoemd, een kalme zijarm van één van de langste rivieren van Europa: de Donau. Over een lengte van veertien kilometer vormt dit ‘meer’ hier de grens tussen Servië en Roemenië. Aan dit geliefde recreatieoord van de inwoners van de verderop gelegen hoofdstad Belgrado wemelt het in de zomer van de toeristen, terwijl het gebied in het voor- en najaar meestal onder een dichte mistsluier verborgen ligt. Maar ook de geschiedenis rond het Zilveren Meer is in nevelen gehuld, hoewel daarin één woord centraal staat dat al generaties lang de mensheid doet huiveren en dat zich in het begin van de achttiende eeuw vanuit deze streek over de wereld begon te verspreiden.
De regio was toen na een eeuwenlange bezetting door de Ottomanen net deel geworden van het Oostenrijkse Keizerrijk, zoals vastgelegd in het verdrag van Passarowitz van 1718. Overigens zou dat voorlopig maar twintig jaar duren, want bij het verdrag van Belgrado (1739) ging het opnieuw over in Ottomaanse handen en zou daarna nog bijna een eeuw binnen die invloedssfeer blijven. Hoewel kortstondig, maakten de Oostenrijkers – en daarmee de Europeanen – in deze periode kennis met de zeden en gewoonten van de Balkanvolkeren. Maar ook met hun bijgeloof en mysticisme, dat op gespannen voet stond met het rationalisme dat deze ‘Eeuw van de Verlichting’ juist kenmerkte.
Een keizerlijke afgezant, Ernst Frombald (1676-1737), was aangesteld om over de volkscultuur van deze nieuwe onderdanen te rapporteren. Een voorval dat door hem in deze hoedanigheid in 1725 werd opgetekend veroorzaakte grote opschudding. In het kleine dorp Kisiljevo hadden vreemde gebeurtenissen plaats gevonden rond één bepaalde inwoner, een boer genaamd Peter Plogojovic (1662-1725). Bij het onderzoek naar deze zaak deed zich echter een probleem voor: de man in kwestie bleek al veertig dagen daarvoor te zijn overleden…
Verdachte sterfgevallen
Alles begon op een nacht toen Peter Plogojovic aan het bed van zijn vrouw verscheen, hoewel hij reeds dood was en enige tijd geleden begraven. De volgende dag ging zijn weduwe de straat op om iedereen te vertellen die het maar horen wilde dat haar man in die nachtelijke ontmoeting naar zijn klompen had gevraagd. Ze was totaal overrompeld, maar overhandigde hem zijn houten schoeisel, waarna hij weer was vertrokken. Op slag brak er paniek uit in Kisiljevo, zeker toen zich in een tijdsbestek van tien dagen acht verdachte sterfgevallen voordeden en het allemaal personen betrof die Peter persoonlijk had gekend had.
Toen dit Ernst Frombald ter oren kwam en hij zich naar Kisiljevo begaf, stelden de panische inwoners hem onmiddellijk een ultimatum. Als hij hen geen toestemming zou verlenen om Peter Plogojovic op te graven zouden ze met zijn allen het dorp verlaten zodat er niemand meer zou achterblijven om het jaarlijkse belastinggeld te betalen.
De dorpelingen waren het er onderling over eens dat ze van doen hadden met een wezen dat noch dood, noch levend was en dat bovendien mensen ombracht en hun bloed dronk. In de regio bestond er ook een woord voor zo’n kwelgeest, namelijk een vampier. Ernst Frombald begaf zich daarop met een paar bewakers en een priester naar het kerkhof om het lichaam van Peter Plogojovic op te graven. Hij wilde daarmee bewijzen dat de beweringen van de dorpelingen op onzin berustten en het verslag van deze exhumatie is in de archieven bewaard gebleven.
Toen ze het lijk uit de grond haalden was dit nog volledig intact en werd het door Frombald nauwkeurig beschreven. De huid was ongeschonden, Plogojovic had haren en een lange baard, terwijl hij daarmee niet het graf was ingegaan. Zijn neuspuntje ontbrak, maar het meest merkwaardige was wel de aanwezigheid van een beetje vers bloed in zijn mond. Verder schreef hij dat het lichaam helemaal niet vergaan was en ook geen lijk- of andere geur verspreidde. Kortom, het was nagenoeg onaangetast.
Eeen ijselijke schreeuw
Toen waren de dorpelingen aan de beurt. Ze kwamen aanzetten met een lange, aangepunte paal die ze recht in het hart van Peter Plogojovic plaatsten. Op dat moment was een ijselijke schreeuw te horen en kwam er vers bloed uit zijn mond, ogen en oren. Normaal vers, rood, menselijk bloed. Alles wees erop dat de man die zojuist door Ernst Frombald was opgegraven voor de tweede keer werd gedood.
Frombald stuurde terstond zijn bericht naar Wenen, waarna het woord ‘vampier’ zijn reis begon van de Donau-oevers door heel Europa en later de rest van de wereld, waar het nog altijd de fantasie prikkelt.
De Oostenrijkse autoriteiten wilden vaststellen of het een uitzonderlijk voorval betrof of dat zoiets zich al eerder had voorgedaan. Dat laatste bleek het geval en al snel doken vergelijkbare verhalen op uit andere dorpen en steden. Ze waren afkomstig uit heel Servië en in meer dan twintig beschrijvingen kwam het woord vampier voor. In 1732 vond in Leipzig een congres plaats over vampirisme waarin de gebeurtenissen uit Servië nader werden besproken.
Bram Stoker
Terugkerende verschijnselen waren lange hoektanden, bleke gezichten en gekromde vingers. Hoewel de zich ontwikkelende medische wetenschap hiervoor al wel voorzichtig verklaringen kon geven, verspreidden de berichten over bloeddorstige monsters zich door Europa en bereikten een eeuw later ook de overkant van de Atlantische Oceaan. Daar kreeg de Servische vampier uiteindelijk een mythische status. Bram Stoker (1847-1912) schreef er in 1897 de roman Draculaover. Hij zette een en ander wel wat naar zijn hand. Zo veranderde hij Servië in Transsylvanië en de rivier de Donau in het Karpatengebergte. Bovendien was Vlad Dracula (1431-1476), de vorst van Walachije waarop Stoker ‘zijn’ graaf Dracula baseerde, geen vampier maar een nationale held in de strijd tegen de Ottomanen.
Trailer van de film ‘Dracula’ uit 1931:
Tenslotte stortte ook Hollywood zich op het verhaal, hetgeen meerdere speelfilms opleverde waarvan die uit 1931 met Bela Lugosi (1882-1956) als graaf Dracula wel de bekendste was. In Kisiljevo werden na het bezoek van Ernst Frombal geen verdachte sterfgevallen meer gemeld. Al meer dan drie eeuwen geldt in het dorpje de ongeschreven wet: geen woord over vampiers.
De vampierhysterie in het Oostenrijkse keizerrijk heeft ook nog Nederlander beziggehouden, namelijk de Leidse medicus Gerard van Swieten (1700-1772) die van 1745 tot aan zijn dood lijfarts was van keizerin Maria Theresia van Oostenrijk. Daarnaast hervormde hij de medische faculteit van de universiteit van Wenen, voorzag ziekenhuizen van goede artsen en schreef een handboek militaire geneeskunde. Voor deze verdiensten werd hij in 1753 verheven in de adelstand en mocht hij zich Freiherr noemen. Twee jaar later reisde hij in opdracht van Maria Theresia naar Moravië (oostelijk Tsjechië), omdat zich daar vergelijkbare gebeurtenissen zouden voordoen als dertig jaar eerder in Servië, die wederom in verband werden gebracht met vampiers.
Van Swieten was hier uiterst sceptisch over, omdat hij wist dat er in de korte periode dat Servië deel had uitgemaakt van het keizerrijk er nogal wat Moraviërs als ‘wehrbauer’ heen waren getrokken. Die waren na de Turkse annexatie in 1739 weer teruggekeerd en zouden de vampierverhalen hebben meegebracht en ‘nieuw leven’ in hebben geblazen.
Academicus als hij was gaf er echter de voorkeur aan om het fenomeen wetenschappelijk te benaderen en deed dat in zijn Abhandlung des Daseyns der Gespenster ofwel ‘Vertoog over het bestaan van spoken’. Hij schreef de verschijnselen rond niet-vergane lijken toe aan anaerobe fermentatieprocessen en de angst die hierdoor ontstond aan de fantasie en bijgelovigheid van achterlijke volken. Zijn aanbeveling tot een verbod op afweermethoden tegen vermeende vampiers zoals spietsen en onthoofden van lijken werd overgenomen door keizerin Maria Theresia. Het personage professor Abraham van Helsing in Bram Stoker’s Dracula is waarschijnlijk op Van Swieten geïnspireerd.
Vlad Dracula – Bijgenaamd ‘de Spietser’
Bram Stoker – Geestelijk vader van Dracula
Elizabeth Báthory – Seriemoordenares
De reis van de hofarts
De historische roman De reis van de hofarts (Houtekiet, 2020 – 348 blz.) van de broers Ludo en Jozef Schildermans (zij publiceerden deze eerste gezamenlijke roman onder de naam L.J. Schildermans) sluit aan bij bovenstaand artikel.
In de roman wordt de hierboven aangehaalde arts Gerard van Swieten gevolgd op zijn reis naar een verre uithoek van het Habsburgse rijk, in wat nu Servië en Roemenië is. De kleine dorpjes, omsloten door donkere wouden en de Zevenburgse Alpen en bevolkt door migranten-boerensoldaten, zijn ten prooi gevallen aan een bizar bijgeloof. Dit is een doorn in het oog van de keizerin waarop zij haar arts in de winter van 1754 op pad stuurt om paal en perk stellen aan het vampirisme en aan het geloof dat ‘ondoden’ opstaan uit hun graf om bij het vee en de mensen bloed op te zuigen.
Het is een makkelijk leesbaar boek met een fictief verhaal dat is opgebouwd rond een aantal bestaande historische figuren en waar gebeuren feiten. Ook de geografische en culturele context waarin het verhaal zich afspeelt komt op een nauwkeurige manier in beeld.