Negen gewapende Zuid-Molukkers kaapten op 23 mei 1977 de intercity Assen-Groningen, ter hoogte van het Drentse dorp De Punt. Op 11 juni 1977 werd de kaping beëindigd, na een beschieting door de bijzondere bijstandseenheid (BBE) en een bestorming door Mariniers, gesteund door de Koninklijke Luchtmacht. Bij deze bevrijdingsactie kwamen acht personen om het leven, onder wie zes treinkapers.
De treinkaping bij De Punt houdt de gemoederen nog altijd bezig, omdat onduidelijkheid bestaat over de orders die de mariniers meekregen voor de bestorming van de trein. Het officiële standpunt van de regering was altijd dat de treinkapers bij de bevrijdingsactie niet met opzet werden gedood. De laatste jaren verschenen er echter steeds meer berichten van betrokkenen die aangaven dat de mariniers expliciet opdracht kregen om de treinkapers te doden. Nabestaanden van de kapers namen enige tijd geleden advocaat Liesbeth Zegveld in de arm en spanden een zaak aan tegen de staat. Volgens de nabestaanden werd bij de bevrijdingsactie door mariniers excessief geweld toegepast. Er zouden in totaal zeker 144 kogels zijn afgevuurd, veel meer dan noodzakelijk.
In 2015 wees toenmalig minister Ivo Opstelten aansprakelijkheid voor de schade die families van de omgekomen treinkapers leden van de hand. In een brief aan advocaat Zegveld schreef hij destijds dat het uitgeoefende geweld “binnen de grenzen viel die door de Staat waren voorzien en aanvaard”. Geen van de kapers werd volgens de minister met opzet gedood. En uit onderzoek dat hij naar de kaping liet uitvoeren, zou ook niet naar voren zijn gekomen dat de Staat onrechtmatig handelde. Opstelten:
“Uit het onderzoek volgt dat het uitgeoefende geweld viel binnen de grenzen van de geweldstoepassing die door de Staat was voorzien en aanvaard. Op grond van het Verslag is de Staat dan ook van oordeel dat van onrechtmatig handelen geen sprake is geweest en dat er ook overigens geen enkele grondslag is voor aansprakelijkheid jegens uw cliënten op grond waarvan de Staat verplicht zou zijn enige schade te vergoeden. Voor zover er al sprake zou zijn van vorderingen tot schadevergoedingen, zouden deze bovendien ruimschoots zijn verjaard.”
Mei 2018 meldden zich bij de Volkskrant drie nieuwe getuigen van het drama, voormalige officieren die stellen dat de mariniers die de trein moesten bestormen opdracht kregen de Molukse kapers niet gevangen te nemen, maar dood te schieten. Mede naar aanleiding van deze verklaring heeft Liesbeth Zegveld aangegeven vier commandanten van de bevrijdingsactie onder ede te willen verhoren. Ook wil ze oud-generaal Henk van den Breemen en oud-minister van Justitie Dries van Agt (destijds politiek verantwoordelijk voor de bevrijdingsactie) als getuigen oproepen.
De kaping
Negen Zuid-Molukse jongeren kaapten op de 23 mei 1977 om 09.00 uur de intercity van Assen naar Groningen, ter hoogte van het Drentse dorp De Punt. De Molukkers lieten de machinist, de conducteur en veertig reizigers vrij. De overige vijfenveertig reizigers worden gegijzeld. Op hetzelfde moment werden er in een lagere school in Bovensmilde 105 kinderen en vijf onderwijzers gegijzeld.
De Molukkers eisten dat de Nederlandse regering zich ging inzetten voor een onafhankelijke Republiek der Zuid-Molukken. Eerder had de regering de Molukkers inderdaad zelfbeschikking beloofd, maar toen bleek dat Nederland internationaal geen steun kreeg om de kolonie Nederlands-Indië te behouden, kon men die belofte aan de Molukkers niet houden. Tijdens de actie bij De Punt eisten de kapers verder de vrijlating van eenentwintig Zuid-Molukse gevangenen. Dat het de kapers ernst was werd al snel duidelijk. Als de regering voor 25 mei om 14.00 uur niet aan de eisen had voldaan, zou men de trein en de basisschool opblazen.
Wijster: een eerdere kaping
De treinkaping bij De Punt was niet de eerste treinkaping door Molukkers. Anderhalf jaar eerder hadden zeven Molukkers bij Wijster ook al eens een trein gekaapt. Bij deze actie werd een machinist Hans Braam doodgeschoten. Later werden ook twee passagiers gedood.
De kaping bij Wijster stelde de Nederlandse overheid voor een grote uitdaging. Minister van Justitie Van Agt kreeg geen steun voor een militaire actie. In plaats daarvan wilde de regering met onderhandelingen zoveel mogelijk tijd rekken om op die manier zo weinig mogelijk slachtoffers te maken. In het buitenland, waar dit soort gebeurtenissen doorgaans met geweld werden beëindigd, werd de aanpak bewonderd. De onderhandelingsstrategie werd ook wel de ‘Dutch Approach’ genoemd.
Na dertien dagen gaven de kapers zich over. Dit nadat de gijzelnemers informatie hadden gekregen over geplande represailles op de Molukken. Bovendien was het ondertussen flink gaan vriezen, waardoor het behoorlijk koud was geworden in de trein. In 1976 werden de gijzelnemers allemaal tot veertien jaar cel veroordeeld.
Verslag van de bevrijdingsactie:
Verkiezingen
Van overgave was bij De Punt geen sprake. De Nederlandse regering boog ook niet. Opnieuw ging men niet op de eisen van de kapers in. De regering wilde sowieso dat eerst alle kinderen in de basisschool in Bovensmilde vrijgelaten werden. Belangrijk was verder dat voor 25 mei 1977 verkiezingen voor de Tweede Kamer gepland stonden. Minister-President Joop den Uyl besloot de verkiezingscampagnes te staken, maar de verkiezingen zelf niet af te blazen. De premier:
“Enkele tientallen mensen mogen ons niet afbrengen van de weg van onze eigen parlementaire democratische orde waarin de verkiezingen thuishoren.”
Nadat het ultimatum was verstreken eisten de gijzelnemers een vrije aftocht per vliegtuig vanaf Schiphol, samen met eenentwintig gevangenen en vijf leerkrachten. Ook op dit ultimatum ging de Nederlandse regering niet in. Toen de kinderen in de school ziek werden, lieten de gijzelnemers de kinderen vrij. De vijf leraren bleven echter wel vastzitten.
Een bloedig einde van de treinkaping bij De Punt
Op 11 juni 1977, toen de kaping inmiddels al bijna drie weken duurde, openden mariniers het vuur op de trein, bijgestaan door zes starfighters. Bij deze operatie kwamen twee gegijzelden om en zes kapers. De overige reizigers werden bevrijd. De gijzelnemers in de lagere school gaven zich vrijwillig over nadat de school werd aangevallen met pantserwagens.
In 2014 kregen de militairen die betrokken waren bij de beëindiging van de treinkaping bij De Punt en de gijzeling van de school in Bovensmilde officieel de veteranenstatus. Dit was bijzonder omdat de veteranenstatus in principe bedoeld is voor militairen die buiten Nederland dienden. Voor de militairen die betrokken waren bij de Molukse acties in 1977 werd een uitzondering gemaakt.
Animatie: einde van de treinkaping
Gemaakt in opdracht van de Nederlandse regering
‘Onjuiste informatie’
De discussie over de bevrijdingsactie bij De Punt duurt nog altijd voort. Eind 2014 stelden nabestaanden van omgekomen treinkapers de Staat verantwoordelijk voor de geleden materiële en immateriële schade. Hun advocaat Liesbeth Zegveld zei daarover destijds:
”Naast duidelijkheid over de werkelijke omvang van het toepaste geweld, blijkt uit de stukken dat er kapers zijn geëxecuteerd, dat er op slapende kapers is geschoten en dat er ook gericht is geschoten op de lijken van reeds doodgeschoten kapers. De mariniers die de trein enterden gebruikten bovendien ‘Hollow Point 5’ kogels, een door het oorlogsrecht verboden munitiesoort.”
Volgens Zegveld heeft de regering in de nasleep informatie verhuld en onjuiste informatie verstrekt over de omvang van het toegepaste geweld:
“Dat gebeurde niet alleen richting de nabestaanden van de omgekomen kapers, maar ook richting de Tweede Kamer en nabestaanden van een van de omgekomen gijzelaars. Zijn weduwe werd indertijd gezegd dat haar man dodelijk was getroffen door ‘één Molukse kogel’ terwijl uit een onder de pet gehouden verslag uit 1978 bekend was dat hij in werkelijkheid was getroffen door een zestal kogels van één of meerdere wapens van mariniers in de trein.”
De advocaat stelt dat twee van de omgekomen kapers zijn geëxecuteerd. Dat de Staat aansprakelijkheid bij monde van minister Opstelten eerder afwees, is wat haar betreft niet zo relevant. In 2015 zei Zegveld daarover:
“Het is niet aan de uitvoerende macht, die beschikt over het geweldsmonopolie, om een oordeel te vellen over schuld, laat staan over leven en dood. In een rechtsstaat is dat oordeel aan de rechter. Door het recht in eigen hand te nemen door Max Papilaja en Hansina Uktolseja te executeren, heeft de staat de meest elementaire beginselen van de rechtsstaat geschonden”
Staat niet aansprakelijk
Juli 2018 bepaalde de rechtbank in Den Haag dat het geweld dat militairen gebruikten tegen de treinkapers van De Punt niet onrechtmatig was. Daaruit vloeit voort dat de Nederlandse staat ook geen schadevergoeding hoeft te betalen aan de nabestaanden. Volgens de rechtbank hadden de mariniers geen vrijbrief voor het doodschieten van de Molukse kapers, maar moest men handelen in the heat of the moment en in een uiterst dreigende context. De mariniers wisten bijvoorbeeld dat de gijzelnemers wapens hadden en er waren er die in de veronderstelling verkeerden dat de mariniers op weg naar de trein vanuit de trein waren beschoten. Volgens hun advocaat, Geert-Jan Knoops, zien de mariniers de uitspraak van de rechter als “eerherstel”.
De nabestaanden van de treinkapers hebben bij monde van hun advocaat inmiddels laten weten in hoger beroep te gaan.
Boek: De Molukse acties – Treinkapingen en gijzelingen 1970-1978
Film over de kaping: De Punt. De Molukse treinkaping