‘Beste Theo, ik schrijf u maar weer eens een woordje,’ schreef Vincent van Gogh op 7 oktober 1876, aan zijn broer vanuit Isleworth, een klein dorpje bij Londen dat nu onderdeel is van ‘Greater London’. Vincent woonde al sinds 1873, met onderbrekingen in Parijs en Nederland, in Engeland. Over deze Engelse periode van Vincent is niet zo heel veel bekend omdat hij destijds nog niet schilderde. Wel had hij veel interesse in kunst.
Zijn verblijf in Engeland kan heel in het kort ingedeeld worden in twee verschillende perioden: tijdens de eerste werkte hij voor kunsthandel Goupil’s en Cie in Londen, tijdens de tweede periode (die slechts een paar maanden behelst) werkte hij als assistent-onderwijzer en hulpprediker in Isleworth, een buitenwijk van Londen. In deze tijd schreef hij zijn eigen preken, in het Engels, las hij veel Engelse religieuze literatuur en sprak in zijn brieven over schilderijen met een religieus thema.
Op zijn zestiende was Vincent via zijn oom ‘Cent’ als schoolverlater begonnen bij de Haagse vestiging van Goupil’s en Cie, waarvoor hij in het voorjaar van 1873 naar Londen werd uitgezonden. Vincent woonde in Victoriaans Londen maar gedroeg zich als een ware toerist: in zijn vrije tijd verplaatste zich bij voorkeur per voet langs alle toeristische trekpleisters. Hij hield van wandelen en in zijn brieven noteerde hij wat hem opviel.
Zijn carrière bij kunsthandel Goupil’s, te Londen gevestigd in Southampton Street en Bedford Street, twee kleine straatjes tussen Covent Garden en The Strand, was in 1876 tot een einde gekomen. Daarna werkte Vincent op twee verschillende jongensscholen en in meerdere kerkjes in en rondom Isleworth. Hij woonde op dat moment verder van het centrum van Londen dan ooit maar dat weerhield hem niet van het wandelen: uren en uren achtereen liep hij. Niets kon een mens dichter bij het lijden van Jezus brengen was zijn gedachte. Hij vond God in de straten van Londen. Ook die week was hij te voet naar Londen geweest, zo vertelde hij Theo:
Nu vertel ik u nog van mijn wandeling naar Londen. ’s Morgens om 12 uur ging ik van hier en tussen 5 en 6 uur was ik waar ik zijn moest en deed de brief aan Pa en Moe op de post. Toen ik in de buurt van de stad kwam waar de meeste schilderijwinkels zijn, in de buurt van het Strand, ontmoette ik veel bekenden: het was juist het etensuur en dus waren er veel op straat van de zaken komende of teruggaande. Vooreerst ontmoette ik een jonge dominee die hier eens preekte en met wie ik toen kennismaakte (…). Daarna ging ik naar Van Wisselingh waar ik de schetsen voor twee kerkramen zag.
Van Wisselingh was een collega van Vincent bij Goupil’s geweest: Toen Vincent in Den Haag begon werkte Van Wisselingh voor de Parijse branch (waar Vincent later ook terecht zou komen). In 1876 was deze Elbert Jan van Wisselingh inmiddels zakenpartner van Daniel Cottier en daarmee manager van Cottier & Company. Deze glas-in-lood specialist bevond zich in Londen op nummer 8, Pall Mall, tussen Piccadily Circus en St. James Park (en is nog steeds in bedrijf).
Jarenlang is het een raadsel geweest waar die glas-in-loodramen uiteindelijk terechtgekomen waren. Tot kunsthistoricus Max Donnelly ze een jaar geleden vond. Na onderzoek en wat speurwerk stuitte hij op de ramen in een kerkje, St. Andrews Church in Owslebury, een piepklein dorp vlakbij Winchester. Over zijn bevindingen schreef hij in het septembernummer (2011) van het Engelse kunsttijdschrift The Burlington Magazine een artikel met als titel: ‘Such a noble face: Vincent van Gogh, Daniel Cottier en the Northesk memorials.’
Het blijken twee glas-in-loodramen te zijn die de graaf van Northesk heeft laten maken na het overlijden van zowel zijn dochter als zijn vrouw. Beide ramen beelden de maagd Maria uit. Zijn vrouw Georgina, gravin van Northesk (overleden in 1874, op 63-jarige leeftijd) wordt afgebeeld als een oudere Maria, terwijl zijn dochter Lady Margaret (overleden in 1871 toen zij slechts 23 was) schittert als een jonge Maria. Vincent schreef er het volgende over:
In het midden van het ene raam het portret van een bejaarde dame, o zo’n nobel gezicht met de woorden “Uw wil geschiedde” erboven, in het andere raam het portret van haar dochter met de woorden “het geloof is een vaste grond der dingen die men hoopt en een bewijs voor de dingen die men niet ziet”.
Het gezin Van Northesk was een notabele en bekende familie in Owslebury (spreek uit als Uzzlebury). Ze bezaten hier een landhuis (Longwood House, nu helaas afgebroken). Moeder en dochter hadden in het dorp samen een schooltje opgericht, dat als momenteel als woonhuis naast de kerk in gebruik is. De dochter ligt in een familiegraf in de kerk begraven.
Kranten van over de gehele wereld brachten deze ontdekking een jaar geleden als groot nieuws. Is er sinds dit bekend is geworden veel veranderd in deze zeer kleine gemeente?
Op een zonovergoten zomerse zondagochtend in augustus 2012, een jaar na de ontdekking, rijd ik door groene heuvels en over kleine weggetjes naar Owslebury, dat letterlijk uit een kerk en hooguit tien huizen bestaat. Uiteraard wel met een pub, waar ik mijn auto parkeer. Ik wandel naar het kerkje. De dominee, Vicar Jonah Watts, preekt iedere zondagochtend in meerdere kerken, hij heeft zijn eerste dienst in een buurtgemeente er al opzitten. Hij komt aanrijden en stapt uit zijn auto om me te begroeten: ‘Loop gerust even rond’. Ik neem een foto van de kerk en de oude school. Op een bord met aankondigingen voor de kerk zie ik een A4-tje hangen met een afbeelding van de ramen: ‘Van Gough (!)/Cottier stain glass windows’. Dan volgt een mededeling dat er ‘commemorative bookmarks’ te koop zijn. De kerk wil er natuurlijk graag iets aan verdienen. De dominee had mij al per email laten weten dat ik meer dan welkom was om foto’s van de ramen te maken maar of ik dan wel zo vriendelijk wilde zijn een kleine bijdrage te schenken aan het opknappen van de kerk.
Als ik naar binnen loop word ik zeer enthousiast begroet door Paul Bowes met een Hollands ‘Goedemorgen’. Hij is er trots op dat zijn moeder Nederlandse was. Niemand schijnt te weten waar zich het graf van de familie Van Northesk precies bevindt. De glas-in-loodramen bevinden zich links en rechts achterin het kerkje, net voor het altaar. Aangezien de zon uitbundig schijnt is het helaas moeilijk de gezichten van de beide dames te vangen. Ik neem een paar foto’s en besluit de boekenleggers te bestellen. De tekst bij de afbeelding van de dochter schijnt net voor het plaatsen van de ramen veranderd te zijn en luidt nu: ‘Fear not only believe’.
Nog geen vijftien mensen nemen deel aan de Angliciaanse dienst die nogal katholiek aandoet. De teksten van de psalmen zijn geschreven door tijdgenoten van Vincent.
Hoewel ik niet de indruk krijg dat er een stroom toeristen op het kerkje afgekomen is na dit wereldnieuws zing ik uit volle borst de psalmen mee en weet ik zeker dat Vincent van Gogh meer dan tevreden geweest zou zijn met de glas-in-loodramen op deze locatie.