Toynbee Hall ontstaat in 1884 op initiatief van de predikant Samuel Barnett en diens vrouw Henrietta. Het is een vestiging in het verpauperde Oost-Londen waar studenten uit Oxford geacht worden zich in te leven in de wereld van de armen om met hen een gemeenschap te vormen. Aanvankelijk succesvol, maakt dit streven aan het begin van de twintigste eeuw plaats voor een meer wetenschappelijke aanpak van het sociale vraagstuk.
Gemeenschapsvorming en hiërarchie
Deze opvatting over de gewenste verhouding tussen de hogere en lagere klassen riekt naar het traditionele paternalisme dat heerste in rurale streken; een op economische factoren gebaseerde verhouding tussen landheer en pachters. De Arnoldians worden dan ook wel urbane jonkers (urban squires) genoemd, maar dat zijn zij niet. In hun relatie met de lagere klasse spelen economische factoren geen rol, zij baseren zich op het principe van wederzijdse onbaatzuchtigheid. Sociale hervorming betekent in hun ogen het leggen van een verbinding tussen mensen van hogere en lagere status met als oogmerk een versterkte gewaarwording van de waarde van het bestaan voor zichzelf en voor de gemeenschap als geheel. Hervormers dienen dan ook te gaan leven onder de minder bedeelden, niet slechts om hen terzijde te staan, maar vooral om ware gemeenschapszin te creëren, het komen tot een gemeenschap die een gezamenlijk doel nastreeft. Entamering van allerlei educatieve projecten speelt daarbij een belangrijke rol, maar, zo wordt wel gewaarschuwd: geef de armen geen geld.
Onbaatzuchtigheid en geloofstwijfel
Het is vooral in Oxford waar onder docenten en afgestudeerden van het Balliol College het inzicht doorbreekt dat een universiteit niet slechts pure wetenschap dient te bedrijven, maar dat zij ook de verantwoordelijkheid heeft een generatie van capabele politieke leiders voort te brengen. Uitgesproken apostel van dit idee is Benjamin Jowett, rector van Balliol van 1870 tot aan zijn overlijden in 1893 en als Arnoldiaan ervan overtuigd dat onderwijs behalve het kweken van eruditie en geleerdheid, ook het besef moet doen groeien van iemands verplichtingen jegens de samenleving en de rol die hij daarin te vervullen heeft, een rol gebaseerd op onbaatzuchtigheid. Uiteraard is het Balliol College niet de enige plaats van waaruit deze kijk op de rol van educatie wordt uitgedragen. Dankzij de geschriften van Mathew Arnold, zoon van Thomas, verspreidt de Arnoldiaanse filosofie zich over het land. Hij stelt hoop in de verandering van de natie in een van lieflijkheid en helderheid, een natie waarin de muren tussen de maatschappelijke klassen geslecht worden zodat allen deel uitmaken van een nationale cultuur waarvan zij in dezelfde mate kunnen profiteren.
Sleutelfiguren binnen deze cultuur zijn niet de traditionele aristocraten of de staat, maar verlichte geesten die er altijd te vinden zijn die zich bewust zijn van hun ‘beste eigen ik’. Onbaatzuchtige autoriteiten die uitrijzen boven de belangen van hun eigen klasse en in staat om aan anderen het beste gedachtegoed dat ooit is voortgebracht over te dragen in woord, maar vooral in daad. Een van Mathew Arnolds meest vooraanstaande volgelingen is de filosoof Thomas Green die net als Arnold de gemeenschap wil bezielen door haar christelijke beginselen in te blazen. Maar als Green rond 1870 zijn boodschap begint te verspreiden als docent van het Balliol, stellen zijn leerlingen zich de vraag of zij hem wel kunnen volgen in geval geloofstwijfel zich van hen heeft meester gemaakt.
Green, die zich al eerder heeft afgekeerd van de christelijke orthodoxie, komt zijn studenten te hulp. Hij stelt dat verlies van het geloof geenszins inhoudt dat daarmee christelijke waarden niet kunnen of mogen worden onderschreven en onderstreept het belang van de ‘doelmatige aard van de christelijke levenswijze’. Niet het geloof, maar iemands handelwijze prevaleert.
Arnold Toynbee
‘…een zuiverder en verhevener bestaan kunnen beginnen’.
De Barnetts
Barnett zet zich aan een schier onmogelijke taak, maar hij maakt vorderingen. Gaandeweg neemt het kerkbezoek toe en hij organiseert voorzieningen als volwassenenonderwijs, een avondschool voor meisjes, een literaire vereniging, een jaarlijkse kunsttentoonstelling en een moederschapsvereniging. Om zijn parochianen te behoeden voor verkwisting introduceert hij de spaarpot en een pensioensysteem. Veel van wat Barnett opstart is bedoeld om zelfhulp te bevorderen. Ondanks deze successen is Barnett er niet van overtuigd dat zijn aanpak de oplossing kan zijn voor de enorme problemen waarmee East End Londen kampt. Maar Barnett en zijn vrouw zetten door, hoe slopend het werk vaak is.
Toynbee Hall krijgt vorm
Tegen het eind van de jaren zeventig wordt Barnett geïntroduceerd bij Benjamin Jowett van het Balliol College en verdiept hij zich in het denken over de rol van de elite in de samenleving zoals zich dat in Oxford ontwikkeld heeft. Plannen om deze filosofie handen en voeten te geven in de vorm van concrete actie beginnen langzaam vorm te krijgen. Samen met zijn vrouw bezoekt Barnett in Oxford Toynbee’s zuster die bevriend is met Henrietta en dat leidt tot een correspondentie tussen Barnett en Toynbee over de beperkingen die de Kerk ondervindt als motor voor herstel van de gemeenschap. Er volgen meerdere bezoeken aan Oxford waarbij de Barnetts van gedachten wisselen met vooraanstaande denkers als Green, Toynbee, Jowett en Caird. Sommigen van hen proberen het voorbeeld van de Barnetts te volgen en trekken erop uit om in East End hun ideeën in praktijk te brengen. In 1883 komt Barnett met het idee op de proppen van een universitaire vestiging in de probleemwijken. Hij stelt zich zo’n vestiging voor als een instituut waar gemeenschapsvorming wordt bevorderd met aan het hoofd een leider die blaakt van enthousiasme bijgestaan door pioniers, vers afgestudeerd aan de universiteit. Een onderkomen dat gevestigd is in een sloppenwijk zou een trefpunt voor alle maatschappelijke klassen moeten zijn. En de pioniers, gemotiveerd door sympathie voor en dienstbaarheid aan de bevolking, zouden erin slagen mensen de kracht en kundigheid te geven om zelf richting te geven aan hun bestaan. Barnett ziet zijn initiatief duidelijk niet als missiewerk zoals dat gedaan wordt door het Clergy Mission College – een initiatief van de Engelse Kerk – dat na het verschijnen van The Bitter Cry een campagne lanceert voor missiewerk met als doel om Londen te kerstenen.

In juli 1884 ziet de Universities’ Settlement Association het licht die geregistreerd wordt als een maatschappelijke onderneming. Doelstellingen van het genootschap zijn het voorzien in onderwijs en middelen voor recreatie en genietingen voor de mensen die leven in de armere wijken van Londen en andere grote steden, onderzoek naar de gesteldheid van de armen en aandacht voor en entamering van plannen om hun welzijn te bevorderen. Een verlaten pand dat dienst heeft gedaan als vakschool voor jongens in de nabijheid van Barnetts parochie wordt aangekocht voor 6.250 pond en rond de kerst van 1884 hebben de eerste pioniers er hun intrek genomen. De eer voor de naamgeving van de vestiging: Toynbee Hall komt toe aan Henrietta Barnett. Het genootschap aarzelt geen seconde en benoemt de dan veertigjarige Barnett tot directeur die zich in zijn werk laat leiden door de gedachte dat de duizenden arbeiders van East End onderwezen moeten worden via een individuele benadering met als doel hun gewoontes te veranderen die aan de basis liggen van Armoede, Onwetendheid en Zonde. Hij is ervan overtuigd dat met Toynbee Hall de ideale omgeving is, gecreëerd om mannen en vrouwen tot een beter begrip te brengen van Gods bedoelingen door rijk en arm samen te brengen. Armen kunnen tot verhevener gedachten worden gebracht en rijken tot een bescheidener leefwijze.
Hoogtijdagen
Gedurende zijn bewind als beheerder van Toynbee Hall houdt Barnett zich persoonlijk bezig met de werving van pioniers-bewoners die hij vooral rekruteert in Oxford. De start is veelbelovend en na anderhalf jaar meldt hij dat hij:
‘nogmaals de snaren van de vestiging heeft bespeeld en de mannen zich bereid vonden te dansen.’
Weer een jaar later toont hij zich onverminderd opgetogen en laat hij weten dat de Balliol-boys de beste zijn. Van 1884 tot 1900 verblijven er honderdentwee bewoners in Toynbee Hall die allen geacht worden er minsten drie maanden door te brengen. De gemiddelde verblijfsduur is hoog, tussen de anderhalf en twee jaar, zo vermeldt het jaarverslag over 1892. Om toegelaten te worden tot Toynbee Hall is het voldoende om de beginselen ervan te onderschrijven, de religieuze overtuiging van een kandidaat wordt niet getoetst waarmee Barnett het onderscheid accentueert tussen de arbeid van zijn organisatie en het missiewerk van de kerk. Barnett en zijn vrouw trekken ook associés aan die op deeltijdbasis tijd en talent ter beschikking stellen aan Toynbee Hall, bijvoorbeeld in de vorm van het geven van lezingen of het lobbyen en fondswerving in de universitaire wereld en onder de elite.
In de loop van de jaren tachtig en negentig komt een netwerk van educatieve projecten, organisaties en clubs van de grond, alles in het kader van de totstandbrenging van een machinerie ter bevordering van de verbinding tussen de hogere en lagere maatschappelijke klassen. Veel nadruk wordt gelegd op educatie om de achtergestelden tot verhevener gedachten te brengen. Lezingen worden georganiseerd met als onderwerp: De eerste vier regeringperiodes van de Tudors, Fysieke eigenschappen van lucht en water, Achttiende-eeuwse muziek, De werken van Händel, Bach en Scarlatti. Daarnaast zijn er praktische instructies voor het naaien van kleding, zelfredzaamheid en dergelijke. In 1883 gaat een cursus boekhouden van start.
Toynbee Hall, bedoeld om een verbinding te leggen tussen hogere en lagere sociale klassen, blijkt ondanks alles niet echt aantrekkelijk te zijn voor de meest achtergestelden. Belangstellenden voor de educatieve programma’s hebben doorgaans elementair onderwijs achter de rug en komen uit arbeiders- en lagere regionen van de middenklasse. Maar dat feit deert Barnett niet. Voor hem zijn zij net zo goed als de allerarmsten toe aan verhoging van hun intellectuele en culturele niveau. Wat het effect is van al het goede dat Toynbee Hall biedt is vrijwel niets met zekerheid te zeggen, maar wel staat vast dat de pioniers, de gedreven intellectuelen uit de universitaire wereld, afknappen op hen die afkomstig zijn uit de eigenlijke doelgroep: de armen van Whitechapel. Zij leven in een andere wereld. Wat een belangrijke hobbel blijkt te zijn is dat deze mensen slechts geïnteresseerd zijn in direct profijt van hun komst naar de Hall en niet denken in termen van langetermijninvesteringen.
Daarbij komt dat Barnetts hiërarchische visie op volksverheffing, het idee dat de culturele leegte van de armen gevuld moet worden met de culturele rijkdom van de elite, hem het zicht ontneemt op het belang van de eigen volkscultuur voor de bevolking van Whitechapel. Hoewel zij waardering hebben voor wat Toynbee Hall te bieden heeft, wenden zijn zich ervan af en houden zij vast aan een leefwereld die door Barnett als inferieur wordt beschouwd. Gedurende het Interbellum zullen de socialisten die dan langdurig heer en meester zijn in hun Rode Wenen, precies dezelfde fout begaan. Ook daar wordt de arbeiderscultuur niet begrepen door de gedreven (socialistische) leiders en lijdt het idee om top-down de Neue Mensch te creëren schipbreuk.
Toynbee Hall aan het begin van de twintigste eeuw
In 1902 publiceert Edward Urwick, de rechterhand van Barnett, een kritisch essay over het wel en wee van Toynbee Hall. Hij wijst erop dat de Hall de tijdelijk aanwezig zijnde academici isoleert van bewoners van de buurt waarom alles begonnen is. Het is als een hotel of een paleis dat geen buren heeft en de pioniers van Toynbee Hall zijn, aldus Urwick, feitelijk niet te onderscheiden van kamerhuurders in een comfortabele herberg. Urwicks vertrek uit de Hall is de voorbode van een toenemend gebrek aan enthousiasme van de kant van een nieuwe generatie wetenschappers om zich met hart en ziel in te zetten voor de realisatie van Barnetts idealen. Barnett legt de schuld daarvan bij de scholen en universiteiten die het aan de wil ontbreekt om jongelui hoogstaande ideeën in te prenten. Maar het is een onomkeerbaar proces wanneer het ontbreekt aan pleitbezorgers als Green, Toynbee en Jowett. Het idealisme van hen en Barnett wordt als ouderwets beschouwd en is geen concurrent voor atletiek en esthetiek die een sterkere aantrekkingskracht uitoefenen op de universitaire nieuwkomers. De tijden zijn veranderd en de belangstelling voor de programma’s van Toynbee Hall nemen aan het begin van de twintigste eeuw af. Het noopt Barnett tot een koerswijziging en Toynbee Hall wordt van een trefpunt waar elite en de lagere klassen tot elkaar kunnen komen en samenleven tot een centrum van onderwijsexperimenten, filantropische projecten en onderzoek naar de sociale omstandigheden in East End Londen. De gedrevenheid van Barnett wijkt voor de opkomende belangstelling voor de sociologie, voor de verwetenschappelijking van de sociale zorg. Barnett heeft als praktisch ingesteld mens, als doener, voor die vernieuwing weinig belangstelling en de onderzoeksactiviteiten van iemand als Charles Booth bekijkt hij met argwaan.
Barnett stelt zich niet de wetenschappelijke vraag naar hoe de werkelijkheid eruit ziet, maar vraagt zich liever af hoe die eruit zou moeten zien. Hij neemt in 1906 afscheid als directeur, aanvaardt een positie als kanunnik en wordt later benoemd tot onderdeken in Westminster. Samuel Barnett overlijdt in 1913. Henrietta overleeft haar man met drieëntwintig jaar en sterft in 1936.
George Landsbury, leider van de Labour Party en opgegroeid in East End Londen, merkt op in zijn autobiografie:
“De enige tastbare prestatie van Toynbee Hall [….] was het volstoppen van de bureaucratie van de regering met mannen en vrouwen die naar Oost-Londen togen vol vuur en enthousiasme voor het welzijn van de massa’s en ontdekten dat het bevorderen van hun eigen belangen en die van de armen het best gediend waren door Oost-Londen te verlaten en het in zijn eigen sop te laten gaarkoken, terwijl zij parlementslid werden, ministers van het kabinet en ambtenaren.”
Ook interessant: De sloppenwijken van Londen
…of: Rood Wenen (en de creatie van de ‘neue Mensch’)
Boek: De volksverheffers – Sociaal hervormers in Nederland en de wereld, 1870-1914
Video: Toynbee Hall: Building a future without poverty
-Gruber, H., Red Vienna, Experiments in Working-Class Culture 1919-1934, Oxford University Press, New York 1991.
-Hill, O., Homes of the London Poor, Macmillan, Londen 1883 (reprint BookDepository.com)
-Meacham, S., Toynbee Hall and Social Reform 1880-1914, Yale University Press, New haven – London 1987.
-Mearns, A., The Bitter Cry of Outcast London: An Inquiry Into the Condition of the Abject Poor, Talbot Collection of British Pamphlets 1883.
-Smit, C., De Volksverheffers, Sociaal Hervomers in Nederland en de Wereld 1870-1914, Verloren, Hilversum 2015.
-Sorée, M & Snepvangers, M., Ons Huis, 100 jaar buurtwerk in Amsterdam, Snepvangers & Sorée Buro voor Historisch Onderzoek, Amsterdam 1992.