De families Van Sonsbeeck en Van Voorst tot Voorst waren zowel in economisch als maatschappelijk opzicht ondernemende families. Ze stonden aan de basis van een van oudste brandverzekeringsmaatschappijen van Nederland. Recent is een interessant geschiedwerk verschenen over de beide Overijsselse ondernemersfamilies in de negentiende en twintigste eeuw.
Het boek heeft als titel Een toekomst waarborgen (uitgeverij Waanders & de Kunst, 2015) en is geschreven door Jan van de Wetering (1947), voormalig medewerker van het ministerie van Financiën en momenteel coördinator van het landelijk taalprogramma van de Belastingdienst. Sinds 2004 is hij werkzaam als tekstschrijver en tekstadviseur.
Structuur boek
Een toekomst waarborgen bestaat uit vijf hoofdstukken die ook afzonderlijk van elkaar te lezen zijn. Hoofdstuk 1 behandelt de geschiedenis van het landgoed Den Alerdinck bij Zwolle. Dit landgoed groeide telkens qua omvang en leverde uiteindelijk voldoende geld op om het te kunnen onderhouden, tot het in 1868 opgedeeld werd.
In hoofdstuk 2 komt de levensgeschiedenis aanbod van drie personen uit de familie Van Sonsbeeck – die het landgoed Den Alerdinck II in bezit hadden cq. beheerden -, namelijk de heren Bernardus Josephus, Herman en Bernard van Sonsbeeck.
Het daaropvolgende hoofdstuk gaat over de geschiedenis van het landgoed Den Alerdinck II na de splitsing in 1868 tot de huidige situatie in 2015, die voor de familie Voorst tot Voorts in het teken stond van het behoud van het landgoed voor de toekomst.
In hoofdstuk 4 staat de levensgeschiedenis centraal van drie generaties uit de familie Van Voorst tot Voorst: Joan, Godfried en Roderic. Net als de Van Sonsbeecks waren zij eigenaar van het landgoed Den Alerdinck II en (mede)directeuren van ‘De Overijsselsche’, de in 1809 opgerichte brandverzekeringsmaatschappij. Het laatste hoofdstuk zoomt in op de geschiedenis van deze verzekeringsmaatschappij, voluit geheten ‘De Overijsselsche Onderlinge Brandwaarborg-Maatschappij’. In 1964 fuseerde deze ‘Overijsselsche met de verzekeraar Nedlloyd.
Zeshonderd gezinnen dakloos in Enschede
In de negentiende eeuw was brand, naast armoede en epidemieën, een van de grootste gevaren die de Nederlandse bevolking bedreigden. Vanwege veelgebruikte bouwmaterialen als hout en riet was de kans op brand aanzienlijk groter dan tegenwoordig. Deze situatie bood perspectieven voor het ontstaan van verzekeringsmaatschappijen.
Op 1 april 1809 richtte Bernardus Josephus van Sonsbeeck, samen met drie andere Zwolse notabelen ‘de Overijsselsche’ op, dat daarmee een van de eerste verzekeringsmaatschappijen van ons land was. De families Van Sonsbeeck en Van Voorst tot Voorst bezetten belangrijke functies binnen dit bedrijf. De maatschappij kende goede en slechte jaren. Grote branden waren natuurlijk altijd een tegenvaller, zoals de grote stadsbrand die op 7 mei 1862 het centrum van Enschede plat legde:
“De brand ontstond in een houten huis, naar verluidt veroorzaakt door onnadenkend gedrag van een zekere Lodewijk van Voorst. De straten hingen nog vol versieringen en erebogen ter gelegenheid van het bezoek dat koning Willem III enkele dagen eerder aan Enschede bracht. Het droge weer en een straffe oostenwind deden de rest. Zeshonderd gezinnen werden dakloos. Veel van de vierduizend inwoners van de stad waren niet verzekerd tegen brandschade, maar er waren er genoeg die dat wel waren, onder andere de eigenaren van de vele fabrieken die de stad telde.” (215)
De grote stadsbrand kostte ‘De Overijsselsche’ enkele honderdduizenden guldens, maar het bedrijf overleefde deze klap. Moeilijker waren voor ‘De Overijsselsche’ de crisisjaren 1930, waarin het met ondernemers en boeren vaak slecht ging. Volgens Godfried van Voorst tot Voorst waren liefst acht van de tien branden van te duur verzekerde huizen en boerderijen zaken waarbij de eigenaar de boel zelf in de hens had gezet, vanwege slechtlopende zaken.
Boek: Een toekomst waarborgen – Jan van de Wetering