In de achttiende eeuw beleefden de Nederlanden een tweede periode waarin er geen stadhouder was. Na het Eerste Stadhouderloze Tijdperk in de jaren 1650 tot 1672, brak het Tweede Stadhouderloze Tijdperk (1702-1747) aan. Waarom was er in dit tijdperk, dat net als het Eerste Stadhouderloze Tijdperk ook wel de “Ware Vrijheid” werd genoemd, geen stadhouder (behalve in Friesland en tijdelijk in Groningen)?
Sinds de vijftiende eeuw stadhouders in de Nederlanden
De vroegste vermelding van een stadhouder dateert uit het jaar 1443. In Nederlandse documenten wordt dan voor het eerst melding gemaakt van deze politieke functie.
Stadhouders waren invloedrijke politieke personen in de Republiek der Verenigde Nederlanden (1588-1795). In het begin was een stadhouders vooral de vertegenwoordiger van een landsheer, maar later kreeg hij ook veel militair gezag en werden stadhouders opperbevelhebber. De laatste stadhouder was Willem V (1748-1806), die in 1795 vluchtte naar Engeland toen de Fransen de Nederlanden veroverden en de Franse Tijd aanbrak.
Begin en verloop van het Tweede Stadhouderloze Tijdperk in 1702
Op 19 maart 1702 stierf de zittende stadhouder van Holland en Zeeland Willem III (1650-1702), kinderloos, na een val van zijn paard (waarbij hij een sleutelbeen brak en daarna longontsteking kreeg). Er was geen officiële opvolger. Hierdoor zaten Holland, Zeeland, Utrecht, Gelre, Zutphen, Overijssel en Drenthe nu zonder stadhouder.
Een kandidaat – gewenst door Willem III – was Johan Willem Friso van Nassau-Dietz (1687-1711), maar de Staten van Holland besloten geen stadhouder aan te stellen en de macht in eigen handen te houden. Hiervoor waren enkele redenen. Zo was Johan Willem Friso nog maar vijftien jaar en was hij in een ingewikkelde erfeniskwestie verwikkeld met Frederik I (1657-1713), de vorst van Pruisen (wat de Republiek in gevaar kon brengen). Ook hadden de Staten van Holland in 1674 het stadhouderschap erfelijk verklaard, alleen had Willem III geen kinderen. Verder was Willem III, die een sterke greep had op het land en zichzelf presenteerde als ‘Verlosser des Volks’, weinig populair. Veel van Willems aanhangers die op hoge posten zaten in den lande, stonden bekend als inhalig, arrogant en sloten de burgerij uit van het bestuur.
In de jaren 1680 en 1690 had Willem III in veel grote(re) steden in de Republiek conflicten en liet hij regenten die niet meewerkten uit hun functie zetten. Verder ging het vanaf de jaren 1690 economisch bergafwaarts met de Republiek – de Gouden Eeuw kwam ten einde en de werkloosheid nam toe – en betrok Willem III ons land in 1701 in de Spaanse Successieoorlog (1701-1713), tégen onder meer Spanje en Frankrijk. Willem III’s populariteit was dus tanende, vooral door zijn vriendjespolitiek.
Het feit dat er geen erfelijk stadhouder was, leidde tot de opleving van anti-orangistische gevoelens, onlusten en rellen. Dit was met name in steden in Gelderland het geval, specifiek in Arnhem, Nijmegen en Zutphen. Hier eisten de gilden en ambachtslieden hun plek op in het lokale bestuur (‘nieuwe plooi’), tegenover de oude garde van orangisten (‘oude plooi’). Deze politieke strijd na de dood van Willem III staat ook wel bekend als de Plooierijen (1702-1708) of Gelderse Plooierijen. Vergelijkbare politieke botsingen deden zich ook voor in Utrecht (Rhenen en Amersfoort) en in Overijssel (Deventer, Rijssen, Vollenhove en Steenwijk), maar in minder ernstige mate.
Door het aanbreken van het Tweede Stadhouderloze Tijdperk kwam in 1702 de facto de Hollandse raadpensionaris Anthonie Heinsius (1641-1720) uit de bus als staatshoofd van de Republiek, in de jaren 1689 tot 1720.
Groningen en Friesland
In Groningen en Friesland begon het Tweede Stadhouderloze Tijdperk na de dood van Johan Willem Friso op 14 juli 1711 met het overlijden van stadhouder Johan Willem Friso, door verdrinking. Toen op 1 september 1711 Willem IV van Oranje-Nassau (1711-1751) werd geboren – de eerste zoon van Johan Willem Friso, die zijn vrouw in het jaar voor zijn dood nog bezwangerd had – werd deze meteen erkend als stadhouder van Friesland, waardoor de stadhouderloze periode in Friesland slechts 48 dagen duurde. In 1718 erkende ook Groningen hem als stadhouder.
Het Tweede Stadhouderloze Tijdperk komt ten einde
In 1740 raakte de Republiek, die economisch flink op zijn retour was, verzeild in de Oostenrijkse Successieoorlog (1740–1748). Deze oorlog verliep voor de Republiek dramatisch. Begin 1747 stonden Franse troepen op het punt om Staats-Vlaanderen en Staats-Brabant binnen te vallen.
De situatie leek op die tijdens het Rampjaar 1672, toen de soevereiniteit van de Republiek eveneens door Frankrijk werd bedreigd en de roep om een sterke leider leidde tot het einde van het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650-1672). De burgerij vond dat ze onvoldoende door de zittende regenten werden beschermd.
Kort na elkaar erkenden de Staten Willem IV van Oranje-Nassau, die al stadhouder van Friesland was sinds zijn geboorte, net als Friesland als hun stadhouder. Eerst Holland en Zeeland, daarna ook Utrecht en Overijssel, pas in februari 1748 gevolgd door Gelderland. Halverwege mei 1747 werd Willem IV ook benoemd als opperbevelhebber van de Republiek, gevolgd door zijn aanstelling als erfstadhouder in november 1747. Hiermee kwam het Tweede Stadhouderloze Tijdperk officieel ten einde.
Eerste Stadhouderloze Tijdperk
Johan de Witt was Rider in de Orde van de Vrolijkheid
Bronnen â–¼
Boeken & artikelen
-Jonathan Israël, De Republiek 1477-1806″” >De Republiek, 1477-1806 Deel I (Franeker 1995) 315-334.
-Han van der Horst, Nederland. De vaderlandse geschiedenis van de prehistorie tot nu (7e druk; Amsterdam: Bert Bakker, 2009 [2000]) 235-238.
-H. warts, Orangisme in het Tweede Stadhouderloze Tijdperk. Een analyse van de orangistische argumentatie in pamfletten van 1702-1747 (BA thesis, Universiteit van Utrecht, 2014), zie online: https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/300015
Internet
-https://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/169248-republiek-der-nederlanden-tweede-stadhouderloze-tijdperk.html
-https://nl.wikipedia.org/wiki/Tweede_Stadhouderloze_Tijdperk