Dark
Light

José María Gil-Robles (1898-1980) – Spaans politicus

14 minuten leestijd
José María Gil-Robles in 1933
José María Gil-Robles in 1933

Zoals veel hoofdrolspelers in het drama van de Spaanse Burgeroorlog is José María Gil-Robles een bijna vergeten persoon. Niet alleen vergeten, maar ook verguisd tijdens zijn lange carrière als leider van katholiek-rechts in Spanje. Links beeldde hem af als rooms-fascistisch, die zo ongeveer in zijn eentje de Burgeroorlog had veroorzaakt. Zeker, Gil-Robles steunde in eerste instantie de opstand van de militairen – zoals overigens ook intellectuelen als Ortega y Gasset en Unamuno deden – maar de veertigjarige dictatuur van Franco is nooit wat hij gewild had.

Jonge jaren en politieke vorming

José María Gil-Robles
José María Gil-Robles
José María Gil Robles werd op 27 november 1898 geboren als het derde kind uit het huwelijk van Enrique Gil y Robles en Petra Quiñones Armesto. Zijn vader was een gewaardeerd rechtsgeleerde en hoogleraar aan de universiteit van Salamanca. Voor de jonge José was zijn vader het grote voorbeeld en hij twijfelde er niet aan dat hij in diens voetsporen zou treden. In 1915 begon Gil-Robles zijn studie rechten aan de universiteit van Salamanca, destijds een stadje van nauwelijks 25.000 inwoners waar in de meeste woningen verwarming ontbrak en voor studenten weinig te beleven viel. Voor Gil-Robles was dat nauwelijks een probleem: hij werd geabsorbeerd door zijn studie en in tegenstelling tot veel van zijn medestudenten frequenteerde hij geen prostituees en beperkte hij zich tot het af en toe leggen van een biljartje.

Voor zijn studie maakte hij dankbaar gebruik van de omvangrijke bibliotheek van zijn vader die Gil-Robles ook na zijn studie nog aanzienlijk uitbreidde. De totale collectie ging helaas verloren aan het begin van de Burgeroorlog. Tijdens zijn studie ontwikkelde Gil-Robles een grote belangstelling voor politiek en wierp hij zich op als verdediger van rechten van studenten. Dat leidde tot de oprichting van het studentenweekblad El Eco Escolar in 1918, waarmee Gil-Robles zich een eerste middel tot uiting van zijn ideeën verwierf.

In datzelfde jaar maakte hij kennis met Ángel Herrera Oria, een vooraanstaande jezuïet, lid van de Asociación Católica Nacional de Propagandistas (ACNP) en directeur van het katholieke dagblad El Debate. Oria was de man die de politieke ontwikkeling van Gil-Robles het meest zou beïnvloeden. Het ACNP, opgericht in 1909, had de verspreiding van het katholieke geloof onder de bevolking ten doel. El Debate ontstond in 1910 in reactie op een wet uit de koker van de liberale president Canalejas, waardoor de oprichting van religieuze ordes voor enkele jaren aan banden werd gelegd.

Begin 1919 rondde Gil-Robles zijn studie af en werd hij beloond met de hoogste lof: de Premio Extraordinario de Licenciatura. In datzelfde jaar verhuisde de familie Gil-Robles naar Madrid, waar José zijn militaire dienstplicht vervulde om zich vervolgens voor te bereiden op het verwerven van een hoogleraarsstoel. In 1922 promoveerde Gil-Robles aan de centrale universiteit van Madrid en werd hij benoemd tot hoogleraar politiek recht aan de universiteit van La Laguna op Tenerife, een ambt dat hij slechts kort uitoefende. Na terugkeer in Madrid vestigde hij zich als advocaat en werd hij opgenomen in de redactie van El Debate. Het was de periode waarin hij zijn eerste politieke gedachten ontwikkelde, gebaseerd op die van zijn vader.

Wezenlijk voor Gil-Robles was de fundamentele goddelijke wet die alle ander wetten oversteeg. De katholieke kerk diende volgens hem een natuurlijke wet (Derecho Natural) te verdedigen die zijn kracht ontleende aan de goddelijke wil. Voor Gil-Robles was de essentie van de menselijke moraal gelegen in het concept van de christelijke harmonie. Daaraan ontleende hij zijn overtuiging dat andersdenkenden respect verdienen. Ook was hij de mening toegedaan dat de staat niet allesoverheersend mocht zijn, maar dat er ruimte geschapen diende te worden voor regionalisme. Voor hem was waarachtig patriottisme gelegen in het zich bewust zijn van de waarden en grootsheid van het vaderland, die niet slechts ontleend wordt aan militaire successen, maar eerder aan de diepe verwantschap met de eigen cultuur.

Eerste politieke activiteiten

Ángel Ossorio y Gallardo
Ángel Ossorio y Gallardo
In 1919, toen de liberale partijen die tal van jaren aan de macht waren geweest nogal wat futloosheid vertoonden, ontstond het idee om een nieuwe partij op te richten gefundeerd op het katholieke gedachtegoed: De Partido Social Popular (PSP). De partij – die onder leiding stond van Ángel Ossorio y Gallardo – werd gezien als middel om christendemocratische waarden uit te dragen, maar was formeel geen confessionele partij. Mede op aandringen van Gil-Robles werd afgezien van een toevoeging als katholiek of christelijk aan de naam van de partij. Volgens Gil-Robles diende het christelijke karakter van de PSP te blijken uit haar daden en niet uit een etikettering.

In eerste instantie vervulde Gil-Robles geen bestuursfunctie, maar wel deed hij van zich horen tijdens meetings aan de vooravond van de staatsgreep van Miguel Primo de Rivera die met ingang van december 1923 een eind maakte aan de democratie in Spanje. Degenen die tegen de machtsgreep waren verlieten de PSP. De meeste leden van de partij waren echter de mening toegedaan dat de dictatuur een noodzakelijk kwaad was om uit de politieke impasse te geraken. Zo ook Gil-Robles, die zich ontpopte als een loyaal medewerker aan het nieuwe politieke systeem. Hij bevond zich daarbij in gezelschap van de socialist Largo Caballero, die net als Gil-Robles een eind wilde maken aan het geperverteerde Spaanse politieke stelsel dat gezorgd had voor grote sociale onrechtvaardigheden. Helaas kwam van hervormingen niets terecht en bleef Primo de Rivera tot begin 1930 aan de macht. Hij werd aan de kant gezet toen bleek dat hij absoluut geen antwoord had op de zich ontwikkelende economische crisis en koning Alfons XIII zich realiseerde dat de internationale gemeenschap zijn monarchie begon te identificeren met dictatuur.

Gil-Robles heeft zich tijdens de dictatuur van Primo de Rivera vooral gewijd aan intellectuele arbeid op het terrein van het christelijk politiek recht en de sociale doctrines van de katholieke kerk. Hoogtepunt vormde zijn bijdrage aan de conferentie die eind 1928 was georganiseerd door de ACNP. Veel aandacht werd besteed aan de rol van de aristocratie en Gil-Robles ontpopte zich daarbij als een zeer conservatief denker die de ondergang van het feodalisme betreurde. Een in zijn ogen harmonieus stelsel, dat gedurende de middeleeuwen zijn waarde had bewezen. De Verlichting was volgens Gil-Robles de boosdoener die een eind maakte aan de door God gegeven orde. Hij erkende evenwel dat herstel van de aristocratie sinds de Franse revolutie ondenkbaar was geworden.

In april 1931 werden gemeenteraadsverkiezingen gehouden en hoewel de monarchisten meer zetels wisten te bemachtigen dan de republikeinen, was de grote overwinning van laatstgenoemden in de grote steden voor Alfons XIII een teken aan de wand. Hij kon nog slechts rekenen op de steun van de lokale heersers (caciques) op het platteland, maar had het vertrouwen van de stedelijke intelligentsia verloren. Alfons besloot af te treden, waarna de Tweede Republiek werd uitgeroepen.

In de oppositie

Ángel Herrera Oria
Ángel Herrera Oria
Op aandringen van Ángel Herrera Oria werd de rechts-katholieke partij Acción Nacional opgericht die bij de algemene verkiezingen de idealen van het katholicisme in haar vaandel droeg, maar genoegen moest nemen met slechts vijf zetels in de Cortes. De overwinning van de republikeinen en socialisten was in stemmenaantallen weliswaar nipt, maar het Spaanse kiesstelsel zorgde voor een enorme zetelmeerderheid voor deze partijen. Gil-Robles werd gekozen als afgevaardigde van het district Salamanca, zijn thuisbasis. Vlak na de verkiezingen publiceerde El Debate een artikel waarin de verwachting werd uitgesproken dat katholiek-rechts zich loyaal zou opstellen ten opzichte van de republiek en tevens werd opgeroepen tot eenheid in de katholieke gelederen onder het motto:

‘Religie, vaderland, orde, gezin en eigendom’.

Gil-Robles had geen bezwaar tegen de scheiding van kerk en staat, maar pleitte voor gematigdheid bij realisatie ervan, wat zich uitte in zijn verzet tegen het plan om alle religieuze ordes op te heffen. Dit voornemen werd uiteindelijk afgestemd, maar Gil-Robles kon niet verhinderen dat het de ordes verboden werd commerciële activiteiten te ontplooien en dat zij werden uitgesloten van het geven van onderwijs. Voor Acción Nacional aanleiding een campagne te starten tegen het seculiere beleid van de regering. Daarbij greep de partij van Gil-Robles naar het middel van massameetings om het moreel van rechts op te vijzelen en tegenwicht te bieden aan het groeiende revolutionaire geweld. In het debat over de sociale kwestie betoogde Gil-Robles dat de staat de leer van de kerk moest volgen en in lijn hiermee sprak hij zijn sympathie uit voor de door de regering voorgestelde agrarische hervormingen.

Na de opstand van generaal Sanjurjo tegen het linkse regime in augustus 1932 verbood premier Azaña in één klap meer dan honderd kranten en tijdschriften onder het voorwendsel dat deze bladen het vertrouwen in de republiek zouden ondermijnen. Daaronder bevond zich ook El Debate, waarmee Gil-Robles zich beroofd zag van een belangrijke spreekbuis. Een bittere pil, omdat noch hijzelf, noch El Debate zich ooit deloyaal tegenover de republiek hadden getoond. Gil-Robles beschuldigde Azaña van machtsmisbruik, waarop de minister-president meende te moeten terugslaan door het de partij van Gil-Robles onmogelijk te maken in haar naam de term Nacional te gebruiken. Deze zou zijn voorbehouden aan instellingen van algemeen belang. De laconieke reactie was wijziging van de naam Acción Nacional in Acción Popular.

Scheiding der geesten in de Acción Popular

Poster Acción Popular
Poster Acción Popular
Nadat in oktober het verschijningsverbod van El Debate was opgeheven, werd een congres georganiseerd door Acción Popular om te proberen de interne tegenstellingen tussen de aanhangers van de monarchie en de verdedigers van de republiek te bezweren. Getracht werd de acties van de monarchisten aan banden te leggen zonder dat de partij zich expliciet als republikeins zou afficheren. Deze poging leed schipbreuk en leidde tot het afsplitsen van de monarchisten onder aanvoering van Antonio Goicoechea, die in het voorjaar van 1933 een eigen partij, Renovación Española stichtten. En terwijl de leden van deze nieuwe partij vanaf het begin van haar ontstaan aanstuurde op het verkrijgen van de macht door het plegen van een staatsgreep, vervolgde Acción Popular haar strategie van machtsuitbreiding via democratische middelen. Belangrijkste ervan was ongetwijfeld de succesvolle poging die Gil-Robles deed om zeventien regionale rechtse groeperingen onder één nationaal dak te brengen de Confederación Española de Derechas Autónomas (Spaanse Confederatie van Autonome Rechtse Partijen) ofwel de CEDA die als één blok onder leiding van Gil-Robles de confrontatie zou aangaan tijdens de algemene verkiezingen in november van dat jaar.

De CEDA voerde campagne tijdens welke Gil-Robles opvallende denkbeelden uitte over de rechten van arbeiders en over persoonlijk bezit. Rechten van arbeiders dienden wettelijk gewaarborgd te worden en het recht op privébezit aan regels gebonden. In de ogen van Gil-Robles waren eigendommen een middel van de goddelijke voorzienigheid om bezitters ervan in staat te stellen het goede te doen. Ook was hij zeer expliciet in zijn afwijzing van geweld om politieke doelen te bereiken. De CEDA boekte een klinkende overwinning en werd de grootste partij in de Cortes. Toch werd Gil-Robles geen premier omdat president Álcala Zamora er de voorkeur aan gaf de CEDA buiten de regering te houden uit angst voor agressieve reacties van links. Het feit dat het Gil-Robles zeer veel moeite zou hebben gekost om een meerderheidskabinet te formeren speelde eveneens een rol en uiteindelijk gaf hij er de voorkeur aan een kabinet te gedogen van centrumrechtse snit onder leiding van de republikein Alejandro Lerroux. Dat was niet eenvoudig omdat Gil-Robles een veel progressiever beleid voor ogen stond dan de partij van Lerroux. Zo kwam de CEDA bijvoorbeeld met een voorstel om een verplichte werkloosheidsverzekering in te stellen.

Op 1 juli 1934 trad José María Gil-Robles in het huwelijk met zijn vriendin María del Carmen Gil-Delgado. Uit dit huwelijk werden zes kinderen geboren waarvan twee de familietraditie voortzetten en hoge politieke functies zouden bekleden. De oudste zoon, José María bracht het tot voorzitter van het Europees parlement als lid van de Partido Popular en het vijfde kind, Álvaro, zou nationale ombudsman worden.

Benoeming van Gil-Robles tot minister van Oorlog in 1935
Benoeming van Gil-Robles tot minister van Oorlog in 1935

CEDA aan de macht

Gil-Robles wachtte na een korte huwelijksreis door Noord-Europa een zware periode, want in de loop van 1934 verslechterde het politieke klimaat aanzienlijk. Niet alleen trachtten de socialisten door stakingen de situatie te destabiliseren, maar ook werd in de boezem van de partij van Lerroux – de Partido Republicano Radical (PRR) – een strijd gestreden over belangrijke benoemingen en de samenwerking met de CEDA. Uiteindelijk koos de president ervoor een kabinet te laten formeren waarin de CEDA was opgenomen. Dit besluit werd door de socialisten gezien als verraad aan de republiek, waarna begin oktober de reeds lang voorbereide algemene opstand van links plaatsvond. Deze mislukte vrijwel overal, behalve in Asturië waar een burgeroorlog op provinciale schaal werd gevoerd. De regering gaf Franco de opdracht deze opstand neer te slaan. Op dat moment kreeg Gil-Robles het verwijt van de monarchisten een lafhartige politiek te hebben gevolgd door niet te kiezen voor een hardhandige onderdrukking van marxistische elementen, terwijl links hem verantwoordelijk hield voor de militaire repressie in Asturië.

De coalitie van PRR en CEDA mikte op een ambitieus programma van openbare werken en zette alle zeilen bij om een begrotingsevenwicht te realiseren. Vanuit de CEDA werden pogingen in het werk gesteld om de antireligieuze artikelen uit de grondwet te verwijderen. Ook werd onder invloed van Gil-Robles de gedachte ontwikkeld om op langere termijn de Spaanse staat op corporatistische leest te schoeien. Als minister van oorlog achtte Gil-Robles het zijn taak om het leger op sterkte te brengen en vooral de mentaliteit, die sterk te lijden had gehad van het beleid van zijn voorganger Azaña, weer op te krikken. Een van zijn eerste concrete daden was de benoeming van Francisco Franco tot chef van de generale staf, een benoeming die gedragen werd door de legertop.

President Álcala Zamora maakte bezwaar, hij vreesde dat jonge generaals zich zouden kunnen ontwikkelen tot fascistische caudillos, maar Gil-Robles drukte door. Het leger voorzien van moderne bewapening had voor Gil-Robles hoge prioriteit. Hij stelde orde op zaken onder de in zijn ogen ongedisciplineerde arbeiders in de wapenfabrieken – het werd hen verboden lid te zijn van een vakorganisatie – en kwam met de minister van Financiën overeen dat er een aanzienlijk bedrag zou worden uitgetrokken voor de fabricage van wapens, met name in eigen land om de werkloosheid te bestrijden.

Verkiezingsaffiche CEDA in 1936 - 'Krijg ik van u de absolute meerderheid, dan krijgt u van mij een groot Spanje'.
Verkiezingsaffiche CEDA in 1936 – ‘Krijg ik van u de absolute meerderheid, dan krijgt u van mij een groot Spanje’.

In ballingschap

Eind 1935 viel de regering en opnieuw was het de president die in zijn voorkeur voor centrumkabinetten Gil-Robles passeerde als kabinetsformateur. Gil-Robles nam afscheid van zijn departement, waarbij Franco als chef van de generale staf in een emotionele toespraak de vertrekkende minister de hoogste lof toezwaaide. Er trad een minderheidskabinet aan met als enige doel verkiezingen voor te bereiden. De CEDA voerde een harde campagne met inzet van moderne middelen. Een enorme poster met het gezicht van Gil-Robles was bevestigd op een gebouw aan de Puerta del Sol in Madrid met als opschrift:

‘Krijg ik van u de absolute meerderheid, dan krijgt u van mij een groot Spanje’.

De uitslagen van de verkiezingen in februari 1936 lieten Spanje verscheurd achter. Middenpartijen waren weggevaagd en wat overbleef waren twee onverzoenbare blokken waarvan het linkse Volksfront een meerderheid behaalde in het parlement. In de Cortes stelde Gil-Robles de tolerantie van de nieuwe regering tegen links-extremistisch geweld aan de kaak, waarbij hij zich tal van bedreigende interrupties moest laten welgevallen. Deze waren vaak zó onbeschoft dat de socialist Prieto zich schaamde voor het optreden van zijn partijgenoten.

Begin juli werden Gil-Robles en zijn collega Calvo Sotelo, de leider van de monarchistische Renovacion España, gewaarschuwd voor een mogelijke aanslag. Zoals gebruikelijk vertrok Gil-Robles naar Frankrijk om het weekend met zijn gezin in Biarritz door te brengen en dat redde hem het leven. De moordenaars troffen hem niet thuis, waarna Calvo Sotelo werd opgepakt en omgebracht. Enkele dagen na deze moord sprak Gil-Robles voor het laatst de Cortes toe, waarbij hij de wederzijdse spiraal van geweld hekelde en links aanwreef de arbeiders meer lectuur dan brood te hebben gegeven. Direct daarna brak de burgeroorlog uit. Gil-Robles ging hij in ballingschap. Getolereerd door dictator Salazar verbleef hij in Portugal waar hij troonpretendent Juan de Bourbon steunde in zijn pogingen de monarchie te herstellen. Gil-Robles trachtte de zoon van Juan, Juan Carlos, buiten de invloedssfeer van Franco te houden, maar toen Juan zich in 1948 door Franco had laten inpalmen en Juan Carlos naar Spanje vertrok om daar een franquistische opvoeding te krijgen, brak Gil-Robles met de troonpretendent. Bij het uitbreken van de militaire opstand in 1936 steunde Gil-Robles de nationalisten en hij was ervan overtuigd dat deze ontwikkeling de enige garantie bood op het tegenhouden van een linkse revolutie. Gedurende de Burgeroorlog werden pogingen gewaagd Gil-Robles in te lijven in het franquistische kamp, maar hij weigerde zich te identificeren met de meedogenloze dictatuur. Zelfs het aanbod om ambassadeur te worden kon hem niet vermurwen.

De ‘samenzwering van München’

Omdat zijn zonen de militaire dienstplicht dienden te vervullen, keerde Gil-Robles in 1953 terug naar Spanje. Hij vatte zijn oude beroep als advocaat weer op en bleef actief in zijn pogingen om de eendracht in het zo verdeelde Spanje te bevorderen. Ook had de Europese eenwording zijn aandacht en werd Gil-Robles president van de Asociación Española de Cooperación Europea (AECA) die probeerde te voorkomen dat het Spanje van Franco de aansluiting zou missen in Europa.

In juni van 1962 organiseerde de EEG een conferentie in München waarvoor zowel de AECE als de vanuit ballingschap opererende Consejo Federal Español del Movimiento Europeo (CFE) werden uitgenodigd. Laatstgenoemde beweging stond onder leiding van Salvador Madariaga, een pacifistisch ingestelde intellectueel die in 1934 ministersposten bekleedde in het kabinet van Lerroux en in 1936 was uitgeweken naar Frankrijk. De conferentie van München werd zo een ontmoetingsplaats van verschillende groepen die streden tegen de franquistische dictatuur. Samen stelden zij een verklaring op waarin de grondslagen van de Spaanse democratie werden uiteengezet. Dat was tegen het zere been van Franco, die het optreden van zijn landgenoten in München als een samenzwering beschouwde tegen het regime en de AECE- delegatieleden bij terugkeer voor de keuze stelde óf in ballingschap te gaan óf te worden geïnterneerd op Fuerteventura. Gil-Robles koos voor een nieuw ballingschap, dit keer in Zwitserland.

Laatste twee decennia

'Vrede was onmogelijk', de memoires van Gil-Robles
‘Vrede was onmogelijk’, de memoires van Gil-Robles
In de zestiger jaren van de twintigste eeuw schudde Gil-Robles zijn corporatistische veren gedeeltelijk af en ontwikkelde hij zich tot een christendemocraat die ruimte wilde geven aan individuele vrijheid en verantwoordelijkheid. Dit betekende echter geen omhelzing van de vrije markt. In het gedachtegoed van Gil-Robles nam de noodzaak tot economische planning een belangrijke plaats in. Ook kon hij zich vinden in het concept van de constitutionele monarchie en nam hij afstand van de traditioneel katholieke zienswijze op de rol van het koningshuis zoals hij die twintig jaar daarvoor nog had verdedigd. In 1968 publiceerde Gil-Robles zijn memoires: ‘No fue posible la paz’ (Vrede was onmogelijk), een boek waarin hij betoogde dat de Burgeroorlog onvermijdelijk was in een land waar het oplossen van problemen langs gewelddadige weg diep verankerd is in de cultuur. Zijn politiek falen weet hij aan het optreden van president Álcala Zamora die hem de leiding van de regering niet toevertrouwde, maar ook aan de vijandigheid waarmee hij door zowel extreem links als extreem rechts bejegend werd.

In de jaren zeventig was Gil-Robles nog altijd zeer actief op politiek gebied, getuige zijn deelname aan congressen van de Europese Unie van christen-democraten. Het was zijn stellige overtuiging dat het gedachtegoed van deze beweging het enige alternatief was voor de post-franquistische periode. Toen in 1975 Franco overleed en Juan Carlos tot staatshoofd werd benoemd, toonde Gil-Robles zich geenszins optimistisch. Niet zo verwonderlijk, gezien zijn eerdere pogingen om de prins uit handen te houden van Franco. Nog één keer zou Gil-Robles deelnemen aan verkiezingen. Zijn partij, de Federación Popular Democrática (FDP), opgericht door zijn oudste zoon, was een alliantie aangegaan met de links georiënteerde Izquierda Demócrata Cristiana onder de lange en electoraal niet erg handige naam van: Equipo Español de la Democracia Cristiana del Estado Español (EDCEE). Maar ook om inhoudelijke redenen sprak deze partij de kiezers niet aan. Het was geen middenpartij, maar bestond uit een rechter- en linkervleugel die voortdurend met elkaar overhoop lagen. Het politieke midden werd tijdens de verkiezingen van 1977 veroverd door de gloednieuwe partij van Adolfo Suarez de Unión de Centro Democrático (UCD), een conglomeraat van zestien nationale en regionale partijen.

Terwijl de christendemocraten werden weggevaagd – zij behaalden niet één zetel – won Suarez 34 procent van de stemmen en herhaalde daarmee het kunststuk dat Gil-Robles in 1933 uitvoerde met de CEDA. Na deze nederlaag trok Gil-Robles zich terug uit de politiek. Hij overleed op 14 september 1980 en raakte in vergetelheid.

Overzichtspagina Spaanse geschiedenis
Lees ook: De Spaanse Burgeroorlog – Een samenvatting

Willem Peeters (1944) is redacteur van de website Casa Cultural waarop naast de complete geschiedenis van Spanje en biografieën van prominente Spaanse politici, artikelen te vinden zijn over tal van andere landen en onderwerpen. Zijn speciale aandacht gaat uit naar Amsterdam. Niet alleen schrijft hij over de historie van de hoofdstad, maar ook heeft hij fotoseries gemaakt waarin afbeeldingen van vroeger uit de Beeldbank van de stad gekoppeld zijn aan hedendaagse foto's (Amsterdam toen en nu). Regelmatig verzorgt hij lezingen in samenwerking met Station-West, een culturele hotspot in het centrum van Amsterdam.

Gerelateerde rubrieken:

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×