Tonny Dahmen von Buchholz werd op 15 maart 1923 in Den Haag geboren. Ze was de dochter van ambtenaar en politieman Rudolph Wilhelm Dahmen von Buchholz en Helena Butner. Ze had een oudere broer, Adriaan. In 1940 werd haar vader lid van de NSDAP en van de NSB. In de periode juni 1942 tot begin 1943 was hij in Amsterdam het hoofd van het Bureau Joodse Zaken. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor het oppakken en deporteren van vele honderden Joden.
Hij stond bekend als een slechte politieman met een zwaar alcoholprobleem. Bovendien maakte hij zich schuldig aan zelfverrijking door zich geld en goederen van opgepakte Joden toe te eigenen. Confiscatie was toegestaan, maar de in beslag genomen spullen moesten worden afgestaan aan de Duitse bezetter en dat liet Dahmen von Buchholz na. Volgens de toenmalige Duitse wetgeving maakte hij zich dus schuldig aan diefstal van het Duitse Rijk. Daar stond gevangenisstraf op, maar in plaats daarvan werd hij ontslagen en vervolgens aangesteld als opleider bij de politie. Na de oorlog werd de vader van Tonny veroordeeld voor zijn houding en activiteiten tijdens de oorlog. In eerste instantie kreeg hij levenslang, maar in cassatie werd dat omgezet in een gevangenisstraf van twintig jaar.
Adriaan von Dahmen Buchholz sloot zich net als zijn vader aan bij de NSB en trad toe tot de Haagse Mussert Garde, een in 1939 opgericht weerbaardheidskorps van de NSB. De WA was namelijk verboden en via de Mussert Garde probeerde de NSB dat verbod te omzeilen. In 1943 werkte Adriaan als jeugdleider bij de Nationale Jeugdstorm.
Secretaresse
Tonny was een intelligent meisje dat het nationaalsocialisme met de paplepel kreeg ingegeven. Na het voltooien van de hbs volgde ze een secretaresseopleiding bij Schoevers, waarna ze in 1942 eerst vertaalster en daarna secretaresse werd bij de Sicherheitsdienst in Den Haag. Blijkbaar beviel het haar daar niet zo goed, want ze nam ontslag en trad in dienst bij de Nederlandse Bank, en wel als secretaresse van NSB-topman Meinoud Rost van Tonningen. Tot en met haar huwelijk bleef ze bij de Nederlandse Bank werken. Via Rost van Tonningen raakte ze bevriend met diens latere vrouw, Florrie Heubel. Tonny werd overigens nooit lid van de NSB, maar vermoedelijk wel van de NSNAP, een radicaal nationaalsocialistische, antisemitische partij die groot voorstander was de volledige integratie van Nederland in het Duitse Rijk.
Op 3 november 1943 trouwde Tonny met de dertien jaar oudere Jan Frederik Vos, luitenant van de staatspolitie met de rang van SS-Rottenführer. Hun huwelijk werd officieel goedgekeurd door de SS. In een brief van 3 augustus 1943 bevestigde Rost van Tonningen dat Tonny Dahmen von Buchholz toestemming kreeg om met Jan Frederik Vos, roepnaam Frits, te huwen. Ze kregen twee kinderen, in 1945 een dochter en in 1952 een zoon. Na Dolle Dinsdag vluchtte de zwangere Tonny naar Duitsland, terwijl haar man op zijn post in Amsterdam bleef. In Duitsland, Potsdam, werd hun dochter Frederieke Hellen geboren.
Na de oorlog werd Jan Frederik Vos opgepakt, vastgezet en berecht. Hij werd onder meer schuldig bevonden aan het feit dat mede door zijn toedoen 34 politieagenten naar Neuengamme werden gedeporteerd. Hij werd veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf.
Huisarrest
Tonny keerde kort na de bevrijding terug naar Amsterdam. Daar moest ze zich een aantal maal melden bij de politie om verhoord te worden. Ze werd beschuldigd lid te zijn geweest van de NSNAP en van de Bund Deutscher Mädel, het structureel gebruik van de Hitlergroet, dat ze secretaresse was geweest van Rost van Tonningen en voor de SD had gewerkt. Ze beweerde dat gedaan te hebben, omdat ze journalistieke ambities had en die banen zag als een opstapje naar een functie in de journalistiek. Na de oorlog verklaarde haar vriendin Florrie Rost van Tonningen-Heubel dat ze banen te danken had aan haar Duitsgezinde instelling. Tonny ontkende haar lidmaatschap van de NSNAP, maar bevestigde haar pro-Duitse instelling. Ze zag dat zelf als een gevolg van haar opvoeding in een nationaalsocialistisch milieu. Tonny werd niet geïnterneerd, omdat ze een kind van 11 maanden moest verzorgen en bovendien had ze de zorg over haar zieke moeder. Ze kreeg huisarrest opgelegd, maar mocht wel op zondag tussen 8.30 en 11.30 uur naar buiten om de kerkdienst bij te wonen. Hoewel velen zich voor minder ernstige zaken wel degelijk voor een tribunaal of een Bijzonder Gerechtshof moesten verantwoorden, ontsprong Tonny de dans. Ze zat nooit in de gevangenis en werd ook niet berecht. In 1951 werd haar echtgenoot vrijgelaten en werd het gezin herenigd. In 1952 werd hun zoon Ronald Gerard Rudolph geboren. Tonny verdiende de kost als vertaler en met redactiewerk voor uitgevers.
In 1964 debuteerde Tonny als schrijfster met de jeugdroman Divico, een verhaal uit de oertijd van Nederland. Hoofdpersoon is de zoon van een stamhoofd. Tijdens een gevaarlijke reis komt hij in contact met andere volkeren met andere gewoonten en gebruiken. Hij kan en wil zich echter niet losmaken van zijn eigen volk en zijn eigen land. Een thema dat in andere boeken van Tonny Vos terugkomt. Ze ontwikkelde zich tot een schrijfster van historische romans en verhalen die toentertijd als jongensboeken werden betiteld. De schrijfster vond dat wellicht geen verkeerde kwalificatie, maar ze hoopte dat ook meisjes en volwassenen haar boeken zouden verslinden. Ze overleed op 12 februari 2005 in Schiedam. Haar echtgenoot stierf drie jaar later.
Jeugdboeken
Voor zover bekend, heeft Tonny nauwelijks of geen last gehad van haar nationaalsocialistische verleden en ook niet van dat van haar vader, broer en echtgenoot. Integendeel, ze wist dat verleden goed verborgen te houden en niemand nam de moeite om uit zoeken en wat voor nest ze kwam en wat ze zelf tijdens de oorlog had gedaan. Je zou toch zeggen dat alleen al haar achternaam daar aanleiding voor gaf. Ze verhuisde met haar man en kinderen naar Vlaardingen en daar ontwikkelde ze zich tot een succesvol schrijfster van jeugdboeken, meestal met een historisch onderwerp. Ze werd meermaals onderscheiden. Zo kreeg ze in 1975 en in 1984 de Zilveren Griffel. Ook was ze erelid van de Schrijvers van de Ronde Tafel, een genootschap van historische jeugdboekenschrijvers. Een deel van haar werk werd vertaald in het Duits, Grieks, Italiaans en Spaans.
Haar boeken worden vandaag de dag nauwelijks meer gelezen en zijn alleen nog antiquarisch te koop, terwijl ze aan het einde van de twintigste eeuw behoorde tot de top van de meest vertaalde kinderboekenschrijvers uit het Nederlandse taalgebied. Ze won in 1984 met Van rendierjager tot roofridder de Zilveren Griffel. In dat boek schrijft ze aan de hand van vijftien opgegraven objecten net zo veel verhalen over een periode tussen 9000 jaar voor de jaartelling tot het jaar 1600. Ze gidst de lezer aan de hand van haar fantasierijke en leerzame verhalen door duizenden jaren geschiedenis. In de Volkskrant werd het boek betiteld als ‘een goed geslaagde synthese van een lees- en leerboek’. Die kwalificatie past op vrijwel elk boek van Tonny Vos. Het zijn vindingrijke verhalen, maar altijd met de bedoeling de lezer iets te leren over vervlogen tijden. Het belerende karakter in combinatie met een zware schrijfstijl zorgde er toentertijd al voor dat ze geen bestsellers schreef en dat ze vandaag de dag niet meer wordt gelezen.
Wie nu de moeite neemt om haar boeken te lezen en kennis heeft van haar verleden, ontkomt niet aan de indruk dat haar boeken elementen bevatten die sterk doen denken aan het nationaalsocialisme. Belangrijke motieven in haar werk zijn eer, trouw, trots, kameraadschap, de sibbe, gebondenheid aan eigen volk en grond, mystiek, moed, sterke karakters en leiders die weten wat goed is voor het volk. Deze motieven plaatst Tonny Vos-Dahmen von Buchholz (bijna) altijd in een historische context. Ze heeft een aantal boeken geschreven met hoofdpersonen die tot het volk der Wikings behoren. Bovengenoemde thema’s komen onverkort terug in deze boeken en dat ze voor de Wikings heeft gekozen is vermoedelijk niet zomaar een willekeurige keuze geweest. De Wikings staan bekend als vertegenwoordigers van het noordse ras: volbloed Ariërs.
Blut und Boden
Wellicht had Tonny Vos-Dahmen von Buchholz verbaal afscheid genomen van het nationaalsocialisme, maar haar boeken doen toch vermoeden dat ze een hang had naar een verleden waarin zij en haar familie volop meebewogen op het ritme van het nationaalsocialisme. Om die reden zou ze in 1975 niet de Gouden Griffel voor haar roman Arenden vliegen alleen hebben gekregen. De jury of in ieder geval een deel daarvan zou gezegd hebben dat het boek een te hoog ‘Blut und Boden-karakter’ had, en daarom kreeg ze de “slechts” de Zilveren Griffel. Het juryrapport zegt daar echter niets over en zelf heeft ze het verwijt altijd ontkend. Ze was wel teleurgesteld en kwaad dat ze geen Gouden Griffel had gekregen. In een interview noemde ze de organisatie die de Griffels organiseert ‘een grijze gehaktbal’. Of de jury het nou wel of niet heeft gezegd, het verwijt klopt wel.
Het Blut und Boden thema was al aanwezig in Divico en keert in een aantal van haar boeken terug, ook in Arenden vliegen alleen. Zo gaat Het land achter de horizon over een jongen die alles wil weten over het leven buiten zijn eigen land. Het verhaal speelt 1500 jaar voor onze jaartelling en dat betekent dat reizen naar andere landen een gevaarlijke onderneming is. De hoofdpersoon doet het toch om vervolgens te ontdekken dat…
“…de goden bepalen voor ieder volk waar het thuishoort (…) en de Maanmoeder, die ook de Aardmoeder is, bindt de mens met onzichtbare banden aan zijn geboortegrond. Dat is goed!”
Dat is ook de kern van het boek. Het is een verhaal over de drang naar het ontdekken van het onbekende en avontuurlijke reizen naar andere werelden met de onafwendbare terugkomst naar het eigen land als onvermijdelijk slot.
Ook haar roman De nieuwe vrijheid bevat thema’s die aan het nationaalsocialisme doen denken. Het verhaal gaat over een bastaardwiking die geen deel kan uitmaken van het ‘volk der ware Wikingen’ en zich onlosmakelijk verbonden voelt met zijn sibbe die altijd zal bestaan: ‘de man kan vergaan maar de sibbe blijft bestaan’.
Haar eigen verhaal is vooral opmerkelijk, omdat ze er uitstekend in slaagde haar nationaalsocialistische verleden en dat van haar familie verborgen te houden. Zelfs toen ze als schrijfster prestigieuze prijzen won, nam niemand de moeite in haar verleden te duiken. Een zoektocht op Delpher.nl en andere krantenarchieven levert ook vrijwel geen informatie over haar nationaalsocialistische achtergrond op. Hoe het ook zij, Tonny Vos-Dahmen von Buchholz is een goed voorbeeld van een schrijfster die spannende, fantasierijke en leerzame boeken heeft geschreven. Dat ze ‘fout’ was geweest en dat een aantal van haar boeken een minder welriekende geur hebben, doet daar geen afbreuk aan.