Herinneringscentrum Kamp Westerbork toont vanaf half september een groot aantal archeologische objecten die de afgelopen dertig jaar op en rond het voormalige kampterrein zijn opgegraven. Oud-kampgevangenen en -bewoners, uit zowel de periode van het doorgangskamp Westerbork als woonoord Schattenberg, vertellen welke herinneringen de vondsten bij hen oproepen.
Een stukje prikkeldraad, een kapmes, een kinderlaarsje en een tube zalf. In de expositie komen de associaties bij deze objecten van zowel voormalige gevangenen van kamp Westerbork, als de bewoners van woonoord Schattenberg aan bod. In videofragmenten vertellen zij de verhalen die de archeologische vondsten bij hen oproepen. ‘Je mocht er niet aankomen, maar het lag gewoon voor het grijpen’, vertelt Mietji Hully over de parang (het kapmes). Zij woonde de eerste zeven jaar van haar leven in Schattenberg, het woonoord dat na de oorlog voor gedemobiliseerde KNIL-militairen van Zuid-Molukse afkomst werd opgericht. Over een rode mondharmonica zegt ze:
‘Er werd altijd muziek gemaakt in het kamp. Muziek was bij uitstek een uitlaatklep om je verdriet, heimwee of frustratie naar buiten te brengen. In ieder gezin was wel een gitaar of een mondharmonica.’
Emotie uit de bodem
De vondsten laten zowel het oorlogsverleden als de naoorlogse geschiedenis van de plek zien. Zo hebben de archeologen duidelijk afval uit de periode 1939-1945 aangetroffen, maar ook afval uit de naoorlogse periode, namelijk die van het woonoord Schattenberg. Sommige vondsten zoals tandpasta, talloze flesjes en scherven kunnen echter in beide periodes gebruikt zijn.

De vandaag geopende tentoonstelling heeft als titel Emotie uit de bodem. Kamp Westerbork 1939-1971. Hij is samengesteld door het Groningen Institute for Archeology (GIA) onder leiding van bijzonder hoogleraar Martijn Eickhoff (NIOD). De tentoonstelling loopt van 14 september tot en met 6 november aanstaande.