Verdreven voor de Atlantikwall

Ontruiming en afbraak van de Nederlandse kuststreek 1942-1945
5 minuten leestijd
Fotograaf W. van Beelen, collectie Katwijks Museum
Fotograaf W. van Beelen, collectie Katwijks Museum

Gedwongen sloop was een zegen voor Katwijk

Meer dan 350.000 inwoners van de Nederlandse kuststreek werden tussen 1942 en 1945 gedwongen geëvacueerd voor de aanleg van de Atlantikwall. Voor het creëren van vrij schootsveld werden daarnaast nog eens 15.000 woningen en gebouwen gesloopt. Bovendien zetten de Duitsers vanaf begin 1944 ook nog eens grote delen van de kuststreek onder water om een geallieerde opmars te verhinderen.

Dit nog steeds nauwelijks bekende verhaal is nu voor het eerst grondig gedocumenteerd in het boek Verdreven voor de Atlantikwall: Ontruiming en afbraak van de Nederlandse kuststreek 1942-1945. Het boek beperkt zich niet tot de bezetting, maar laat ook zien hoe de kaalslag na de bevrijding werd bestreden met groots opgezette wederopbouwplannen die het huidige uiterlijk van plaatsen als Den Helder, IJmuiden, Katwijk, Den Haag-Scheveningen en Hoek van Holland hebben bepaald.

De gedwongen afbraak op bevel van de Duitse bezetter van duizenden huizen in de periode 1942-1945 – vrijwillig door Nederlandse sloopbedrijven uitgevoerd – is in een aantal gevallen een zegen geweest voor de plannen en ambities van lokale bestuurders. Zo merkte burgemeester Van Alphen van Zandvoort eind 1942 bij een bespreking met de slopers Brusse & Teeuw en zijn wethouders op dat ‘we op deze wijze mooi afkomen van het rommeltje aan de Burgemeester Engelbertstraat’. En burgemeester Govert Ritmeester van Den Helder liet zich in september 1946 ontvallen dat…

“…een groot voordeel van de oorlog is, dat al die nare akelige huizen verdwenen zijn”.

In Katwijk ging burgemeester Woldringh van der Hoop nog een stap verder. In de wetenschap dat de gedwongen afbraak een groot aantal woningen zou betreffen die toch al voor sanering in aanmerking zouden komen, ontwikkelde hij nog tijdens de bezetting ambitieuze plannen om van het vissersdorp een aansprekende badplaats te maken. Zijn handelwijze – in Verdreven voor de Atlantikwall uitgebreid beschreven – zou hem na de bevrijding in een lastig parket brengen. Hoe kwam het zover?

Saneringsplan

In 1939 werd een saneringsplan opgesteld voor het oude dorpsdeel Zuid in Katwijk waar tussen 2.000 en 3.000 Katwijkers in krotten woonden “als mollen in een somber, donker hol”, zoals de lokale krant het Volksblad in 1937 al schreef. Een onderzoek moest uitwijzen hoeveel huizen in aanmerking kwamen voor een onbewoonbaarheidsverklaring en dus onteigend mochten worden. Door het uitbreken van de oorlog was het onderzoek pas in april 1942 klaar. Het overgrote deel van de bijna 400 onderzochte krotten en meer dan 100 dubbele bewoningen kwam in aanmerking voor sanering, zo bleek. Een maand later kwam al het bevel voor de evacuatie van de boulevard in Katwijk. Nog voordat Albin Rauter op 19 oktober namens Rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart het officiële bevel voor de ontruiming van de hele Hollandse kuststreek gaf, wist burgemeester Woldringh al dat het niet bij ontruimingen zou blijven, maar dat ook grote delen van de boulevard zouden moeten worden afgebroken voor vrij schootsveld.

Fotograaf W. van Beelen, collectie Katwijks Museum
Fotograaf W. van Beelen, collectie Katwijks Museum

In het hoofd van Woldringh rijpt dan een plan. Als er toch gesloopt gaat worden, kan hij wellicht een al lang gekoesterde wens in vervulling laten gaan. In een brief van 24 augustus 1942 schrijft hij namelijk aan B&W:

“Besturen is vooruitzien en daarom meen ik voorlopig langs deze weg U bekend te moeten maken met plannen die bij mij bestaan tot algehele reorganisatie van strand en boulevard.”

Op 9 juli 1943 komt inderdaad het Duitse bevel voor de sloop van de boulevard en de daarachter liggende straten. Het blijkt dat de meeste huizen die in het kader van de stadssanering in aanmerking komen voor sloop, in het gebied staan dat op last van de Duitsers moet worden afgebroken. Als de afbraak eind augustus daadwerkelijk begint aarzelt Woldringh geen moment. Samen met wethouder Dubbeldam heeft hij begin november 1943 al een gesprek met de architect Van Leeuwen over de wederopbouw van de boulevard. De afbraak is dan tijdelijk stopgezet, maar dat is geen probleem voor de burgemeester. De meeste huizen die nog overeind staan zouden in zijn ogen sowieso gesloopt moeten worden, vandaar dat de wederopbouwplannen,

“…zoo nodig gepaard gaan met voorstellen tot verdere afbraak, wanneer dit voor het verkrijgen van een goede oplossing noodzakelijk wordt geacht.”

Fotograaf W. van Beelen, collectie Katwijks Museum
Fotograaf W. van Beelen, collectie Katwijks Museum

Begin januari 1944 vraagt de burgemeester zijn directeur Gemeentewerken om met een plan te komen voor de boulevard. Die vindt dat voor een goede aansluiting van het nieuw bedachte stratenplan aan het oude deel van Katwijk nog meer woningen moeten worden afgebroken. Twee maanden lang ligt er een brief van hem klaar aan de burgemeester met een verzoek de Staat deze woningen te laten onteigenen, mochten die onverhoopt niet op last van de Duitsers afgebroken worden. Maar de brief hoeft niet te worden verstuurd omdat de sloop in mei 1944 weer wordt hervat. De Duitsers voegen zelfs nog zo’n 55 woningen toe aan de sloopopdracht (maar die beslissing is buiten Woldringh om genomen). In augustus 1944, als de afbraak is voltooid en de burgemeester de uitwerking van de wederopbouwplannen bespreekt, concludeert hij dan ook tevreden dat…

“…op zichzelf door de slooping een unieke gelegenheid is ontstaan om Katwijk aan den boulevard met een fraai zeefront te verrijken.”

Een andere Duitse beslissing geeft Woldringh na de bevrijding de mogelijkheid de resterende huizen die voor de nieuwbouwplannen zouden moeten wijken ‘binnen te halen’. In februari 1944 geven de Duitsers opdracht tot de zogenaamde binnensloop in de kuststreek. Ook in Katwijk worden enkele honderden huizen buiten het afbraakgebied binnen enkele maanden volledig onttakeld en ontdaan van waardevolle materialen. Ze blijven nog wel wind- en waterdicht om volledig verval te voorkomen. In Den Haag werden dergelijke huizen in het eerste jaar na de bevrijding alweer opgeknapt en voor bewoning vrijgegeven, maar burgemeester Woldringh wil daar niets van weten. Hij beschouwt de onttakelde woningen eigenlijk als gesloopt om te voorkomen dat ze een letterlijke sta-in-de-weg zullen zijn bij de wederopbouwplannen. Hoewel er maar ongeveer 600 woningen daadwerkelijk afgebroken zijn, heeft Woldringh het daarom consequent over 1.000 afgebroken woningen. Katwijkse gezinnen die willen terugkeren krijgen dan ook te horen dat er geen woning voor ze is. Op die manier voorkomt de burgemeester dat woningen weer opgeknapt en bewoond worden, en zo zijn plannen doorkruisen.

Burgervadergevoel

Na de bevrijding verklaarde burgemeester Woldringh dat de tweede (fase van de) sloop een straf van de Duitsers was voor de onwelwillende houding van Katwijk tijdens de bezetting. Hij had er niets tegen kunnen doen, omdat de sloop werd uitgevoerd door “hyena’s van aannemers”. Daarin had Woldringh gelijk, want de Nederlandse sloopbedrijven hadden machtige Duitse beschermheren en uitstekende relaties binnen het Duitse bestuursapparaat en de Wehrmacht. En bovendien lieten de Duitsers zich zeker in 1944 niet vermurwen om sloopplannen af te blazen. Maar dat Katwijk was gestraft door de Duitsers blijkt nergens uit. Dat argument gebruikte Woldringh om te doen laten voorkomen dat hij de tweede sloop had willen tegenhouden, terwijl hij dat in werkelijkheid juist niet had gewild. Maar dat kon hij natuurlijk niet openlijk toegeven omdat hij er dan onvermijdelijk van was beschuldigd met de Duitsers onder één hoedje te hebben gespeeld. Hoe onterecht ook, die verdenking bleef tot op de dag van vandaag niettemin boven de persoon van de burgemeester zweven.

Verdreven voor de Atlantikwall - Geert-Jan Mellink e.a.
 
‘Bestuurlijk opportunisme’ heet het handelen van Woldringh in Verdreven voor de Atlantikwall. Woldringh liet zich leiden door persoonlijke ambitie en een ouderwets burgervadergevoel. Hij had het beste voor met ‘zijn’ Katwijk en maakte van de nood een deugd. Hoe ver zijn ambitie reikte, wordt duidelijk als net na de bevrijding blijkt dat de vuurtoren de nieuwe verkeersplannen letterlijk in de weg staat. Eind 1942 had Woldringh nog alle mogelijke moeite gedaan om het uit 1605 daterende monument voor afbraak te behoeden. Nu heeft hij daarvan spijt. Het zou volgens hem beter zijn geweest wanneer de vuurtoren toen was afgebroken en daarna in het openluchtmuseum in Arnhem weer zou zijn opgebouwd.

De auteur is co-auteur van het deze week verschenen boek Verdreven voor de Atlantikwall – Ontruiming en afbraak van de Nederlandse kuststreek 1942-1944 (WBOOKS)

0
Reageren?x
×