Van glazen stad tot Duitse vesting
Het Westland werd tijdens de Tweede Wereldoorlog onderdeel van de vesting Hoek van Holland. Het zou een van de zwaarst verdedigde gebieden in de hele Atlantikwall worden, maar de bewoners van het Westland betaalden daarvoor een hoge prijs.
Na de Duitse inval in mei 1940 stationeerde de bezetter al gauw een troepenmacht in het gebied rond Hoek van Holland. Het dorp vormde door haar strategische ligging aan de monding van de Nieuwe Waterweg de toegang tot de haven van Rotterdam die voor de Duitse oorlogsvoering van cruciaal belang was. Niet alleen diende de haven als een belangrijke uitvalsbasis voor operatie Seelöwe, de geplande invasie van Engeland, maar ook werd daar het onmisbare Zweeds ijzererts overgeslagen en verruild voor Duitse steenkool uit het Ruhrgebied.
Een gesloten verdedigingslinie
Nadat de Duitsers de Slag om Engeland hadden verloren werd het plan voor een invasie van Engeland verlaten en concentreerde Hitler zich op operatie Barbarossa, de inval in de Sovjet-Unie. Toen eind december 1941 de Duitse opmars stokte, zag Hitler zich geconfronteerd met een mogelijke tweefrontenoorlog. Om de strijd in het oosten voort te kunnen zetten, moest hij noodgedwongen troepen onttrekken aan het westelijk front. Voor de kustverdediging bleven onvoldoende troepen over, maar door de bestaande verdedigingswerken langs de West-Europese kust uit te bouwen tot een gesloten verdedigingslinie zouden slechts 300.000 manschappen kunnen volstaan. In december 1941 besluit Hitler daarom tot de aanleg van de Neue Westwall, later omgedoopt tot Atlantikwall.
De beide oevers van de Nieuwe Waterweg worden versterkt met nieuwe kustbatterijen en luchtafweergeschut. Uit angst voor een geallieerde invasie wordt ten noorden van Hoek van Holland medio 1942 begonnen met de aanleg van een eerste tankgracht en bunkers. Honderden inwoners van Hoek van Holland worden gedwongen hun huizen te verlaten, en tientallen tuinders moeten al hun kassen en warenhuizen afbreken en verplaatsen.
Onder beton
Maar voor het zover is probeert Rijkstuinbouwconsulent ir. Riemens met de Duitse militaire autoriteiten afspraken te maken om de schade zoveel mogelijk te beperken. Riemens, in het Westland ook wel de ‘tuinbouwdokter’ genoemd, was voorzitter van de Districtscommissie Westland. Waar andere districtscommissies, ingesteld door het ministerie van Landbouw en Visserij, tot taak hadden om de schade af te handelen die de landbouw leed door de aanleg van vliegvelden en verdedigingswerken, richtte de Districtscommissie Westland zich specifiek op de gevolgen voor de tuinbouw.
Riemens, een dominante man met een tomeloze energie die voor de duvel niet bang was, kreeg van het ministerie een grote handelingsvrijheid die hij vaak tot ongenoegen van zijn directe leidinggevenden ten volle benutte. Met uitsluitend het belang van de tuinbouw en de tuinders voor ogen, weet hij niet alleen het aantal af te breken glasopstanden te beperken, maar krijgt ook gedaan dat de tuinders die zouden moeten wijken voor het vrije schootsveld uiteindelijk nog een jaar lang hun grond mogen betelen. Pas eind 1943 worden de laatste kassen afgebroken.

Nieuwe locatie
Maar dat is niet het enige dat hij voor elkaar krijgt. Riemens regelt voor de honderden tuinders die hun tuin geheel of gedeeltelijk moeten afbreken en verplaatsen een nieuwe locatie waar ze hun glasopstanden weer kunnen opbouwen. Hij onderhandelt met boeren en andere landeigenaren om hen zover te krijgen dat ze land ter beschikking stellen voor de tuinders. Daarnaast gaat Riemens in de slag met de Beauftragte Schwebel, Räumungskommissar Münster en de Wehrmacht om het afbraakmateriaal van de inmiddels gesloopte huizen te mogen gebruiken voor de bouw van noodwoningen voor tuinders die op grote afstand van hun nieuwe locatie zijn ondergebracht. Na een aanvankelijke weigering krijgt Riemens toch toestemming om het materiaal van de gesloopte huizen in Ter Heijde en ’s-Gravenzande te gebruiken om enkele tientallen tuinderswoningen te laten bouwen.
Als de Duitsers in september 1944 een aantal polders ten zuidoosten van de vesting Hoek van Holland willen inunderen, komt Riemens opnieuw in het geweer. Om het kassengebied dat daarin ligt te sparen, adviseert hij de Duitsers dit te laten omdijken en in plaats daarvan landbouwgebied onder water te zetten. De Duitsers gaan daarmee akkoord. De gedupeerde boeren namen het Riemens na de bevrijding erg kwalijk dat zij geslachtofferd waren voor de tuinders.
Het is niet helemaal duidelijk of Riemens de Hauptabteilung Ernährung und Wirtschaft en de Wehrmacht ervan heeft overtuigd om ter wille van de voedselvoorziening de kassen zo lang mogelijk te laten staan. Feit is wel dat de Duitsers, zowel vestingkommandant Neumann van Hoek van Holland als de leiding van de Hauptabteilung Ernährung und Wirtschaft, maar ook de directeur-generaal Landbouw van het ministerie van Landbouw en Visserij, de NSB’er Ruiter, zeer gecharmeerd waren van Riemens. Diens visie op de voedselproductie strookte met die van de Duitsers en bovendien was Riemens het soort leidersfiguur waar de Duitsers groot respect voor hadden. Omgekeerd had Riemens weinig respect voor het gezag van de Duitsers en kon hij ronduit brutaal tegen hen zijn. Riemens kwam er elke keer mee weg, wat Jan Barendse, voorzitter van de Bond Westland, het overkoepelende orgaan van de gezamenlijke veilingen, tot de uitspraak bracht dat…
“Riemens de Duitsers aan kon, maar zij hem niet.“
Boek: Van glazen stad tot Duitse vesting
Ook interessant: Verdreven voor de Atlantikwall