Verkleefd aan den sterke drank
In alle koloniën van weldadigheid is sterke drank verboden. Dat begint in 1821. De leiding constateert: ‘Ongeloofelijk is het hoe zeer de jenever bij onze lage volksklassen misbruikt wordt.’ Het gaat over mensen die aan ‘den drank verkleefd’ zijn, over de moeite die het de directie kost om ‘deze verderfelijke gewoonte bij hen uit te roeien’ en er wordt gesteld dat gebruik niet kan worden toegestaan zonder tot misbruik te leiden.
Wordt een koloniebewoner een keer dronken aangetroffen, dan kost hem dat drie tot acht dagen opsluiting in de strafkamer op de kolonie. Het precieze aantal hangt ervan af hoe de kolonist bekendstaat en of er verzwarende omstandigheden zijn: het wil nog wel eens voorkomen dat iemand met een borrel op de kolonieleiding gaat vertellen wat hij echt van ze vindt.
‘Een of twee glaasjes’
Om de strafmaat te beïnvloeden heeft een kolonist vaak wel een verhaal. Volgens de eenenvijftigjarige Rotterdamse kolonist Isaak Johannes Kok is het allemaal gekomen omdat hij na het huwelijk van een medekolonist ‘wat lang in het gemeente-huis te Vledder is blijven zitten, omdat het aanhoudend regende’. Dat verklaringsmodel komt vaker voor. De Hagenaar Matthijs Muller legt uit dat hij ‘de verbodene herberg kort bij de kolonie’ niet is in gegaan omdat hij dorst had, maar ‘om dat het zoo sterk regende dat men uit nood eene deugd maken moet’.
Als je ze mag geloven, kunnen de kolonisten bovendien heel slecht tegen drank. Ook als ze in zeer kennelijke staat zijn aangetroffen, houden ze vol niet meer dan ‘een of twee glaasjes’ of ‘een mondvol’ te hebben genuttigd. Een ander die op een avond ‘den Adjunct Directeur in eenen beschonken toestand is ontmoet’, tuigt het verhaal iets verder op. Hij verklaart ‘dat de geringe hoeveelheid sterke drank welke hij gebruikt had, hem geen nadeel zoude gedaan hebben, zoo hij niet den gehele dag zonder eten ware geweest’.
Verbanning
Herhaalde dronkenschap leidt tot een tijdelijke verbanning naar de strafkolonie op de Ommerschans. Een kolonist die door de buren is gezien ‘met de broek op de hakken & gants buiten staat zich te kunnen redden’, mag dan verschoning vragen, maar de tuchtraad wijst erop dat ‘die hem vroeger menigwerf te vergeefs geschonken is’ en hij verdwijnt naar de Ommerschans.
De Maatschappij van Weldadigheid wil geen gewoontedrinkers op de kolonie en kan erg vasthoudend zijn als het erom gaat dat voor elkaar te krijgen. De Haagse kolonist Hermanus Havermans valt op een avond van de draaibrug. Hoewel hij en zijn gezelschap op de terugweg waren van een kroegje, houdt hij vol ‘volkomen nuchteren’ te zijn geweest en alleen te zijn gevallen door ‘een ongeluk, uit hoofde de draai niet goed gelegen had’. Enkele medekolonisten komen snel vertellen dat er die avond inderdaad iets mis was met de draai van de brug en hij komt er zonder straf van af.
Maar de directie berust er niet in. Later blijkt dat ‘de wijkmeester bepaaldelijk was opgedragen, om op hem toe te zien’. Dat strekt zich uit tot in de privéruimtes van de kolonist. Als na afloop van de jaarmarkt in Noordwolde de man ‘beschonken in zijn huis op de vloer leggende’ aangetroffen wordt, is het gebeurd: strafkolonie.
Die strengheid werkt, constateert de jaarlijkse vergadering van het toezichthoudend orgaan in Den Haag. ‘De sterke drank wordt slechts zeer weinig gebruikt, indien die niet reeds geheel verbannen is.’ Dergelijke heuglijke tijdingen viert men dan altijd door na de vergadering naar ‘het lokaal van Rustenburg’ te gaan, waar de ‘belangrijke werkzaamheden van dezen dag’ worden afgesloten met ‘het drinken van verschillende belangrijke toasts’. Jaja.
Overzicht van boeken van Wil Schackmann