Geschiedenis en de sterren
De redenen waarom ik historicus ben geworden, vinden hun oorsprong in de laatste jaren van de lagere school en de eerste jaren van de middelbare school. Op mijn lagere school werd gebruikgemaakt van de prachtige historische wandplaten van J.H. Isings. Hij heeft tientallen van die platen gemaakt, die voor mijn generatie een iconische voorstelling boden van hoogtepunten uit onze geschiedenis. Tegenwoordig kijken we deels heel anders tegen ons verleden aan, maar dat maakt die platen niet minder waardevol. Ze zijn in zekere zin zelf deel geworden van een betekenisvol vaderlands verleden. In mijn klaslokaal bevonden de platen zich in gele kasten met een klapdeur, aan de rechterzijde van het lokaal, en je was blij als er een tevoorschijn werd gehaald.
Nog niet zo lang geleden bezocht ik het Quaeckernaeck Antiquariaat, een enorme ruimte gevuld met de grootste collectie historische wandplaten die ik ooit heb gezien. Ik raakte daar in een gelukzalig platencoma en besloot ook zelf een schoolplatenmuseum te beginnen. Jammer genoeg is het daar nog niet van gekomen.
Maarten van Rossem over historische schoolplaten
Een van die vele meesterwerken van Isings verbeeldt de fameuze Overwintering op Nova Zembla: op de afbeelding zijn de overwinteraars bezig met de executie van een ijsbeer. Over die overwintering maakte ik in de zesde klas – groep acht voor de jonge lezers – van de lagere school een omvangrijk werkstuk, voorzien van tekeningen, uitgeknipte plaatjes en ingekleurde kaartjes. Ik ben helemaal geen fröbelaar, maar historisch fröbelen vond ik leuk. En vergeet niet: voor de gelukscreatie is het van belang aan een project te werken. Ik won met het werkstuk ook een prijs.
Soemeriërs en hiërogliefen
Aansluitend kreeg ik in de eerste twee klassen van het Wagenings Lyceum een begeesterende geschiedenisleraar in zwierige kleding, mijnheer De Jong, merkwaardig genoeg een jurist. In die eerste twee jaren ging het over de Soemeriërs en alles wat daarna kwam in het Midden-Oosten. Weer kon ik gelukzalig aan de slag met plaatjes en kaartjes. Ik vond het allemaal even fascinerend. Samen met mijn zwager, van wie ik toen nog niet wist dat hij mijn zwager zou worden, begon ik aan een omvangrijk boek over het Oude Egypte. Ik tekende de plaatjes en hij kon hiërogliefen lezen. We zijn niet ver gekomen. Na het vertrek van De Jong kregen wij de slechtste geschiedenislerares van West-Europa. Zij sloeg de Eerste Wereldoorlog over omdat Nederland neutraal was gebleven. Maar het deed er al niet meer toe, want mijn interesse in geschiedenis was al gewekt.
Na lezing van C.W. Cerams Goden, graven en geleerden nam ik mij voor archeoloog te worden. In de volgende jaren spaarde ik mijn zakgeld om de prachtige historische atlassen van Elsevier te kopen, zoals bijvoorbeeld de ‘Atlas van de westerse beschaving’ van F. van der Meer. Met het huidige beeldgeweld is lastig voorstelbaar hoe trots en gelukkig ik was met die multimediale atlassen avant la lettre. Dit stukje stemt mij nu zo vrolijk dat ik nog even heb overgelezen hoe Van der Meer het hoofdstuk ‘Hellas’ begint.
Bijna even gelukkig was ik met P.J. Boumans Cultuurgeschiedenis van de twintigste eeuw. Dat was het duizendste deel in de toen uiterst populaire Prismareeks. Een boek met kleurenplaatjes voor Æ’ 1,25! Dat was een wonder. De socioloog Bouman was in de jaren vijftig Nederlands beroemdste historicus. Zijn Revolutie der eenzamen. Spiegel van een tijdperk (1953) werd meer dan dertig maal herdrukt. Ik vond dat in die jaren een prachtig boek en kan mij nog steeds bepaalde passages herinneren. Veel later hoorde ik dat academische historici het maar een waardeloos, oppervlakkig en sentimenteel boek vonden. Daarbij kan ik hoogstens opmerken dat geen enkele academische historicus zich in die jaren waagde aan een spiegel van zijn tijd die een middelbare scholier gefascineerd kon lezen. Elk boek dat ik in die jaren kocht was voor mij een nieuw, kostbaar bezit.
Astronomie
Mijn andere passie van die jaren was de astronomie. Dat kwam door de eveneens door Elsevier uitgegeven Atlas van het heelal (1958), van de hand van B. Ernst en T.E. de Vries. Die atlas werkte sterk op mijn romantische verbeelding. Zo sterk dat ik besloot amateurastronoom te worden. Ik spaarde lang om bij de firma Eikendal, die nog steeds bestaat, een kleine telescoop te kopen, een 90 mm refractor, met diverse oculairs en een zonnefilter, ondergebracht in een fraaie houten kist. Ik deed waarnemingen in de uiterwaarden, wat prima lukte doordat in die jaren de hemel boven de Betuwe nog aardedonker was. Het eerste object dat ik bekeek, soms vergezeld van klasgenoten die het wel interessant vonden, was de maan.
De eerste telescopische blik op de maan was zonder meer een magisch moment. Natuurlijk kende ik gedetailleerde foto’s van de maan, maar het haarscherpe, verrassend heldere beeld dat ik nu zelf waarnam, was toch een wonderbare ervaring. Het was tegelijkertijd ook de beste ervaring met mijn bescheiden kijkertje. De zon was ook leuk, vanwege de zonnevlekken, maar de planeten waren om eerlijk te zijn lichtelijk teleurstellend. Aan Mars was niet veel te zien, de manen van Jupiter deden wat ze moesten doen en Saturnus leek nog het meest op een klein helder kopje met twee oortjes. Ik weet niet of ik op het idee zou zijn gekomen dat dat de ringen rond de planeet zijn, als ik dat niet had geweten.
Ik gebruikte mijn telescoop na het eerste euforische moment – wat Galilei gevoeld moet hebben, die dit allemaal als eerste had gezien – met afnemende frequentie. Nu heb ik hubblesite.org standaard ingesteld op mijn computer. Daar staan zulke prachtige foto’s op dat ik geen telescoop meer nodig heb. Je kunt die Hubblefoto’s enorm vergroten op je scherm. Vervolgens doe je de bureaulampen uit, en heb je een waar geluksmoment. Geen ander instrument heeft mij zo veel genoegen gedaan als de Hubbletelescoop.
Mathematisch talent
In een stad als Utrecht valt er aan de nachtelijke hemel niet veel meer te zien dan een paar heldere sterren. Maar op Texel is dat, zeker bij een heldere hemel eind oktober, wel anders. Daar is het een echt herfstgenoegen om te zien of je met het blote oog de Andromedanevel kunt zien. Dat is het verst verwijderde object dat met het blote oog waarneembaar is, op 2,5 miljoen lichtjaar van de aarde. Ook de Melkweg is daar in volle glorie te zien. U heeft trouwens geen telescoop nodig om sterren te bekijken, met een goede verrekijker valt ook veel te zien. Ondanks mijn belangstelling voor de sterren heb ik nooit overwogen astronomie te studeren. Ik begreep wel dat mijn mathematische talent daarvoor niet toereikend was.
Boek: Wat is geluk? – Maarten van Rossem