De indrukwekkende bundel De jacht op het verzet (2013) treedt in gruwelijk detail over het meedogenloze optreden van de Sicherheitsdienst (SD) en de Nederlandse politie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Feitelijk is het boek, dat verschenen is bij uitgeverij Balans, een vervolg op het eerder verschenen Jodenjacht (2011). Uit strafdossiers diepten de auteurs allerlei schokkende verhalen op van buitenproportioneel geweld tegen verzetslieden en doorsnee Nederlandse burgers.
Jodenjacht onderzocht al de rol van de Nederlandse politie bij de deportatie van de Joden, via Westerbork naar de concentratiekampen. Vijf auteurs die aan dat project meewerkten, gingen gelijk verder met een nog omvangrijker klus: hoe de Nederlandse politie, onder regie van de Sicherheitsdienst en Sicherheitspolizei, het verzet bestreed. In strafdossiers troffen de auteurs de namen aan van ongeveer 12.000 arrestanten, die door de bezetter waren opgepakt en – dat vooral – hardhandig werden aangepakt. Centraal in het onderzoek staat de vraag welke methoden de Duitse bezetters en hun Nederlandse handlangers gebruikten om repressieve krachten klein te krijgen.
Vier patronen
De verzamelde verhalen laten vier patronen zien. Ten eerste de enorme escalatie van geweld tegen de Nederlandse bevolking en verzetslieden sinds de April-meistaking van 1943. Vooral vanaf het najaar van 1944 – ook vanwege de mislukte aanslag op Hitler door Claus von Stauffenberg – overschreed het gedrag van de bezetter en diens kompanen alle vormen van menselijkheid en redelijkheid. Ten tweede wordt duidelijk dat de bezetter totaal van de kook raakte van kleine, weinigzeggende verzetsdaden of ludieke acties. De Duitsers reageerden hierop vaak met extreem geweld. Voorts viel het de auteurs op dat veel misdaden onder invloed van alcohol werden gepleegd, hetgeen tijdens latere processen overigens niet als verzachtende omstandigheid gold. En ten slotte speelde ‘de stijl van de leider’, harde persoonlijkheden die de toon zetten, een grote rol bij de organisatie van de repressie.
Jan Hagel
Van Liempt opent met twee nuttige artikelen waarin hij de organisatorische structuur schetst van het Duitse terreursysteem in Nederland. Aan het hoofd van deze organisatie stond ‘een man van staal’: Hanns Albin Rauter (1895-1949). Hij was de hoogste man van de SS en politiehoofd in Nederland, een Oostenrijkse nationaalsocialist van het eerste uur. Zijn superieuren waren SS-leider Heinrich Himmler en Rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart. Rauter kreeg in 1949 de doodstraf, onder meer vanwege het wrede neerslaan van de April-meistaking van 1943 – met 170 doden als gevolg, de sluiting van de Universiteit Leiden, standrechtelijke executies en het in beslag laten nemen van alle goederen van het Huis van Oranje.
Aan bod komt een aantal regionale potentaten van het repressiesysteem, onder wie de Nijmeegse politiecommissaris Coen Versloot, een harde en gedisciplineerde man die het verzet tot op het bot bestreed. En natuurlijk ook Willy Lages, de beruchte SD-leider in de provincies Noord-Holland en Utrecht. De Landwacht, een soort ‘hulppolitie’ die de bezetter hielp de orde te handhaven, krijgt ook de nodige regels. Over de Landwacht – in de volksmond hatelijk ‘Jan Hagel’ geheten – is in de historiografie betrekkelijk weinig geschreven. Dat betekent echter geenszins dat Landwachters niet van een verzetje hielden:
Gruwelijk was het schrikbewind dat een Landwacht-duo in Zwolle uitvoerde: Leo de Noo en Dirk Eijkelboom. Aan de wand van hun verhoorkamertje hing een bordje ‘Weest hard’. En dat waren ze. Beide mannen waren verantwoordelijk voor brute mishandelingen en moordpartijen.
Der Kopfjäger
Marie-Cécile van Hintum gaat uitvoerig in op drie regionale kopstukken van de SD in Nederland. Treffend beschrijft ze de ijverige, intelligente en knap ogende Willy Lages, bekend als lid van de “Vier van Breda”. Deze ogenschijnlijke gentleman was echter een groot liefhebber van de martelmethode ‘kromboeien’, waarbij mensen gebukt vastgeboeid werden en zo urenlang in een onnatuurlijke positie verkeerden. Bovenal was Lages betrokken bij diverse executies. Tijdens zijn proces, waarop hij de doodstraf kreeg opgelegd, loog Lages de complete rechtszaal aan elkaar. Lages wist nergens van. Maar zijn straf, door Juliana omgezet in levenslang, ontliep hij niet. De intelligente Lages overleed uiteindelijk aan een hersentumor, in 1971.
Verder passeert de streberige Richard Nisch de revue, alias Der Kopfjäger, de koppensneller van Maastricht. Hij pleegde minstens elf moorden, waarbij hij zonder pardon mensen een kogel door het hoofd joeg in het bijzijn van kleine kinderen; hoewel dit zonder kleine kinderen in de buurt natuurlijk ook niet galant is. Nitsch liet zich kennen als een eersteklas sadist, met als voornaamste hobby het dagenlang verhoren van mensen onder continue afranselingen.
Ten slotte zoomt Van Hintum in op Robert Lehnhoff. De rechter die hem na de oorlog ter dood veroordeelde, noemde Lehnhoff ‘de personificatie van de terreur’. Lehnhoff werkte in het beruchtste en gewelddadigste SD-hoofdkwartier van Nederland: het Scholtenhuis in Groningen. Zijn bruutheid bestond – een kleine impressie – uit het opvouwen van mensen in kasten waarvan je niet verwacht dat daar mensen inpassen, verzetslieden oprollen in dekens tot ze bewusteloos raken en langdurig aftuigen door hen met een gummiknuppel in de maag te slaan. Typerend is dat iemand die door hem urenlang ondervraagd en gemarteld was, besloot uit angst voor het vervolgverhoor de dag erop, zelfmoord te plegen door uit een raam van het Scholtenhuis naar beneden te springen. Hij was bang dat hij anders anderen zou verraden.
Fietspomp
De taak van de SD was om op drie typen personen te jagen: communisten, verzetslieden en natuurlijk Joden. Welke methoden ze daar in Nederland voor gebruikten, doet Elias van der Plicht uit de doeken. In zijn bijdrage beklemtoont hij dat de constante factor in het optreden van het Duitse ‘veiligheidsapparaat’ de toepassing van extreem geweld was.
Het is haast onvoorstelbaar wat er allemaal uit de kast gehaald werd om tegenstanders te dehumaniseren: met gummiknuppels in het gezicht slaan tot kaakbreuken aan toe, mensen meer dan vijftig uur achter elkaar tegen een muur zetten, op mensen inslaan met fietspompen of kettingen en ze aanhoudend gebeten laten worden door opgefokte honden. Wat ook voorkwam was met scherpe nagels gezichten openkrabben, mensen vastbinden aan gloeiendhete kachels of in ijskoud water stoppen, uithongeringsmethoden en seksuele intimidatie van het vrouwelijk geslacht.
Een beproefde tactiek van de nazi’s was het instellen van tipgeld voor hen die tegenstanders van het regime aangaven. De bedragen wisselden, maar liepen op tot 30 gulden per persoon. ‘Pas’ vanaf het voorjaar van 1943 werd ook kopgeld voor het aangeven van Joden ingevoerd, waarvan het bedrag varieerde van 7,50 tot 30 gulden.
Undercover barman
De overige hoofdstukken gaan over diverse andere nazimethoden om het gezag te handhaven of vergroten. Liesbeth Sparks besteedt aandacht aan de massale diefstal van de Duitsers. Verzetslieden die in Duitse handen vielen, werden systematisch kaalgeplukt. Diverse Landwachters en terreurorganisaties, zoals de Bloedgroep Norg in Drenthe, krijgen in haar artikel uitgebreide aandacht.
Bijzonder is het verhaal van de Haagse makelaar en verzetsman Reinder Zwolsman, die grote feesten organiseerde voor Duitsers, ze dronken voerde en zo informatie inwon die het verzet kon gebruiken om de nazi’s op het verkeerde been te zetten. Toen de Duitsers in de gaten hadden dat ze in de maling genomen werden, pasten ze dezelfde tactiek toe. De SD infiltreerde in het verzet via een undercover barman. Daarnaast maakte de SD gebruik van drank om arrestanten die niet wilden praten loslippiger te maken.
Fout fluitsignaal
De twee laatste hoofdstukken gaat over het trieste fenomeen van kleinschalig verzet met grote gevolgen en voorts Duitse executiepraktijken.
Op 13 mei 1941 voltrok zich in het eerstgenoemde verband in Maassluis een jongensdrama. Na een potje voetbal besloot een groepje van dertien jongens om in de plaatselijke haven wat te gaan chillen. In die haven lag altijd een konvooi Duitse schepen dat – de jongens wisten dat niet – de opdracht had om bij een schel fluitsignaal massaal de vlaggen te strijken. Een van de jongens floot zonder er bij na te denken, waarop de Duitse matrozen ijverig aan boord sprongen en als raketten de vlaggen naar beneden haalden. De chillende jongens kwamen niet meer bij van het lachen. Toen de matrozen dit tafereel in het vizier kregen, achtervolgden ze de vluchtende groep, pakten de jongemannen op en gooiden hen achter de tralies. Zes van de dertien jongens werden uiteindelijk veroordeeld tot transport richting een concentratiekamp. Vier van hen keerden nooit meer in Nederland terug.
Maar ook op pietluttige bezigheden als het lezen van een illegaal krantje of het luisteren naar een Engelse radiozender kon in het beroerdste geval de doodstraf volgen. Onschuldige grappen liepen soms fataal af. In Bedum tekende een jonge medewerker van een broodjeszaak voor de grap een hamer door een schuinhangende ‘G’ heen, waardoor het leek op het bekende communistische symbool. Een klant rapporteerde dit aan de lokale Landwacht en vertelde dat er communisten in de broodjeszaak werkten. Kort daarop namen nazisympathisanten de jongen mee en executeerden hem stante pede.
Slot
Om het in enkele woorden te zeggen: De jacht op het verzet is een gruwelijk sterke bundel. De bijdragen zijn stuk-voor-stuk meeslepend en de thematische opzet maakt de structuur van de verzetsjacht in Nederland in- en overzichtelijk. Natuurlijk is niet alle informatie over de Duitse terreur even nieuw of verrassend. Maar doordat de onderzoekers de misdadigers en de slachtoffers via levendige beschrijvingen een herkenbaar gezicht geven en diverse mishandelingen tot in detail beschrijven, raakt dit boek de lezer diep.
Er blijven na het omslaan van de laatste pagina vooral twee conclusies hangen. Allereerst het schokkende feit dat veel Nederlandse politieagenten zich (zeer) actief bezighielden met het opsporen en vervolgen van verzetslieden en onschuldige burgers. En ten tweede het buitenproportionele geweld van de SD en haar Nederlandse handlangers.
Boek: De jacht op het verzet – Ad van Liempt