‘Wonder en is gheen wonder’

Het leven en werken van Simon Stevin van Brugghe
6 minuten leestijd
Detail van een portret van Simon Stevin
Detail van een portret van Simon Stevin (Publiek Domein - wiki)

Bij uitgever Sterck en de Vreese verscheen onlangs een nieuw boek over de wis- en natuurkundige, vestingbouwer, taalkundige en intellectuele duizendpoot Simon Stevin van Brugghe, zoals de titel van het boek vermeldt. Aanleiding is het feit dat Stevin in 1620 overleed, nu dus vierhonderd jaar geleden, en dat dat voor zijn geboortestad reden is om aandacht te schenken aan deze beroemde zoon.

Dat gebeurt in een samenwerking tussen stadsarchief, musea, de universiteit van Gent en toeristische instanties in Brugge. Het zou immers mooi zijn als Stevin niet alleen in zijn eigen tijd ‘de wereld veranderde’, zoals de ondertitel van het boek stelt, maar ook na zijn dood de toeristische veste Brugge zou kunnen versterken. Bijvoorbeeld door lezers van Historiek uit te nodigen de gelijknamige tentoonstelling over Stevin in Musea Brugge te komen bezoeken.

Vergeten?

Standbeeld van Simon Stevin op het Simon Stevinplein in Brugge
Standbeeld van Simon Stevin op het Simon Stevinplein in Brugge (CC BY-SA 3.0 – VWAmFot – wiki)
Overigens laten zich wel wat vraagtekens plaatsen bij die roem van Stevin. In zijn vaderland werd hij tot in de negentiende eeuw vergeten, tot de Belgen na hun geslaagde opstand tegen Willem I en de protestantse Noord-Nederlanders in de jaren 1840 de behoefte hadden aan helden van eigen bodem. In Brugge verrees een groot standbeeld voor de ooit uitgeweken held, al was dat asiel in het Noorden – waarvan de Belgen zich net hadden bevrijd – pijnlijk genoeg voor een stevige ruzie tussen Frans- en Nederlandstaligen en tussen liberalen en katholieken. Voor sommige katholieken was Stevin, die als dertiger naar Leiden, Den Haag en Delft uitweek, nog altijd vooral ketter en landverrader. Afijn, uiteindelijk kregen rustiger stemmen de overhand op deze katholieke adrenaline en kreeg Stevin zijn monument, België en Brugge een held om te vieren.

Hoe zit dat in Nederland? Komt Stevin in het Nederlands onderwijs aan de orde? In Oriëntatie op de Geschiedenis – Basisboek voor de vakdocent, een handboek voor de lerarenopleiding geschiedenis, schittert de Brugse geleerde door afwezigheid, terwijl het gerenommeerde vuistdikke internationale handboek A history of Europe in the modern world van Palmer, Colton en Kramer, de Brugse ingenieur ook doodzwijgt. Gelukkig zet Geschiedenis van Nederland (Anne Doedens, Yolande Kortlever en Liek Mulder) Stevin wel neer als voorbeeld van wat ‘het Zuiden te bieden had’ toen na de val van Antwerpen in 1585 een tsunami van protestantse Vlamingen naar het Noorden stroomde. Zijn verdiensten lagen op het terrein van wis-, natuurkunde, vestingbouw en te velde bij het ondersteunen van prins Maurits in de jaren rond 1600. De zeilwagen, aldus Doedens, Kortlever en Mulder, was misschien zijn bekendste uitvinding, hij vermaakte de Prins en tal van gasten uit binnen- en buitenland mee. Toch was het een van de minder belangrijke. Het was toch vooral een ‘hebbeding’ voor de Prins, zo benadrukken de schrijvers van het hier te bespreken boek. Overigens, Stevin spreek je uit met de klemtoon op de eerste lettergreep. Zo doen ze dat ook in zijn land van herkomst, West Vlaanderen.

De zeilwagen en het prototype, ontworpen door Simon Stevin, op het strand van Scheveningen.
De zeilwagen en het prototype, ontworpen door Simon Stevin, op het strand van Scheveningen. (Publiek Domein – wiki)

Bolleboos

Uit dat boek blijkt temeer dat Simon Stevin die aandacht wel degelijk verdient. Wat er zo mooi is aan deze zestiende/zeventiende-eeuwse bolleboos is dat allerlei kwaliteiten in hem samenkomen. Aan de ene kant is hij de geniale geleerde die zijn traktaten bij voorkeur in het ‘Nederduyts’ schrijft, zoals hij de voertaal van de gewone man noemt, zodat die er wat aan heeft. Kennis moet renderen, je moet er wat aan hebben, de samenleving moet er mee vooruit. En dat kónden boekhouders met zijn werk over de dubbele boekhouding, ingenieurs met zijn werken over algebra, mechanica, weegkunst, molenaars met zijn octrooien voor het schakelen van molens, militairen met zijn ideeën over vestingbouw en stedenbouw. Voor al die ‘kundes’ schreef hij gezaghebbende opstellen met als motto dat, als je je voldoende in wetenschappelijke raadsels verdiepte, je vanzelf ontdekte hoe je ze kon doorgronden: Wonder en is gheen wonder was zijn devies.

Stevin was dus hoogst modern, hij wilde wetenschap dus ‘valoriseren’ zoals dat tegenwoordig heet en niet in de ivoren toren blijven. Nu kon dat in zijn geplaagde tijd ook niet anders, want het benarde Noorden had mannen als hem keihard nodig om overeind te blijven tegen het Spaanse geweld, dat het Zuiden vanaf midden jaren 1580 weer overspoelde. Volgens Jonathan Israël, die in zijn pil over de Republiek veel aandacht schenkt aan Stevin, was de inventieve Vlaming de man die ervoor zorgde dat ingenieurs uit dat kleine, nieuwe landje uitblonken op het terrein van de vestingbouw, golden als de ‘beste bouwers van stadsmuren, bastions, bolwerken en havens’. Stevin ’s boek ‘Sterctenbouwing’ uit 1594 droeg daar wezenlijk aan bij. Wetenschap moest dus theorie en praktijk met elkaar verbinden. Im termen van de Vlaamse ingenieur moesten ‘spiegelingh’ en ‘daet’ worden verbonden.

Stevins ideale stad
Stevins ideale stad

Eenheid

Stevin beperkte zich niet tot de techniek, hij dacht ook na over wat die nieuwe samenleving kon binden. Zo schreef hij in 1590, toen de beste jaren van die Zeven Provinciën nog voorbij de horizon lagen, een tekst over hoe burgers in die nieuwe staat, waar buitenlandse vorsten voor geen goud het gezag over wilden krijgen, met elkaar konden samenleven. Zonder een bindende godsdienst zou dat niet gaan, aldus Stevin, die vond dat ook wie al die gereformeerde dogma’s verfoeide, toch net moest doen alsof. Zonder dat fundament zou de samenleving met al zijn enorme verdeeldheid op religieus vlak en al die immigranten uit Portugal, Frankrijk en Vlaanderen het niet rooien. Een ‘minima moralia’, een minimum aan eenheid, kon alleen in godsdienst gevonden worden. Wie dat niet aanvaardde moest maar emigreren, vond Stevin. Dat had hij, per slot van rekening, zelf ook gedaan.

Net als Coornhert, Hugo de Groot, Hooft en vele andere vooraanstaande mannen van zijn tijd, geloofde Stevin ook in de kracht van de ‘Nederduytsche’ taal. Die had naar zijn gevoel kwaliteiten, die andere talen ontbeerden. Zo kende het Nederlands – zullen we nu maar even zeggen – veel meer krachtige, korte woorden dan andere talen om begrippen mee uit te drukken. Tegelijkertijd kon je er eindeloos veel samenstellingen in vormen. Stevin vond zijn eigen taal ook ontroerender en aangrijpender, een kwaliteit die zich anders dan de eerste twee nauwelijks laat bewijzen. Nederlands was dus een rijke taal en geschikt voor bestuur en wetenschap. Daarom creëerde Stevin talloze nieuwe woorden en vaktermen als wiskunde, natuur-, schei- en meetkunde en zou hij een ingenieursopleiding in Delft opzetten die de eigen ‘Duytse taal’ gebruikte. Je kunt je afvragen hoe hij zou denken over het overboord kwakken van die Nederlandse taal aan de universiteiten in onze eigen tijd.

Voorbeelden van Stevinwoorden:

“ghedachtenis, natuerlick, begheerde, besluyt, bol, reden, voorstel, evenaer, maniere, wijsheyt, deursichtighe, eenheyt, versoucker, boveplaets, bijl, zeylstreek, bolwerck, wallen, borstweer, veelhouck, stelling, houckmaet, reacklijn.”

Oneygen stelling

In dit Brugse boek over Simon Stevin komen al deze onderwerpen aan bod. Uitvoerig gaan de schrijvers in op de West-Vlaamse herkomst van moeder en vader Stevin (resp. Ieper en Veurne), de gouden of op zijn minst zilveren lepel in zijn mond / wieg, zijn tijd als klerk, kassier en boekhouder in Brugge. Na zijn vertrek naar het Noorden groeide hij in de kringen rond Maurits uit tot een soort minister van financiën en kwartiermaker van het leger. Hij bleef ook een handige doe-het-zelf wetenschapper van de hoogste orde, die behalve die beroemde zeilwagen molens, steden (ontwerp voor Batavia) en machines om schepen over dammen te tillen ontwierp. Daarnaast was hij een soort socioloog die nadacht over godsdienst en taal en de rol van de burgers in de staat. Aan moed ontbrak het hem evenmin want tijdens het Twaalfjarig Bestand bleef hij zijn in ongenade gevallen vriend Hugo de Groot opzoeken en familie van andere slachtoffers steunen. Dat lef bleek ook uit zijn steun voor de opvattingen van Copernicus in zijn boek over de beweging der planeten die niet star aan de hemel stonden, zoals Rome eiste, maar bewogen, dwaalden. Dat de ‘aardkloot’ aan de hemel stond vastgeklonken, vond hij een ‘oneygen stelling’. Dat kwam hem op felle kritiek te staan van calvinisten als de eerste rector aan de Groninger universiteit Ubbo Emmius.

Simon Stevin van Brugghe
Simon Stevin van Brugghe
Een belangwekkende man dus, een immigrant waar je in moeilijke tijden wat aan hebt of vanuit Vlaams perspectief, die je eigenlijk niet had kunnen missen. Dat is de les van dit van dit interessante boek, dat de diverse hoofdstukken – waarin helaas wel enige overlap te vinden is – rijkelijk lardeert met afbeeldingen van Brugge, de boeken van Stevin, molens, vestingen en vindingen uit diens rijke nalatenschap. Jammer is dat we niet meer lezen over de persoon en het karakter van deze vernufteling, over zijn gezin, vrouw en kinderen of reacties van tijdgenoten op diens optreden. Het ‘dagelijks leven’ dat de auteurs zeggen te willen beschrijven, had nog wel iets prominenter naar voren kunnen komen. Het boek is eerder introducerend dan diepgaand, maar daarmee geschikt voor een eerste kennismaking met deze geleerde Bruggelinck, een van de ‘belangrijkste en meest veelzijdige wetenschappers’ van zijn tijd.

Een boek om goesting van te krijgen om Brugge weer eens te bezoeken.

Boek: Simon Stevin van Brugghe

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×