Pioniers in stilte
In 1956 wordt op een benedenverdieping in de Brusselse rand geschiedenis geschreven. Het toneel is een huis in een residentiële wijk. De hoofdrolspelers zijn een jong echtpaar. Robert ‘Bob’ Schoysman is een charismatische man met een uiterlijk waar je geen leeftijd op kunt plakken. Hij is dertig, maar zou ook jonger of ouder kunnen zijn. Andrée Deboeck is een achtentwintigjarige vrouw met haar haren in een paardenstaart.
Bob en Andrée leren elkaar kennen tijdens hun opleiding geneeskunde aan de Université Libre de Bruxelles, waar ze elkaar aantrekken zoals tegengestelden dat soms vermogen. Hij is extravert, sociaal, luid. Zijn vrienden beschrijven hem als een cowboy littéraire omdat hij roekeloosheid combineert met een liefde voor cultuur. Hij is geen rustige kunstminnaar die schoonheid hoogstens met een glas rode wijn viert, maar een onbesuisde schenenschopper die te pas en te onpas Shakespeare citeert of zomaar in een andere taal begint te spreken. Hij is niet iemand die moeite doet om zich te gedragen, maar iemand die bewust provoceert. Wie hem niet kent, vermoedt dat hij zich vooral in kunst verdiept om ermee te kunnen uitpakken.
Andrée is introvert, bescheiden en stil. Zij is de rust waarmee Bob zich graag omringt, de plankenvloer waarop hij in de schijnwerpers mag staan. Ze is niet roekeloos, maar bedachtzaam. Ze is een betere student dan haar aanstaande echtgenoot. Hij heeft ideeën, zij heeft het geduld om ze ook uit te werken. Hij gelooft in talent, zij in hard werk.
Het eerste Belgische donorkind
Bob en Andrée zijn die dag niet alleen op de benedenverdieping in de Brusselse rand. Er is nog een onzichtbaar personage op de scène, over wie we niets weten behalve dat ze een kind wil. Bob en Andrée helpen haar om moeder te worden. Omdat haar echtgenoot onvruchtbaar is, verwekken ze een kind met het zaad van een onbekende man. Met een spuit zonder naald wordt sperma opgespoten. Negen maanden later volgt een historische gebeurtenis: het eerste Belgische donorkind wordt geboren. Zijn of haar identiteit is onbekend, net als die van de ouders.
Al is het juister om te zeggen dat er algemeen wordt aangenomen dat Bob en Andrée het eerste Belgische donorkind hebben verwekt. Zij worden gezien als pioniers die de weg baanden voor anderen. Toch is het onwaarschijnlijk dat Bob en Andrée de eersten waren, want donorinseminaties gebeurden elders al veel vroeger.
Platonische zwangerschap
Het idee is zelfs eeuwenoud. Meer dan duizend jaar geleden bestond er al een vermoeden dat je zwanger kon worden zonder lichamelijk contact. In een vijfde-eeuwse Babylonische passage uit de Talmoed wordt een maagd zwanger omdat een man heeft geëjaculeerd in haar badwater. Een dertiende-eeuws theologisch traktaat behandelt de vraag of een kind een bastaard is als de vrouw zwanger werd door op vuile lakens te liggen. Volgens een Hebreeuwse legende uit de veertiende eeuw bezwangerde de profeet Jeremia per ongeluk zijn eigen dochter, wederom omdat zij zich waste in dezelfde badkuip.

De Britse feministe Marie Stopes, die we vooral kennen van haar pleidooien voor anticonceptie en vrouwelijk seksueel genot, is een typisch voorbeeld. In haar beroemde boek Married Love uit 1918 verdedigde ze donorinseminaties vurig. Ze vond het oneerlijk dat een vrouw moest lijden onder een kinderloos huwelijk, terwijl het vaak de man was die onvruchtbaar was. Maar wanneer Stopes zich voor de rechtbank moest verantwoorden voor de ‘lasterlijke’ inhoud van haar boek, suste een getuige vanaf de beklaagdenbank:
‘Ik twijfel of er in ons land een arts bestaat die dit al heeft gedaan. Het is beter bekend in Amerika.’
Amerikaanse gekkigheid

Volgens eigentijdse schattingen liepen er in 1950 ongeveer twintigduizend Amerikaanse donorkinderen rond. De meeste Europeanen beschouwden donorinseminaties daarom als een Amerikaanse gekkigheid, zoals drive-inbioscopen, atoombommen of fastfood. Toch groeide het aantal donorkinderen ook in landen zoals Engeland, Frankrijk en Nederland.
Rechtszaken
Deze ‘kunstmatig verwekte kinderen’ of ‘proefbuisbaby’s’ – zoals ze toen werden genoemd – gaven soms aanleiding tot sensationele rechtszaken. Al in 1920 daagde een Canadese man, Frederick Orford, zijn Britse vrouw Lillian voor de rechter omdat ze zonder zijn medeweten of toestemming een donorbaby zou hebben gekregen. Het koppel kon geen kinderen krijgen, maar na een bezoek aan haar moederland was Lillian zwanger van het vliegtuig gestapt, terwijl ze haar man dus al maanden niet had gezien. Lillian beweerde dat ze Frederick trouw was gebleven, maar dat ze in blijde verwachting was dankzij een donorinseminatie.
Ik probeerde mezelf alleen maar te genezen voor mijn man…
…zwoer Lillian. Ze verloor de rechtszaak: haar ex-echtgenoot hoefde geen alimentatie te betalen voor het kind.
In Schotland spande Ronald MacLennan een gelijkaardig proces aan tegen zijn echtgenote Margaret. Na een kort en ellendig huwelijk was Margaret naar de Verenigde Staten vertrokken. Nadat ze aan de andere kant van de Atlantische Oceaan was bevallen van een dochtertje, vroeg Ronald de echtscheiding aan op grond van overspel. Margaret beweerde daarop dat ze zwanger was geraakt door een behandeling met donorsperma, wat volgens haar niet hetzelfde was als vreemdgaan. De rechtbank gaf haar gelijk. Volgens het vonnis vereiste overspel ‘vleselijk contact met een vreemd of onwettelijk orgaan’. De aan- of afwezigheid van een onwettelijk orgaan ten spijt, ging de echtscheiding toch door.
Politieke bemoeienis
Aangevuurd door deze rechtszaken gingen ook politici zich ermee bemoeien. Ze overwogen om donorinseminaties te verbieden, nerveus als ze waren over de talrijke vragen die de techniek opwierp. Mocht een donorkind zomaar worden beschouwd als het wettige kind van een steriele echtgenoot of moest hij het kind eerst adopteren? Kon een kind aanspraak maken op de erfenis van de spermadonor? Konden mannen hun echtgenotes aanklagen voor overspel als zij een donorkind hadden gekregen zonder hun toestemming? En wat als twee donorkinderen per ongeluk met elkaar trouwden omdat ze niet wisten dat ze familie waren?

Wetenschappelijke genootschappen namen wel stelling in. In Frankrijk oordeelde de Académie des sciences morales et politiques in 1949 dat donorkinderen niets minder waren dan ‘een aanval op de grondslagen van het huwelijk, het gezin en de samenleving’. Ook een studiecommissie van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst besliste dat donorinseminatie volstrekt ontoelaatbaar was.